In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 26 juni 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1989, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet bewezen kan worden dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van de wapens en munitie, en heeft hem vrijgesproken van het eerste feit. Echter, het hof heeft wel bewezen geacht dat de verdachte op 1 mei 2017 een vlindermes voorhanden heeft gehad. Het hof heeft de verdachte strafbaar verklaard en een geldboete van € 225,00 opgelegd, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens is het vlindermes onttrokken aan het verkeer. Het hof heeft de beslissing gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.