ECLI:NL:GHSHE:2022:2544

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
200.282.735_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van factuur en opdrachtgever in samenwerkingsovereenkomst voor golfbaanproject

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Colflor en Nova Course Golfconsultancy B.V. (NCG) over de betaling van een factuur van € 7.260,00 die NCG aan Colflor heeft gestuurd voor adviserende werkzaamheden in het kader van een golfbaanproject. Colflor betwist dat zij de opdrachtgever was en stelt dat de factuur op verzoek van NCG op haar naam is gezet, maar dat de betaling door een derde partij, [B.V. 1], zou moeten plaatsvinden. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vordering van NCG grotendeels toegewezen, wat Colflor heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat NCG inderdaad werkzaamheden voor Colflor heeft verricht en dat Colflor de factuur dient te betalen. Het hof oordeelt dat uit de communicatie tussen partijen blijkt dat Colflor de opdrachtgever was en dat de afspraak was gemaakt dat zij de factuur zou betalen. De argumenten van Colflor dat de factuur om administratieve redenen op haar naam is gezet, werden door het hof niet overtuigend geacht. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt Colflor in de proceskosten van het hoger beroep.

De beslissing van het hof houdt in dat Colflor de kosten van beide instanties moet vergoeden, inclusief wettelijke rente en nakosten. Dit arrest is uitgesproken op 26 juli 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer gerechtshof: 200.282.735
(zaaknummer rechtbank Limburg, locatie Roermond: 8188241\ CV EXPL 19-8281)
arrest van 26 juli 2022
in de zaak van
Colflor en Co B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Colflor,
advocaat: mr. B.H.A. Augustin,
tegen
Nova Course Golfconsultancy B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: NCG,
advocaat: mr. P.D. Bosma,

1.Waar het in deze zaak over gaat

1.1.
In het voorjaar van 2014 is Colflor een samenwerking aangegaan met NCG, [B.V. 1], [persoon A] en [[X]] Golfarchitect om te proberen een golfbaan te realiseren in [plaats] (hierna: het project). NCG heeft in de maanden mei tot en met augustus 2014 een adviserende rol vervuld in het project en een businessplan geschreven. NCG heeft op 5 september 2014 een factuur voor een bedrag van € 7.260,00 aan Colflor gestuurd.
1.2.
Partijen hebben een geschil over de vraag of Colflor de opdrachtgever is voor de door NCG verrichte werkzaamheden en of Colflor (daarom) de factuur van NCG dient te betalen.

2.De procedure bij de kantonrechter

2.1.
NCG heeft bij de kantonrechter gevorderd - samengevat - dat Colflor wordt veroordeeld tot betaling van € 10.566,03 (€ 7.260,00 hoofdsom, € 2.568,03 rente en € 738,00 buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
De kantonrechter van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, heeft bij vonnis van 24 juni 2020 de hoofdsom en de rente toegewezen, in totaal een bedrag van € 9.868,03. De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten is toegewezen tot een bedrag van € 40,00.

3.Het procesverloop in hoger beroep

3.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 20 oktober 2020 hier over. Het verdere verloop blijkt uit:
- de memorie van grieven van 11 januari 2022,
- de memorie van antwoord van 18 maart 2022.
3.2.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

4.De vordering in hoger beroep

4.1.
Colflor vordert in hoger beroep dat het hof het bestreden vonnis vernietigt en de vorderingen van NCG alsnog volledig afwijst. De grieven leggen het geschil in volle omvang aan het hof voor en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.De beoordeling in hoger beroep

5.1.
Tussen partijen staat vast dat NCG verschillende werkzaamheden in de periode van mei tot en met augustus 2014 heeft verricht voor het project en dat zij hiervoor een factuur van € 7.260,00 (inclusief btw) mocht sturen. Voor de vraag of Colflor deze factuur dient te betalen, acht het hof het volgende van belang.
5.2.
NCG stelt dat Colflor de opdrachtgever was van de door haar uitgevoerde werkzaamheden. Colflor betwist dit en voert aan dat tijdens de vergadering van 4 september 2014 de afspraak is gemaakt dat [B.V. 1] de factuur van NCG zou betalen. In de notulen van deze vergadering staat onder andere:
“De opdracht tot aanleg van de groencompensatie en aanleg baan, vormen de basis voor samenwerking en door vooraf opdrachtverstrekking te verlenen tevens de basis voor financiering van aanloopkosten. De [B.V. 1]. HK, heeft ingestemd met de aanleg van de groencompensatie van tenminste € 300.000 en de bouw van de baan tegen commerciële prijs. Als tegenprestatie dekt [B.V. 1] HK voor
€ 60.000 de eerste aanloopkosten. HK zal hiervoor een contract opstellen.
[B.V. 1] HK zal middels de in deze vergadering goedgekeurde nota's zorgdragen voor betaling. De 1e nota's zijn van [[X]] golfarchitect (€ 5.000), NCG (€ 6000) en kosten Colflor & Co bv
(€ 9000). Aian [[X]] wordt gevraagd zijn (deel) nota op te maken volgens afspraak, NCG en Colflor idem. Actie AT.”
5.3.
Bij de beoordeling van het verweer van Colflor acht het hof het volgende van belang. Op 5 september 2014 heeft NCG naar Colflor de factuur gestuurd, waarvan in deze procedure betaling wordt gevorderd. Vervolgens heeft Colflor op 11 september 2014 aan NCG een e-mail gestuurd waarin staat:
“Zoals besproken stuur je eerst de notulen (vandaag hoop ik) vervolgens kan ik morgen de factuur [B.V. 1].
Sturen
n.b. factuur moet op Colflor en Co. Bv!
groet
yvo
betalingen worden verricht nadat [B.V. 1] onze factuur voldaan heeft.”
5.4.
Colflor heeft dus zelf verzocht om de factuur van NCG op haar naam te zetten en daarbij aangegeven dat de factuur door haar zal worden voldaan nadat zij betaling van [B.V. 1] zou hebben ontvangen. Op 18 september 2014 heeft Colflor vervolgens een factuur naar [B.V. 1] gestuurd waarbij de voornoemde factuur van NCG aan Colflor werd doorbelast aan [B.V. 1].
5.5.
Uit het voorgaande kan niet anders worden afgeleid dan dat partijen hebben afgesproken dat Colflor de factuur van NCG zou betalen en dat Colflor dit bedrag zou doorbelasten aan [B.V. 1]. Dat Colflor de opdrachtgever was van NCG volgt ook uit de getuigenverklaring van de directeur van Colflor van 19 februari 2018 in een andere procedure:
“Begin 2014 nam Mineur van DCGV contact met mij op voor de ontwikkeling en exploitatie van een golfbaan in [plaats]. Daar is een intentieovereenkomst uit voortgevloeid. Vervolgens heb ik [persoon B], [persoon A] en [persoon C] erbij betrokken en naderhand ook [[X]], dat liep min of meer synchroon. [[X]] heeft ontwerpschetsen gemaakt voor de golfbaan. Door DCGV is ook een businessplan gevraagd en dat hebben wij in 2014 laten opstellen door Nova Course. Dat is een adviesbureau van [persoon A]. Met “wij” bedoel ik [persoon D] en ik.”
5.6.
Naar het oordeel van het hof heeft Colflor onvoldoende gemotiveerd betwist dat zij de opdrachtgever was van NCG en dat zij de factuur van NCG dient te betalen. Van Colflor had mogen worden verwacht dat zij voldoende zou hebben toegelicht waaruit volgt dat niet zij maar [B.V. 1] de opdrachtgever van NCG was nu (i) zij naar eigen zeggen de initiatiefnemer was van het project, (ii) de factuur op haar verzoek op haar naam is gezet, (iii) en de directeur van Colflor in een andere procedure heeft verklaard dat hij de opdracht aan NCG heeft gegeven. Colflor heeft slechts gesteld dat de factuur van NCG op naam van Colflor is gesteld om administratieve redenen. Zonder verdere toelichting, die ontbreekt, is onbegrijpelijk waarom dit zou moeten leiden tot de conclusie dat NCG Colflor niet kan aanspreken voor betaling van haar factuur. Daarnaast wordt Colflor niet gevolgd in haar stelling dat uit de notulen van de vergadering van 4 september 2014 blijkt dat partijen hebben afgesproken dat alleen [B.V. 1] kan worden aangesproken voor betaling van de factuur van NCG nu juist uit de handelswijze van partijen kort na de vergadering van 4 september 2014 moet worden afgeleid dat partijen tijdens de vergadering hebben afgesproken dat de factuur van NCG door Colflor zou worden betaald, zie r.o. 5.5. Dat NCG in december 2015 ook een factuur aan [B.V. 1] heeft gestuurd, kan niet tot een ander oordeel leiden omdat NCG onweersproken heeft gesteld dat dit in overleg met Colflor is gebeurd om betaling van [B.V. 1] te bewerkstelligen.
5.7.
Gezien het voorgaande wordt het bewijsaanbod van Colflor gepasseerd omdat er geen - niet vaststaande - stellingen van Colflor zijn die, indien die na bewijslevering zouden komen vast te staan, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden.
Conclusie: vonnis kantonrechter blijft in stand
5.8.
De bezwaren (grieven) die Colflor tegen het vonnis van de kantonrechter aanvoert gaan niet op. Dat vonnis blijft dus in stand (wordt bekrachtigd).
Proceskostenveroordeling
5.9.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof Colflor in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van NCG zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 760,00
- salaris advocaat
€ 2.228,00(2 punten x tarief II á € 1.114,00)
Totaal € 2.988,00
5.10.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
6.1.
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 24 juni 2020,
6.2.
veroordeelt Colflor in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van NCG op € 2.988,00, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening,
6.3.
veroordeelt Colflor in de nakosten, begroot op € 163,00, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,00 in geval niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening,
6.4.
verklaart de veroordelingen onder 6.2 en 6.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.J.H.G. Bronzwaer, O.G.H. Milar en P. Kuipers en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2022.
griffier rolraadsheer