ECLI:NL:GHSHE:2022:2536

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
20-001373-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake wapenbezit en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 26 juni 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1989, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet bewezen kan worden dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van de wapens en munitie, en heeft hem vrijgesproken van het eerste feit. Echter, het hof heeft wel bewezen geacht dat de verdachte op 1 mei 2017 een vlindermes voorhanden heeft gehad. Het hof heeft de verdachte strafbaar verklaard en een geldboete van € 225,00 opgelegd, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens is het vlindermes onttrokken aan het verkeer. Het hof heeft de beslissing gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001373-20
Uitspraak : 15 maart 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 26 juni 2020, in de strafzaak met parketnummer 02-800313-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met aanvulling van de door verdachte ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring, voor zover bruikbaar voor het bewijs.
Door de verdediging is bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van het hem onder 1 en 2 tenlastegelegde. Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 april 2017 te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht, en/of
Bergen op Zoom, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een wapen van categorie II, te weten een ((semi)automatisch) aanvalsgeweer
(merk Zastava, goednummer 1713364) en/of
- een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Zastava, goednummer
1713363), en/of
- munitie van categorie III, te weten ca. 9 "scherpe" volmantel
kogelpatronen (kaliber 7,62 x 25 Tokarev, goednummer 1717254) en/of 26
"scherpe" volmantel kogelpatronen (7,62 x 39 mm, goednummer 1717253),
voorhanden heeft gehad.
2.
hij op of omstreeks 01 mei 2017 te Breda, in elk geval in Nederland,
een wapen, van categorie I, onder 1°, te weten een vlindermes, voorhanden
heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 1
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie is vereist dat de verdachte een wapen of munitie bewust aanwezig heeft gehad. Verder is voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
Het hof is van oordeel dat niet op grond van wettige bewijsmiddelen buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de onder 1 tenlastegelegde wapens en munitie, zodat de verdachte reeds om die reden dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1 tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 mei 2017 te Breda een wapen van categorie I, onder 1°, te weten een vlindermes, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsvrouw heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat het vlindermes is aangetroffen in de woning van verdachte, onder zijn bed, op het moment dat verdachte vastzat. De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat meerdere mensen toegang hadden tot de betreffende woning van verdachte en zijn vorige woning. Het is denkbaar, aldus de raadsvrouw, dat het mes is mee verhuisd naar de woning van verdachte. Onder meer de ex-vriendin van verdachte en zijn broertjes hadden toegang tot de plek waar het mes is gevonden, maar ook tot de vorige woning van verdachte. Mogelijk heeft iemand anders het mes in de tas gedaan voor de verhuizing en is het mes zo (onbewust) onder het bed terecht gekomen. Voorts is er geen dacty- of DNA-onderzoek gedaan. Het mes kan niet aan de verdachte worden toegeschreven, enkel en alleen op basis van de vindplaats.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte is op 29 april 2017 aangehouden en in verzekering gesteld. Op 2 mei 2017 is hij voorgeleid bij de rechter-commissaris en is een bevel tot bewaring verleend. Bij de doorzoeking op 1 mei 2017 van de woning van verdachte aan de [adres] was niemand aanwezig en is in de slaapkamer onder het bed van de verdachte een Albert Heijn-tas aangetroffen met daarin een externe harde schijf van Samsung (inclusief een zwarte hoes) en een vlindermes. Verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat hij op voornoemd adres in een woning, bestaande uit 2 verschillende kamers, destijds alleen woonde, dat het bed zijn bed was en onder zijn bed een opslag van spullen was en dat hij een externe harde schijf van Samsung heeft gehad.
Gelet op de plaats waar het vlindermes is aangetroffen – in de woning van de verdachte, waar alleen hij woonachtig was, in een Albert Heijn-tas onder zijn bed -, alsmede de omstandigheid dat in deze Albert Heijn-tas ook een externe harde schijf van Samsung (inclusief een zwarte hoes) van verdachte zat, is het hof van oordeel, dat van verdachte daarvoor een redelijke verklaring mag worden verlangd.
Het hof acht de door verdachte gestelde toedracht omtrent de aanwezigheid van het vlindermes onwaarschijnlijk, nu die toedracht niet meer inhoudt dan een niet nader gespecificeerde bewering. De bewering dat een ander het vlindermes in de Albert Heijn-tas heeft gestopt en dat het vlindermes zo (onbewust) onder het bed terecht is gekomen, is naar het oordeel van het hof op geen enkele wijze onderbouwd of aannemelijk geworden. Aldus staat voor het hof genoegzaam vast dat verdachte dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het vlindermes en dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen en komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vlindermes. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen brengt het risico mee dat hiervan tegenover derden gebruik wordt gemaakt.
Het hof neemt bij het bepalen van de straf de LOVS-oriëntatiepunten voor het voorhanden hebben van een mes van categorie I onder 1°, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, als uitgangspunt.
Tevens constateert het hof dat er in eerste aanleg sprake is geweest van overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM. De doorzoeking waarbij het wapen is aangetroffen vond plaats op 1 mei 2017 en het vonnis is op 26 juni 2020, en aldus niet binnen twee jaar nadien, gewezen. Gelet op de op te leggen straf zal het hof echter volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden en ziet het hof hierin geen aanleiding om de op te leggen straf te verminderen.
Alles afwegende acht het hof een geldboete van € 225,00 met aftrek van voorarrest passend en geboden. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Bij het opleggen van de geldboete zal het hof op de voet van artikel 27, derde lid, Wetboek van Strafrecht, bevelen dat de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de op te leggen geldboete daarop geheel in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van € 50,00 per dag.
Beslag
Het hof is van oordeel dat het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een vlindermes, vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, nu dit een voorwerp betreft met betrekking tot welke het onder 2 bewezenverklaarde is begaan, terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Ten aanzien van de overige op de beslaglijst vermelde voorwerpen overweegt het hof dat deze voorwerpen niet onder de verdachte in beslag zijn genomen. Het hof zal ten aanzien van deze overige goederen geen beslissing nemen, nu daarop reeds is beslist door de rechtbank in de vonnissen van andere verdachten. De rechtbank heeft daartoe in haar vonnis overwogen dat deze goederen zullen worden onttrokken aan het verkeer in de vonnissen van de verdachten waaronder deze goederen in beslag zijn genomen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 36b, 36c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 225,00 (tweehonderdvijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 vlindermes (G1717205) zilverkleurig.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.M. Gielen-Winkster, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. J.F. Dekking, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 15 maart 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.