ECLI:NL:GHSHE:2022:2510

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
20-002622-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake hennepteelt en voorbereidingshandelingen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf en een geldboete in verband met hennepteelt en voorbereidingshandelingen. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een geldboete van € 5.000,00. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en de verdachte opnieuw zal veroordelen. De verdediging heeft primair bepleit dat de dagvaarding nietig verklaard moet worden en dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Het hof heeft de argumenten van de verdediging verworpen en geoordeeld dat de tenlastelegging geldig was. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders stoffen en voorwerpen voorhanden hebben gehad die bestemd waren voor grootschalige hennepteelt. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de voorbereidingshandelingen en het voorhanden hebben van hennep. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van voorarrest, en de in beslag genomen goederen zijn onttrokken aan het verkeer. Het hof heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn van de strafvervolging is geschonden, wat heeft geleid tot een lagere straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002622-20
Uitspraak : 21 februari 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 19 november 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 02-665167-18 en 02-665872-16, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank ter zake van, kort gezegd:
  • medeplegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt (zaak met parketnummer 02-665167-18, feit 1 primair);
  • medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 57 gram hennep (zaak met parketnummer 02-665167-18, feit 2);
  • medeplegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt (zaak met parketnummer 02-665872-16, primair);
veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en een geldboete ter hoogte van € 5.000,00, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Voorts heeft de rechtbank beslist op het beslag.
Van de zijde van de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het in de zaak met parketnummer 02-665167-18 onder 2 tenlastegelegde, het in de zaak met parketnummer 02-665167-18 onder 1 primair en het in de zaak met parketnummer 02-665872-16 primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en tot een geldboete ter hoogte van € 4.800,00, subsidiair 58 dagen hechtenis.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen conform de rechtbank zal beslissen.
De verdediging heeft primair bepleit dat het hof de dagvaarding in beide zaken ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde nietig zal verklaren.
Voorts heeft de verdediging bepleit dat het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal verklaren in de zaak met parketnummer 02/665167-18.
Indien het hof evenwel de dagvaarding geldig en het openbaar ministerie ontvankelijk mocht verklaren, heeft de verdediging bepleit dat het hof de verdachte integraal zal vrijspreken. Tot slot heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Geldigheid van de dagvaarding
De verdediging heeft bepleit dat beide inleidende dagvaardingen nietig behoren te worden verklaard. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsman aangevoerd dat er geen registratie is die de in de tenlastelegging bedoelde goederen kunnen koppelen aan één van de goederen die op de lijst van de inbeslaggenomen goederen staan vermeld.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is van oordeel dat is voldaan aan de in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen. Dit oordeel vindt mede zijn bevestiging in de omstandigheid dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep er blijk van heeft gegeven precies te weten wat is tenlastegelegd en te weten waar hij zich tegen had te verdedigen.
Bovendien heeft de verdachte bij de politie een uitgebreide verklaring afgelegd over zijn rol bij de handelsonderneming [bedrijf] (
hierna: [bedrijf]) in 2016 en 2017 en over de in
het pand geleden aan de [adres 2] te Wijk en Aalburg inbeslaggenomen goederen. Na afronding van de onderzoeken zijn de procesdossiers inclusief de processen-verbaal en een Excellijst met de inbeslaggenomen goederen aan de verdediging ter beschikking gesteld.
Ten aanzien van de in de tenlastelegging vermelde goederen is het hof voorts gebleken dat deze in grote mate terugkomen in het politiedossier en meer specifiek in de in het dossier opgenomen Excellijst en processen-verbaal van bevindingen betrekking hebbende op de inbeslaggenomen goederen. Het hof is derhalve van oordeel dat het voor de verdachte voldoende duidelijk is welke verwijten hem worden gemaakt. De enkele omstandigheden dat in de tenlastelegging geen goednummers van de inbeslaggenomen goederen zijn opgenomen en slechts een klein percentage van de inbeslaggenomen goederen is opgenomen in de tenlastelegging, doet hier niets aan af.
Het hof verwerpt het verweer.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het hof het openbaar ministerie in de zaak met parketnummer 02/665167-18 niet-ontvankelijk in de strafvervolging dient te verklaren. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsman betoogd dat de advocaat-generaal een geheel nieuwe tenlastelegging heeft aangebracht, nu zij in de vordering heeft aangegeven dat de tenlastelegging gewijzigd dient te worden zoals hierna cursief is aangegeven en de gehele tekst cursief is gedrukt. Omdat deze wijziging ontoelaatbaar is en de oorspronkelijke tenlastelegging kennelijk in het ongerede is geraakt in hoger beroep, dient het openbaar ministerie volgens de raadsman niet ontvankelijk te worden verklaard nu, zo begrijpt het hof, de grondslag van het onderzoek niet vaststaat.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer van de raadsman dat er sprake zou zijn van een ongeoorloofde wijziging van de tenlastelegging verworpen en geoordeeld dat de vordering tot wijziging van de tenlastelegging toelaatbaar was en heeft vervolgens de wijziging toegestaan. Gelet hierop mist het betoog van de raadsman feitelijke grondslag.
Ten overvloede overweegt het hof nog het volgende.
De rechtbank heeft op 19 november 2020 in onderhavige zaak vonnis gewezen. De tenlastelegging en aldus de grondslag van het onderzoek heeft de rechtbank als bijlage 1 aan het vonnis gehecht. Gesteld noch gebleken is dat de rechtbank op de verkeerde grondslag recht heeft gedaan. Voorts stelt het hof vast dat de cursief gedrukte tekst in de vordering tot wijziging van de tenlastelegging overeenkomt met de tekst van de tenlastelegging zoals deze is opgenomen in bijlage 1 van het vonnis. Daarentegen wijken de tekstgedeelten die cursief én vetgedrukt zijn opgenomen, af van de oorspronkelijke tenlastelegging. Gelet hierop en de mededeling van de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep dat zij slechts enkele kleine wijzigingen in de tenlastelegging vordert, begrijpt het hof dat slechts de woorden die cursief én vetgedrukt zijn opgenomen, wijzigen betreffen. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat de gevorderde wijziging van de tenlastelegging toelaatbaar en toewijsbaar is, zoals dit reeds ter terechtzitting in hoger beroep is beslist.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd of anderszins aannemelijk zijn geworden die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, is het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger
beroep – tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 02-665167-18:1.
hij op of omstreeks 26 juni 2017 te Wijk en Aalburg, gemeente Aalburg, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad,
te weten (een) grote hoeveelhe(i)d(en):
assimilatielampen 600 Watt en/of reflectorkappen voor assimilatielampen en/of tijdschakelaars en/of elektriciteitskabels en/of stekkerblokken en/of zekeringen en/of een of meer transformator(en) en/of groeimiddelen en/of kunstmest en/of watertonnen/vaten en/of irrigatieslangen en/of dompelpompen en/of vijverfolie en/of drupsystemen en/of bouwmaterialen voor de bouw van (afzonderlijke) ruimten en/of tempex vlokken en/of luchtkanalen en/of koppelstukken voor luchtkanalen en/of filterdoek van luchtfilters en/of standkachels en/of diverse soorten potgrond en/of stekblokken van steenwol en/of ziektebestrijdingsmiddelen en/of ventilatoren en/of droogrekken en/of snoeischaren en/of knipscharen en/of strijkzakken en/of sealzakken en/of een of meer sealappara(a)t(en)
en/of vervoermiddelen, ruimten, gelden, andere betaalmiddelen en/of gegevens voorhanden heeft gehad, te weten: een volledig ingerichte en operationele bedrijfsruimte met voormelde goederen in een pand gelegen aan de [adres 2] te Wijk en Aalburg, gemeente Aalburg ,
waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Handelsonderneming [bedrijf] op of omstreeks 26 juni 2017 te Wijk en Aalburg, gemeente Aalburg , tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad,
te weten (een) grote hoeveelhe(i)d(en):
assimilatielampen 600 Watt en/of reflectorkappen voor assimilatielampen en/of tijdschakelaars en/of elektriciteitskabels en/of stekkerblokken en/of zekeringen en/of een of meer transformator(en) en/of groeimiddelen en/of kunstmest en/of watertonnen/vaten en/of irrigatieslangen en/of dompelpompen en/of vijverfolie en/of drupsystemen en/of bouwmaterialen voor de bouw van (afzonderlijke) ruimten en/of tempex vlokken en/of luchtkanalen en/of koppelstukken voor luchtkanalen en/of filterdoek van luchtfilters en/of standkachels en/of diverse soorten potgrond en/of stekblokken van steenwol en/of ziektebestrijdingsmiddelen en/of ventilatoren en/of droogrekken en/of snoeischaren en/of knipscharen en/of strijkzakken en/of sealzakken en/of een of meer sealappara(a)t(en)
en/of vervoermiddelen, ruimten, gelden, andere betaalmiddelen en/of gegevens voorhanden heeft gehad, te weten: een volledig ingerichte en operationele bedrijfsruimte met voormelde goederen
waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten, zulks terwijl hij, verdachte opdracht heeft gegeven tot het plegen van bovenomschreven strafbaar feit, dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
hij op of omstreeks 26 juni 2017 te Wijk en Aalburg, gemeente Aalburg, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 57 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Zaak met parketnummer 02-665872-16 (gevoegd):
hij op of omstreeks 06 april 2016 te Wijk en Aalburg, gemeente Aalburg , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in een pand, gelegen aan de [adres 2] , stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens,
te weten (onder meer):
- een zeer groot aantal verpakkingen/jerrycans/flacons voedingsmiddelen, althans een of meerdere verpakking(en)/jerrycan(s)/flacon(s) voedingsmiddelen en/of
- (achter de balie) een uitgeschreven kweekschema ten behoeve van de hennepteelt en/of
- 7, althans een of meerdere, doos/dozen met (8) armaturen en/of
- een schakelbord en/of
- een zwenkventilator en/of
- een voedingscomputer en/of
- 4, althans een of meerdere, inbouwventilator(en) en/of
- een staande ventilator en/of
- 5, althans een of meerdere, koolstoffilter(s) en/of
- 5, althans een of meerdere, transformator(en) en/of
- 7, althans een of meerdere, dompelpomp(en) en/of
- 7, althans een of meerdere flexibele watervat(en) en/of
- een lucht afzuigventilator en/of
- twee, in elk geval een rootcrusher(s) en/of
- een ventilator op standaard en/of
- een thermostaat biogreen en/of
- een afzuigventilator en/of
- 4, althans een of meerdere fan controller(s) en/of
- 9, althans een of meerdere Bestron ventilator(en) en/of
- 3, althans een of meerdere Honeywell turbo fan(s) en/of
- 9, althans een of meerdere assimilatielamp(en) en/of
- een luchtbevochtiger en/of
- twee, in elk geval een fan controller Fanline en/of
- een twin controller(s) en/of
- 9, althans een of meerdere thermo hydro meter(s) en/of
- 5, althans een of meerdere kachel(s) 200 watt en/of
- 4, althans een of meerdere, Bestron floor fan model(s)
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet,
te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, en/of
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of te koop aangeboden en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd en/of voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat/die stoffen en/of voorwerpen bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Handelsonderneming [bedrijf] op of omstreeks 06 april 2016 te Wijk en Aalburg, gemeente Aalburg, in een pand, gelegen aan de [adres 2] , stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens, te weten (onder meer):
- een zeer groot aantal verpakkingen/jerrycans/flacons voedingsmiddelen, althans een of meerdere verpakking(en)/jerrycan(s)/flacon(s) voedingsmiddelen en/of
- (achter de balie) een uitgeschreven kweekschema ten behoeve van de hennepteelt en/of
- 7, althans een of meerdere, doos/dozen met (8) armaturen en/of
- een schakelbord en/of
- een zwenkventilator en/of
- een voedingscomputer en/of
- 4, althans een of meerdere, inbouwventilator(en) en/of
- 5, althans een of meerdere, koolstoffilter(s) en/of
- 5, althans een of meerdere, transformator(en) en/of
- 7, althans een of meerdere, dompelpomp(en) en/of
- 7, althans een of meerdere flexibele watervat(en) en/of
- een lucht afzuigventilator en/of
- twee, in elk geval een rootcrusher(s) en/of
- een ventilator op standaard en/of
- een thermostaat biogreen en/of
- een afzuigventilator en/of
- 4, althans een of meerdere fan controller(s) en/of
- 9, althans een of meerdere Bestron ventilator(en) en/of
- 3, althans een of meerdere Honeywell turbo fan(s) en/of
- 9, althans een of meerdere assimilatielamp(en) en/of
- een luchtbevochtiger en/of
- twee, in elk geval een fan controller Fanline en/of
- een twin controller(s) en/of
- 9, althans een of meerdere thermo hydro meter(s) en/of
- 5, althans een of meerdere kachel(s) 200 watt en/of
- 4, althans een of meerdere, Bestron floor fan model(s)
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet,
te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, en/of
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of te koop aangeboden en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd en/of voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat/die stoffen en/of voorwerpen bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
tot het plegen van welke strafbare feiten hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedragingen hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) feitelijke leiding heeft/hebben gegeven.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen onvoldoende wettig en overtuigend is vast te stellen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de aangetroffen hennep in het betreffende pand. Ook is op grond van de bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend vast te stellen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met één of meer anderen met betrekking tot het opzettelijk aanwezig hebben van de tenlastegelegde hennep.
Gelet hierop zal het hof de verdachte vrijspreken van het in de zaak met parketnummer
02-665167-18 onder 2 tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-665167-18 onder 1 primair en in de zaak met parketnummer
02-665872-16 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 02-665167-18:1.
hij op 26 juni 2017 te Wijk en Aalburg , tezamen en in vereniging met anderen, stoffen en voorwerpen voorhanden heeft gehad,
te weten:
assimilatielampen 600 Watt en tijdschakelaars en elektriciteitskabel en stekkers en zekeringen en een transformator en groeimiddelen en kunstmest en watertonnen/vaten en irrigatieslangen en dompelpompen en vijverfolie en drupsystemen en filterdoek van luchtfilters en kachels en diverse soorten potgrond en stekblokken van steenwol en ziektebestrijdingsmiddelen en ventilatoren en droogrekken en snoeischaren en knipscharen en strijkzakken en sealzakken en een sealapparaat
waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
Zaak met parketnummer 02-665872-16 (gevoegd):
hij op 6 april 2016 te Wijk en Aalburg , tezamen en in vereniging met anderen, in een pand, gelegen aan de [adres 2] , stoffen en voorwerpen,
te weten (onder meer):
- een zeer groot aantal verpakkingen/jerrycans/flacons voedingsmiddelen en
- (achter de balie) een uitgeschreven kweekschema ten behoeve van de hennepteelt en
- 7 dozen met 8 armaturen en
- een schakelbord en
- een zwenkventilator en
- een voedingscomputer en
- 4 inbouwventilatoren en
- een staande ventilator en
- 5 koolstoffilters en
- 5 transformatoren en
- 7 dompelpompen en
- 7 flexibele watervaten en
- een lucht afzuigventilator en
- twee rootcrushers en
- een ventilator op standaard en
- een thermostaat biogreen en
- een afzuigventilator en
- 4 fan controllers en
- 9 Bestron ventilatoren en
- 3 Honeywell turbo fans en
- 9 assimilatielampen en
- een luchtbevochtiger en
- twee fan controller Fanline en
- een twin controller en
- 9 thermo hydro meters en
- 5 kachels 200 watt en
- 4 Bestron floor fan models
bestemd tot het plegen van een of meer feiten strafbaar gesteld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet,
te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II en/of
- het opzettelijk telen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wist dat die stoffen en voorwerpen bestemd waren tot het plegen van die feiten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Algemeen
De verdediging heeft bepleit dat het hof de verdachte integraal zal vrijspreken van de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen. De raadsman heeft ter onderbouwing van dat standpunt betoogd dat – zo begrijpt het hof – niet kan worden vastgesteld dat de aangetroffen stoffen en voorwerpen bestemd waren voor grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt en evenmin dat de verdachte het oog had op een bepaalde strafbare bestemming van deze stoffen en voorwerpen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat artikel 11a van de Opiumwet degene strafbaar stelt die (onder meer) stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn voor het telen van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf (als bedoeld in artikel 11, derde lid, Opiumwet), dan wel voor het telen van een grote hoeveelheid hennep (als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, Opiumwet). Voor een bewezenverklaring van de bestemming als bedoeld in artikel 11a Opiumwet is vereist dat de gedragingen strekken tot voorbereiding of vergemakkelijking van hennepteelt, waarbij het uiteindelijke doel ten behoeve waarvan de handeling wordt verricht van belang is.
Met betrekking tot de zaak met parketnummer 02-665167-18
Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen volgt dat de politie op 26 juni 2017 in een bedrijfspand aan de [adres 2] te Wijk en Aalburg (
hierna te noemen: het pand) een grote hoeveelheid verschillende aan hennepteelt gerelateerde stoffen en voorwerpen heeft aangetroffen. Dit bedrijfspand was in gebruik bij handelsonderneming [bedrijf] (
hierna te noemen: [bedrijf]), waarvan de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] de vennoten waren. Ten tijde van de doorzoeking is [medeverdachte 2] aangetroffen bij het pand. [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij circa 15 uur per week werkzaam is bij [bedrijf] en de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] degene is die verkoopt.
Voorhanden hebben
Het hof stelt voorop dat van de vennoten van een vennootschap onder firma, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, mag worden verwacht dat zij op de hoogte zijn van hetgeen zich in hun bedrijf afspeelt en welke goederen het bedrijf voorradig heeft.
Voorts is voor het hof op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen het volgende komen vast te staan. Zowel de verdachte, als [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hadden toegang tot het betreffende pand. De verdachte en [medeverdachte 1] verrichten op zaterdagen werkzaamheden voor het bedrijf [bedrijf] bestaande uit het inboeken en controleren van de verkopen van het bedrijf en zij deden de bankzaken die daarbij hoorden. De verdachte heeft daarnaast nog verklaard dat hij “een heel eind weet” van hetgeen dat wordt verkocht binnen het bedrijf.
[medeverdachte 2] verbleef naar eigen zeggen als verkoopmedewerker van [bedrijf] meerdere uren per week in het pand waar de inbeslaggenomen goederen zijn aangetroffen. Het is hoogst onaannemelijk dat hij in die periode niet heeft gezien welke goederen in het pand aanwezig waren, terwijl hij deze goederen aan klanten moest verkopen en deze voor hen moest (in)pakken.
Gelet op het vorenstaande, en bij gebreke aan een aannemelijk andersluidende verklaring, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 26 juni 2017 over de bewezenverklaarde stoffen en voorwerpen konden beschikken en dat zij bewust waren van de aanwezigheid van die goederen in het pand. Hiermee is wettig en overtuigend komen vast te staan dat zowel de verdachte als [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de bewezenverklaarde goederen voorhanden hebben gehad.
Ten overvloede merkt het hof nog het volgende op.
Met de rechtbank constateert het hof dat op 26 juni 2017 niet is vastgesteld dat er daadwerkelijk door de verdachte dan wel door [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] goederen zijn verkocht. Hoewel uit het hele dossier blijkt dat er verkopen hebben plaatsgevonden, kan voor de tenlastegelegde datum 26 juni 2017 uitsluitend worden vastgesteld dat zij de goederen voorhanden hebben gehad.
Bestemming stoffen en voorwerpen
De aangetroffen stoffen en voorwerpen zijn naar het oordeel van het hof vanwege hun aard en/of functie bestemd voor grootschalige hennepteelt en/of bedrijfsmatig gebruik onder professioneel gecreëerde omstandigheden ter bevordering van een optimale oogst en een optimale financiële opbrengst van de hennepkwekerijen.
De door de politie aangetroffen stoffen en voorwerpen worden door het hof, gelet op de hiervoor specifiek genoemde aangetroffen stoffen en voorwerpen, voorts beoordeeld als een gezamenlijkheid van goederen die wijst op een gerichtheid op en daarmee op een bestemming tot bedrijfsmatige en/of grootschalige hennepteelt. Hierbij merkt het hof nog op dat de goederen ook door de politie zijn herkend als goederen die regelmatig in hennepkwekerijen worden aangetroffen en heeft zij bovendien omschreven welke functie de goederen in een hennepkwekerij hebben. Anders dan betoogd door de verdediging is het hof van oordeel dat de betreffende verbalisanten over meer dan voldoende deskundigheid beschikken om dit oordeel te kunnen vellen. Naast de kennis en ervaring die zij tijdens hun normale werkzaamheden opdoen, heeft verbalisant [verbalisant 1] tevens gerelateerd dat zij zich als neventaak bezig houdt met de ontwikkelingen op het gebied van verdovende middelen.
Het hof wordt voorts in dit oordeel gesterkt door de verkoopfacturen die zijn aangetroffen in de administratie van het bedrijf van de verdachte. De hoeveelheden die blijkens de verkoopfacturen regelmatig aan individuele afnemers zijn verkocht, wijzen op grootschalige afname. Het hof merkt hierbij nog op dat het de verklaring van de verdachte dat hij één keer in de week één bon opmaakte van alle goederen die de betreffende week waren verkocht niet aannemelijk acht. Dat eventuele kopers niet zijn nagetrokken – zoals door de raadsman is betoogd ter onderbouwing van diens vrijspraakverweer – vloeit rechtstreeks voort uit het feit dat het overgrote deel van de verkoopfacturen niet op naam waren gesteld, hetgeen nader onderzoek onmogelijk maakt.
Voorts overweegt het hof dat, zoals betoogd door de verdediging, de enkele omstandigheid dat de aangetroffen goederen en stoffen in het pand afzonderlijk ook bestemd zouden kunnen zijn voor de teelt van andere planten dan hennep of een andere legale toepassing kennen, aan het voorgaande, juist vanwege de combinatie van de aanwezige stoffen en producten, niet afdoet. Bovendien gaat de vergelijking met de verkoopvoorraad van de Boerenbond dan wel een ander tuincentrum reeds mank vanwege het feit dat de handelsvoorraad van het bedrijf van de verdachte enkel bestond uit stoffen en voorwerpen die of vanwege hun aard en/of functie bestemd zijn voor grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt, terwijl de voorraad van tuincentra juist voor het overgrote gedeelte bestaat uit andere stoffen en voorwerpen die niet bestemd zijn voor de hennepteelt. Bovendien volgt uit de bewijsmiddelen dat op enkele goederen hennepresten zijn aangetroffen en dat er een hennepgeur op verschillende goederen aanwezig was.
Gelet op het vorenstaande is voor het hof genoegzaam komen vast te staan dat de in de bewezenverklaring genoemde stoffen en voorwerpen geschikt waren voor de bedrijfsmatige en/of grootschalige hennepteelt.
Criminele intentie
Dat de verdachte alsmede [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wisten dat de aangetroffen stoffen en voorwerpen bestemd waren voor bedrijfsmatige hennepteelt staat naar het oordeel van het hof buiten kijf. Het hof wijst in dit verband op de volgende feiten en omstandigheden.
Hoewel de verdachte en [medeverdachte 1] stellen hooguit één keer per week in het pand aanwezig te zijn, hebben zij beiden verklaard de boekhouding voor het bedrijf te voeren. Naast het feit dat zij hiervoor in het pand aanwezig waren en de aanwezige goederen konden zien, hadden zij door middel van de boekhouding ook inzicht in het soort goederen dat door [bedrijf] werd verkocht. Als eigenaren van [bedrijf] behoorde de voorraad van [bedrijf] aan hen toe en waren zij verantwoordelijk voor die voorraad. De verdachte en [medeverdachte 1] zijn bovendien allebei betrokken geweest bij een soortgelijke verdenking in 2016. Ook bij die verdenking is een groot aantal goederen in beslag genomen. Gelet hierop waren de verdachte en [medeverdachte 1] gewaarschuwd dat de aangetroffen goederen konden worden gebruikt voor feiten als bedoeld in artikel 11 derde en/of vijfde lid van de Opiumwet. Desondanks hebben zij hun voorraad opnieuw aangevuld. Opmerkelijk is hierbij dat een groot deel van de inbeslaggenomen goederen overeenkomt met het soort goederen dat ook in 2016 al in beslag was genomen. Daarbij merkt het hof nog op dat het de verklaring van de verdachte dat de betreffende goederen na de doorzoeking in 2016 waren achtergelaten door de politie niet aannemelijk acht, mede gelet op het ontbreken van een nadere onderbouwing hiervan. Gelet op deze eerdere ervaring en de waarschuwing van de politie wisten de verdachte en [medeverdachte 1] dat de aangetroffen stoffen en voorwerpen gebruikt konden worden voor beroeps- en/of bedrijfsmatige hennepteelt.
Met betrekking tot [medeverdachte 2] stelt het hof vast dat hij naar eigen zeggen als verkoopmedewerker van [bedrijf] meerdere uren per week verbleef in het pand waar de inbeslaggenomen goederen zijn aangetroffen. Zoals reeds overwogen acht het hof het hoogst onaannemelijk dat hij in die periode niet heeft gezien welke goederen in het pand aanwezig waren, terwijl hij deze goederen aan klanten moest verkopen en bij verkoop deze goederen voor hen moest pakken. Als verkoper diende hij bovendien op de hoogte te zijn van de functie van de aangeboden goederen. Daarnaast heeft [medeverdachte 2] in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij emotioneel was omdat twee weken voor zijn aanhouding een hennepkwekerij in zijn woning was aangetroffen. Hierdoor is hij zelfs uit zijn woning gezet. Onder deze omstandigheden staat voor het hof vast dat [medeverdachte 2] wist waar de goederen van [bedrijf] voor konden worden gebruikt.
Voor alle drie geldt voorts dat zij hebben kunnen waarnemen dat er goederen in hun voorraad roken naar hennep en dat er op een aantal van deze goederen ook hennepresten zat.
Daarnaast wijst het hof op de hoeveelheid en aard van de stoffen en voorwerpen die de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorhanden hadden als ook de hoeveelheden van deze goederen die per keer aan één koper werd verkocht. Voorts is gebleken dat deze verkoopfacturen niet op naam van de koper stonden en dat de facturen contant werden voldaan. Met de rechtbank stelt het hof vast dat het in zijn algemeenheid bij een ieder op moet vallen als het overgrote deel van de klanten van een bedrijf hun naam niet op de verkoopfactuur wil hebben staan en bovendien contant betalen voor de gekochte goederen. Bovendien is op een factuur ook de verkoop van hennepzaadjes gefactureerd.
Tot slot zijn er naast de betreffende stoffen en voorwerpen die bestemd zijn voor grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt in het betreffende pand diverse bescheiden aangetroffen, waaronder foldermateriaal met de namen van hennepplanten. Gelet op het feit dat dit foldermateriaal volledig in het zicht op een tafel lag, duidt er bovendien op dat kennis over hennepteelt binnen [bedrijf] aanwezig was.
Medeplegen
Met de rechtbank leidt het hof uit de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen af dat tussen de verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij ieder een eigen taak had bij het voorhanden hebben van de aangetroffen stoffen en voorwerpen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is voor het hof wettig en overtuigend komen vast te staan dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen stoffen en voorwerpen bestemd voor grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat die stoffen en voorwerpen bestemd waren tot het plegen van dat feit, zoals dit onder 1 primair bewezen is verklaard.
Het hof verwerpt het verweer.
Met betrekking tot de zaak met parketnummer 02-665872-16
Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen volgt dat de politie op 6 april 2016 in een bedrijfspand aan de [adres 2] te Wijk en Aalburg (
hierna te noemen: het pand) een grote hoeveelheid verschillende aan hennepteelt gerelateerde stoffen en voorwerpen heeft aangetroffen. Dit bedrijfspand was in gebruik bij handelsonderneming [bedrijf] (
hierna te noemen: [bedrijf]), waarvan de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] de vennoten waren. Ten tijde van de doorzoeking is [medeverdachte 3] aangetroffen bij het pand. [medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat hij 32 uur per week werkzaam is bij [bedrijf] en dat zijn taak is het runnen van de winkel.
Voorhanden hebben
Ook in deze zaak stelt het hof voorop dat van de vennoten van een vennootschap onder firma, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, mag worden verwacht dat zij op de hoogte zijn van hetgeen zich in hun bedrijf afspeelt en welke goederen het bedrijf voorradig heeft.
Ook in deze zaak is voor het hof komen vast te staan dat zowel de verdachte als [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] toegang hadden tot het betreffende pand en dat de verdachte en [medeverdachte 1] de boekhouding van het bedrijf deden.
Met betrekking tot [medeverdachte 3] is voor het hof komen vast te staan dat hij 32 uur per week werkzaam was voor [bedrijf] en dat zijn werkzaamheden bestonden uit het runnen van de winkel. Het hof begrijpt dat [medeverdachte 3] hiermee bedoeld heeft dat hij onder meer de verkoopwerkzaamheden uitvoerde. Het hof acht het hoogst onaannemelijk dat hij in die periode niet heeft gezien welke goederen in het pand aanwezig waren, terwijl hij deze goederen aan de klanten moest verkopen en deze voor hen moest pakken.
Gelet op het vorenstaande, en bij gebreke aan een aannemelijk andersluidende verklaring, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op 6 april 2016 over de bewezenverklaarde stoffen en voorwerpen konden beschikken en dat zij bewust waren van de aanwezigheid van die goederen in het pand. Hiermee is wettig en overtuigend komen vast te staan dat zowel de verdachte als [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] de bewezenverklaarde goederen voorhanden hebben gehad.
Ten overvloede merkt het hof nog het volgende op.
Met de rechtbank constateert het hof dat op 6 april 2016 niet is vastgesteld dat er daadwerkelijk door de verdachte dan wel door [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] goederen zijn verkocht. Hoewel uit het hele dossier blijkt dat er verkopen hebben plaatsgevonden, kan voor de tenlastegelegde datum 6 april 2016 uitsluitend worden vastgesteld dat zij de goederen voorhanden hebben gehad.
Bestemming stoffen en voorwerpen
De aangetroffen stoffen en voorwerpen zijn naar het oordeel van het hof vanwege hun aard en/of functie bestemd voor grootschalige hennepteelt en/of bedrijfsmatig gebruik onder professioneel gecreëerde omstandigheden ter bevordering van een optimale oogst en een optimale financiële opbrengst van de hennepkwekerijen.
De door de politie aangetroffen stoffen en voorwerpen worden door het hof, gelet op de hiervoor specifiek genoemde aangetroffen stoffen en voorwerpen, voorts beoordeeld als een gezamenlijkheid van goederen die wijst op een gerichtheid op en daarmee op een bestemming tot bedrijfsmatige en/of grootschalige hennepteelt. Hierbij merkt het hof nog op dat verbalisant [verbalisant 2] heeft gerelateerd dat alle aangetroffen goederen hem ambtshalve bekend zijn vanuit de hennepteelt. Anders dan betoogd door de verdediging is het hof van oordeel dat de politie in het algemeen en de betreffende verbalisant in het bijzonder over meer dan voldoende deskundigheid beschikken om dit oordeel te kunnen vellen.
Het hof wordt voorts in dit oordeel gesterkt door de verkoopfacturen die zijn aangetroffen in de administratie van het bedrijf van de verdachte. De hoeveelheden die blijkens de verkoopfacturen regelmatig aan individuele afnemers zijn verkocht, wijzen op grootschalige afname. Het hof merkt hierbij nog op dat het de verklaring van de verdachte dat hij één keer in de week één bon opmaakte van alle goederen die de betreffende week waren verkocht niet aannemelijk acht. Dat eventuele kopers niet zijn nagetrokken – zoals door de raadsman is betoogd ter onderbouwing van diens vrijspraakverweer – vloeit rechtstreeks voort uit het feit dat het overgrote deel van de verkoopfacturen niet op naam waren gesteld, hetgeen nader onderzoek onmogelijk maakt.
Voorts overweegt het hof dat, zoals betoogd door de verdediging, de enkele omstandigheid dat de aangetroffen goederen en stoffen in het pand afzonderlijk ook bestemd zouden kunnen zijn voor de teelt van andere planten dan hennep of een andere legale toepassing kennen, aan het voorgaande, juist vanwege de combinatie van de aanwezige stoffen en producten, niet afdoet. Bovendien gaat de vergelijking met de verkoopvoorraad van de Boerenbond dan wel een ander tuincentrum reeds mank vanwege het feit dat de handelsvoorraad van het bedrijf van de verdachte enkel bestond uit stoffen en voorwerpen die of vanwege hun aard en/of functie bestemd zijn voor grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt, terwijl de voorraad van tuincentra juist voor het overgrote gedeelte bestaat uit andere stoffen en voorwerpen die niet bestemd zijn voor de hennepteelt.
Gelet op het vorenstaande is voor het hof genoegzaam komen vast te staan dat de in de bewezenverklaring genoemde stoffen en voorwerpen geschikt waren voor de bedrijfsmatige en/of grootschalige hennepteelt.
Criminele intentie
Voorts staat naar het oordeel van het hof ook in deze zaak buiten kijf dat de verdachte alsmede [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] wisten dat de aangetroffen stoffen en voorwerpen bestemd waren voor bedrijfsmatige hennepteelt. Het hof wijst in dit verband op de volgende feiten en omstandigheden.
Hoewel de verdachte en [medeverdachte 1] stellen hooguit één keer per week in het pand aanwezig te zijn, hebben zij beiden verklaard de boekhouding voor het bedrijf te voeren. Naast het feit dat zij hiervoor in het pand aanwezig waren en de aanwezige goederen konden zien, hadden zij door middel van de boekhouding ook inzicht in het soort goederen dat door [bedrijf] werd verkocht. Als eigenaren van [bedrijf] behoorde de voorraad van [bedrijf] aan hen toe en waren zij verantwoordelijk voor die voorraad.
Met betrekking tot [medeverdachte 3] stelt het hof vast dat hij naar eigen zeggen de winkel van [bedrijf] runde. Zoals reeds overwogen acht het hof het hoogst onaannemelijk dat hij in die periode niet heeft gezien welke goederen in het pand aanwezig waren, terwijl hij deze goederen aan klanten moest verkopen en bij verkoop deze goederen voor hen moest pakken. Als verkoper diende hij bovendien op de hoogte te zijn van de functie van de aangeboden goederen. Gelet op diens verklaring dat men één tot vijf planten mag hebben, leidt het hof af dat hij op de hoogte is van de regelgeving met betrekking tot hennep telen. Dat hij vervolgens verklaart dat hij met planten tomatenplanten bedoelt, acht het hof ongeloofwaardig reeds vanwege het feit dat de wet niet een dergelijke regelgeving kent met betrekking tot tomatenplanten. Onder deze omstandigheden staat voor het hof vast dat [medeverdachte 3] wist waar de goederen van [bedrijf] voor konden worden gebruikt.
Het hof neemt hierbij nog in overweging dat in het pand een aantal brieven is aangetroffen van leveranciers die hierin vermelden dat hun producten niet gebruikt mogen worden voor de voorbereiding dan wel bevordering van de beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt en/of de illegale teelt van cannabis. Gelet hierop wisten de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] dat de aangetroffen stoffen en voorwerpen gebruikt konden worden voor beroeps- en/of bedrijfsmatige hennepteelt.
Daarnaast wijst het hof op de hoeveelheid en aard van de stoffen en voorwerpen die de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] voorhanden hadden als ook de hoeveelheden van deze goederen die per keer aan één koper werd verkocht. Voorts is gebleken dat deze verkoopfacturen niet op naam van de koper stonden en dat de facturen contant werden voldaan. Met de rechtbank stelt het hof vast dat het in zijn algemeenheid bij een ieder op moet vallen als klanten van een bedrijf hun naam niet op de verkoopfactuur willen hebben staan en bovendien contant betalen voor de gekochte goederen.
Tot slot is er naast de betreffende stoffen en voorwerpen die bestemd zijn voor grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt in het betreffende pand achter de balie van het bedrijf een kweekschema voor het kweken van hennep aangetroffen. De aanwezigheid van dit kweekschema duidt erop dat kennis over hennepteelt binnen [bedrijf] aanwezig was.
Medeplegen
Met de rechtbank leidt het hof uit de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen af dat tussen de verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij ieder een eigen taak had bij het voorhanden hebben van de aangetroffen stoffen en voorwerpen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is voor het hof wettig en overtuigend komen vast te staan dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen stoffen en voorwerpen bestemd voor grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat die stoffen en voorwerpen bestemd waren tot het plegen van dat feit, zoals dit primair bewezen is verklaard.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-665167-18 onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van stoffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid en/of vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Het in de zaak met parketnummer 02-665872-16 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van stoffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid en/of vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De advocaat-generaal heeft geëist als bovenomschreven.
De verdediging heeft het hof primair verzocht te volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf. Subsidiair heeft de verdediging het hof verzocht te volstaan met de oplegging van een taakstraf en een geheel voorwaardelijke geldboete.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast heeft het hof gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich tot tweemaal toe schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt. Hiertoe heeft hij tezamen en in vereniging met anderen een grote hoeveelheid stoffen en voorwerpen voorhanden gehad die bestemd zijn om op een professionele manier een hennepkwekerij in te richten en hennep te telen. Van deze bestemming is de verdachte op de hoogte geweest. Bovendien blijkt uit het dossier en in het bijzonder de eigen verklaring van de verdachte dat hij deze goederen heeft verkocht en dus een illegale growshop heeft geëxploiteerd. Door aldus te handelen heeft de verdachte met zijn mededaders de productie en indirect ook het gebruik van hennep in stand gehouden. Hennep bevat een stof die bij langdurig gebruik kan leiden tot schade aan de lichamelijke en geestelijke gezondheid bij de gebruikers hiervan. Dit is de reden dat voorbereiding van de productie en verstrekking ervan aan banden is gelegd. Door de handelwijze van de verdachte en zijn mededaders wordt dit restrictieve beleid doorkruist. De verdachte was bovendien volledig doordrongen van dit restrictieve beleid door de wetswijziging, vanwege de waarschuwingen van leveranciers en de politie.
Het hof is van oordeel dat er sprake is van ernstige feiten waarmee verdachte uit winstoogmerk bedrijfsmatig is doorgegaan.
Gelet op het wettelijk strafmaximum en op de straffen die het hof in zaken die met de onderhavige zaak (grosso modo) vergelijkbaar zijn, oplegt en gelet op de oriëntatiepunten voor het grootschalig telen van hennep en de straffen die het hof in dergelijke zaken oplegt, acht het hof in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Hierbij merkt het hof nog op dat het uiteraard bij de vergelijking met straffen die in voltooide hennepteelt-zaken worden opgelegd, in de onderhavige zaak uit is gegaan van de helft van die opgelegde straffen, nu er sprake is van voorbereidingshandelingen hiertoe, waarvoor de helft van het strafmaximum geldt ten opzichte van het voltooide delict “grootschalig en/of bedrijfsmatig telen”.
Een straf zoals die is opgelegd door de rechtbank en is gevorderd door de advocaat-generaal en is verzocht door de verdediging doet naar het oordeel van het hof geen recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Het feit dat de verdachte reeds is getroffen door de tijdelijke sluiting van zijn bedrijf, is een gevolg van het herhaaldelijk eigen handelen van de verdachte en de keuzes die hij heeft gemaakt. Het hof zal dit derhalve niet in strafmatigende zin meewegen. Wel houdt het hof bij het bepalen van de op te leggen straf rekening met het tijdsverloop in deze zaak en het feit dat dientengevolge reeds geruime tijd is verstreken sinds het plegen van de bewezenverklaarde feiten. Het hof zal dit in het voordeel van de verdachte laten meewegen bij het bepalen van de op te leggen straf.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest passend is bij de persoon van de verdachte en de ernst van en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan. Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal acht het hof het niet aangewezen de verdachte tevens te veroordelen tot een geldboete.
Het hof overweegt voorts nog het volgende.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In beginsel heeft als redelijke termijn te gelden dat de rechtbank binnen 2 jaren nadat de termijn een aanvang heeft genomen – in casu de datum van het eerste verhoor van de verdachte op 22 april 2016 – vonnis wijst. Nu de rechtbank eerst op 19 november 2020 vonnis heeft gewezen, is de redelijke termijn bij de behandeling in eerste aanleg geschonden en wel met een periode van meer dan 2 jaren.
Nu deze vertraging geenszins is te wijten aan handelingen zijdens de verdediging, is het hof van oordeel dat bij de strafvervolging van de verdachte de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, in eerste aanleg is geschonden.
Zoals hiervoor overwogen zou zonder schending van de redelijke termijn een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn in hoger beroep is geschonden, zal het hof volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest.
Tot slot overweegt het hof nog dat de tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Met de rechtbank stelt het hof vast dat de inbeslaggenomen goederen in beslag zijn genomen onder [bedrijf] . Blijkens de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] zijn zij beiden mede-eigenaar van deze handelsonderneming en mitsdien mede-eigenaar van de inbeslaggenomen goederen. Om die reden worden de beslagbeslissingen opgenomen in de arresten van beiden verdachten. Uiteraard kunnen de beslissingen slechts éénmaal worden uitgevoerd.
Onttrekking aan het verkeer
Het hof is van oordeel dat de in beslaggenomen en nog niet teruggegeven growshopbenodigdheden, gespecificeerd in de Excellijst alsmede de zak plastic met opdruk boomschors met geur van hennep, kantoorweegschaal en de gripzak kunnen worden beschouwd als een gezamenlijkheid van voorwerpen met betrekking tot welke de bewezenverklaarde feiten zijn begaan en dat deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet. Op grond hiervan zal het hof deze voorwerpen aan het verkeer onttrokken verklaren.
Voorts stelt het hof vast dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven hennepresten die zijn aangetroffen in een droogrek in de douchecel, hennepplant en hennep middelen als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet betreffen. Op grond van het bepaalde in artikel 13a van de Opiumwet zullen deze voorwerpen daarom aan het verkeer worden onttrokken.
Teruggave
Van hetgeen verder inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven is, zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikelen 11a en 13a van de Opiumwet en de artikelen 36b, 36c, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-665167-18 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-665167-18 onder 1 primair en in de zaak met parketnummer
02-665872-16 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 02-665167-18 onder 1 primair en in de zaak met parketnummer 02-665872-16 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- growshopbenodigdheden gespecificeerd in de Excellijst (goednummer PL2100-2017118024-1206956);
- zak plastic met opdruk boomschors met geur van hennep (goednummer PL2100-2017118024-1206967);
- kantoorweegschaal (goednummer PL2100-2017118024-1207002);
- gripzak (goednummer PL2100-2017118024-1207012);
- hennepresten aangetroffen in droogrek in douchecel (goednummer PL2100-2017118024-1206963);
- hennepplant (goednummer PL2100-2017118024-1206969);
- hennep (goednummer PL2100-2017118024-1206975).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- het inbeslaggenomen geldbedrag ter hoogte van € 3.128,40
(opgenomen in de beslaglijst onder goednummer PL2100-2017118024-1207067);
- computer Dell Inspiron 570 (goednummer PL2100-2017118024-1206958);
- Digital surveillance systeem (goednummer PL2100-2017118024-1206993);
- leeg kladblok met doorgedrukte aantekeningen (goednummer PL2100-2017118024-1206959);
- kladblok met geschreven aantekeningen (goednummer PL2100-2017118024-1206961);
- schrijfblok met aantekeningen (goednummer PL2100-2017118024-1206968);
- administratie (goednummer PL2100-2017118024-1207064).
Aldus gewezen door:
mr. F. van Es, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. J.F. Dekking, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Tatters, griffier,
en op 21 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.