ECLI:NL:GHSHE:2022:2557
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens gebrek aan rechtskracht van de bestreden beschikking
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingeleid door de vader, die gedetineerd is, tegen de moeder van hun minderjarige kind. De vader vordert dat de moeder haar medewerking verleent aan een omgangsregeling die eerder door de rechtbank Limburg is vastgesteld. De rechtbank had bepaald dat de vader één keer per maand omgang zou hebben met de minderjarige, onder begeleiding van een professional, en dat er wekelijks Skype-contact zou zijn. De moeder heeft echter verweer gevoerd en de vorderingen van de vader zijn in eerste aanleg afgewezen, met uitzondering van de maandelijkse omgang.
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is gebleken dat er een tussenbeschikking is gegeven door de rechtbank Limburg, waarin een raadsonderzoek is gelast en een voorlopige omgangsregeling is vastgesteld. Het hof oordeelt dat de beschikking van 7 juli 2021, waar de vader zijn vorderingen op baseert, geen rechtskracht meer heeft door de latere beschikking van 14 april 2022. Hierdoor kan de vader niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat er geen grondslag meer is voor zijn vorderingen. Het hof compenseert de proceskosten, gezien de aard van de procedure en de relatie tussen partijen.