ECLI:NL:GHSHE:2022:2557

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
200.304.890_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens gebrek aan rechtskracht van de bestreden beschikking

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingeleid door de vader, die gedetineerd is, tegen de moeder van hun minderjarige kind. De vader vordert dat de moeder haar medewerking verleent aan een omgangsregeling die eerder door de rechtbank Limburg is vastgesteld. De rechtbank had bepaald dat de vader één keer per maand omgang zou hebben met de minderjarige, onder begeleiding van een professional, en dat er wekelijks Skype-contact zou zijn. De moeder heeft echter verweer gevoerd en de vorderingen van de vader zijn in eerste aanleg afgewezen, met uitzondering van de maandelijkse omgang.

Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is gebleken dat er een tussenbeschikking is gegeven door de rechtbank Limburg, waarin een raadsonderzoek is gelast en een voorlopige omgangsregeling is vastgesteld. Het hof oordeelt dat de beschikking van 7 juli 2021, waar de vader zijn vorderingen op baseert, geen rechtskracht meer heeft door de latere beschikking van 14 april 2022. Hierdoor kan de vader niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat er geen grondslag meer is voor zijn vorderingen. Het hof compenseert de proceskosten, gezien de aard van de procedure en de relatie tussen partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
zaaknummer 200.304.890/01
arrest van 26 juli 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] , thans gedetineerd in de PI [locatie] ,
eiser in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.M. de Jong,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats]
gedaagde in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.A.N. Lap,
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost-Brabant, locatie Roermond,
hierna te noemen: de raad.
op het bij exploot van dagvaarding van 22 december 2021 ingeleide hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen vonnis in kort geding van 25 november 2021, tussen eiser en gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/03/297994 / KG ZA 21-387)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis in kort geding.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het procesdossier uit eerste aanleg;
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord.
2.2.
Op 7 juli 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de advocaat van de moeder,
- de raad, vertegenwoordigd door [persoon A] .
2.3.1.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.2.
De advocaat van de vader heeft tijdens de mondelinge behandeling een mail van 5 mei 2022 overhandigd van de advocaat van de moeder gericht aan de raad.
2.4.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken uit eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie tussen de moeder en de vader is geboren:
- [het kind] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2019. De ouders gebruiken allebei een andere voornaam, zodat het hof haar verder zal noemen: de minderjarige.
3.2.
De minderjarige is door de vader erkend. De moeder oefent het eenhoofdig gezag uit over de minderjarige. De minderjarige woont bij de moeder.
3.3.
De vader is gedetineerd en verblijft in de PI in [locatie] .
3.4.
Bij beschikking van 7 juli 2021 heeft de rechtbank - voor zover in deze procedure van
belang - een omgangsregeling vastgesteld tussen de vader en de minderjarige, waarbij:
- de minderjarige één keer per maand omgang zal hebben met de vader onder begeleiding van een door partijen te kiezen professional, waarbij de invulling van de omgang afhankelijk is van de mogelijkheden van de instelling waar de vader verblijft;
- één keer per week er een Skypecontact zal zijn tussen de minderjarige en de vader.
De procedure bij de rechtbank
3.5.
In deze procedure vordert de vader de moeder te verplichten haar medewerking te verlenen aan het laten plaatsvinden van de contactregeling zoals deze is opgelegd door de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 7 juli 2021, en voorts te bepalen dat de moeder een dwangsom verschuldigd zal zijn van € 250,- per dag dat zij in gebreke is haar medewerking daaraan te verlenen.
3.6.
De moeder heeft hiertegen verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van de vader, onder veroordeling van de vader in de proceskosten van het geding.
3.7.
Bij vonnis in kort geding van 25 november 2021, waarvan beroep, heeft de voorzieningenrechter de moeder veroordeeld tot medewerking aan de omgang één keer per maand tussen de minderjarige en de vader, onder begeleiding van een door partijen te kiezen professional, conform hetgeen is bepaald in de beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 7 juli 2021. De vorderingen van de vader ten aanzien van de Skype-regeling en de dwangsom zijn afgewezen, alles onder compensatie van de proceskosten.
De procedure bij het hof
3.8.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. Bij memorie van grieven heeft de vader een aantal grieven aangevoerd en
geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis, zo nodig onder verbetering en/of aanvulling van de gronden, en opnieuw rechtdoende, alsnog de vorderingen van de vader toe te wijzen, alles onder veroordeling van de moeder in de kosten van beide procedures.
3.9.
De vader heeft hiertoe drie grieven aangevoerd. De grieven gaan over:
- de nakoming van de omgangsregeling, voor zover die ziet op het Skype-contact van één keer per week (grief 1);
- de noodzaak van een bodemprocedure (grief 2);
- de gevorderde dwangsommen (grief 3).
3.10.
Aan zijn vordering legt de vader – kort samengevat – het volgende ten grondslag. De vader wil graag dat het contact tussen hem en de minderjarige hersteld wordt. De vader betreurt het dat hij al meer dan één jaar geen contact heeft met de minderjarige. De vader betwist dat de Skype-contacten eerder niet goed zijn verlopen en de moeder heeft eenzijdig en zonder enig overleg de Skype-contacten stopgezet. Het Skype-contact kan ook vanuit de PI onder begeleiding plaatsvinden.
3.11.
De moeder heeft de grieven weersproken en geconcludeerd het bestreden vonnis in stand te laten en de vader te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.12.
De moeder voert – kort samengevat – het volgende aan. De moeder heeft haar medewerking aan de Skype-gesprekken meerdere keren verleend, maar het verloop daarvan is in strijd met de belangen van de minderjarige. De vader richt zich tijdens de gesprekken op niet-functionele wijze tot de moeder, zodat de moeder de Skype-gesprekken heeft stopgezet.
3.13.
Het hof zal de grieven gezamenlijk bespreken.
3.13.1.
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is gebleken dat de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, in de tussen partijen lopende bodemprocedure, op 14 april 2022 een tussenbeschikking heeft gegeven. Daarin heeft de rechtbank een raadsonderzoek gelast en de raad verzocht rapport en advies uit te brengen over de vraag of en hoe de omgangsregeling tussen de minderjarige en de vader in het belang van de minderjarige is. Daarnaast heeft de rechtbank bij die beschikking een voorlopige omgangsregeling bepaald, waarbij in het geval de raad dit veilig en verantwoord acht er (proef)contacten zullen plaatsvinden onder regie van de raad. De beslissing is voor het overige aangehouden. Het gaat in de beschikking van 14 april 2022 om een gedeeltelijke eindbeschikking waarbij, zij het voor een voorlopige periode, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken definitief is vastgesteld.
Dit betekent dat daarmee de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 7 juli 2021 is gewijzigd. Het hoger beroep van de vader strekt daarmee thans tot nakoming van een beschikking die geen rechtskracht meer heeft en waarvan dus geen nakoming meer kan worden gevorderd. Het hof komt aan een inhoudelijke behandeling daarom niet toe.
3.13.2.
Dit leidt ertoe dat de vader niet-ontvankelijk verklaard zal worden in het hoger beroep tegen het bestreden vonnis.
Het hof zal de proceskosten compenseren, gelet op de aard van de procedure en het feit dat partijen een relatie hebben gehad.
4. De uitspraak
Het hof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.J.F. Manders, E.M.C. Dumoulin en H.J. Witkamp en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 juli 2022.
griffier rolraadsheer