Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/382603 / KG ZA 21-83)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties 9 tot en met 12;
- de memorie van antwoord met producties 19 tot en met 21;
- de op 18 januari 2022 gehouden mondelinge behandeling, waarbij beide partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd;
- de bij H12-formulier van 10 januari 2022 door [X] Holding toegezonden producties 13 tot en met 15, die [X] Holding bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht.
3.De beoordeling
- a. Op 2 mei 1995 is [X] Bestratingen B.V. (hierna: [X] Bestratingen) opgericht. De bedrijfsomschrijving van [X] Bestratingen is “exploitatie van een onderhouds-, opper- en bestratingsbedrijf, grond-, water- en wegenbouw en het ter beschikking stellen van arbeidskrachten”.
- b. [X] Bestratingen heeft als aannemer veel werkzaamheden voor de gemeente verricht onder met de gemeente gesloten raamovereenkomsten. In de periode 2009-2018 heeft de gemeente aan [X] Bestratingen voor ruim € 42.900.000,-- aan opdrachten verstrekt. Het merendeel van die opdrachten liep via het cluster Stadsbeheer van de gemeente.
- c. [X] Holding is van 19 september 2005 tot 11 maart 2009 directeur en enig aandeelhouder van [X] Bestratingen geweest.
- Sinds 1998 is de heer [persoon X] (hierna: [persoon X] ) directeur en enig aandeelhouder van [X] Holding.
- d. Sinds 11 maart 2009 is Gebroeders [Y] B.V. directeur en enig aandeelhouder van [X] Bestratingen.
- e. De bestuurders van Gebroeders [Y] B.V. zijn [besloten vennootschap 1] B.V. en [besloten vennootschap 2] B.V. met als uiteindelijk belanghebbenden respectievelijk de heren [broer 1] en [broer 2] . Het hof zal de heren [broer 1 en broer 2] hierna aanduiden als [de gebroeders]
- f. Op 2 januari 2010 hebben [de gebroeders] namens [X] Bestratingen een document ondertekend waarin onder meer het volgende staat:
“MACHTIGING/VOMACHT
- g. Op 6 september 2017 heeft de Rijksrecherche een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam “ [onderzoek] ”. In dat onderzoek zijn onder meer [persoon X] , [X] Bestratingen, [X] Holding en [de gebroeders] aangemerkt als verdachten van corruptie, valsheid in geschrift, oplichting en witwassen.
- h. In het strafrechtelijk onderzoek kwam ook de betrokkenheid aan de orde van vier ambtenaren die in de onderzoeksperiode werkzaam waren als projectleiders/directievoerders bij de afdeling Uitvoering Werken van het cluster stadsbeheer van de gemeente, te weten [ambtenaar 1] , [ambtenaar 2] , [ambtenaar 3] en [ambtenaar 4] .
- i. Naar aanleiding van informatie die de gemeente uit het lopende strafrechtelijk onderzoek had ontvangen van de Rijksrecherche, heeft de Centrale Onderzoekseenheid van de gemeente in juli 2018 een intern integriteitsonderzoek gestart naar mogelijke belangenverstrengeling, financiële schendingen en/of plichtsverzuim door ambtenaren van de gemeente. [ambtenaar 1] , [ambtenaar 2] , [ambtenaar 3] en [ambtenaar 4] zijn alle vier ontslagen.
- j. De gemeente heeft bij brief van 1 augustus 2019 aan [X] Bestratingen meegedeeld dat er onderzoeken zijn verricht naar medewerkers van de gemeente die worden verdacht van betrokkenheid bij omkoping en fraude met facturen en dat in beide onderzoeken de omkoping en fraude gelieerd worden aan [X] Bestratingen en de bij haar werkzame werknemers.
- k. Bij brief van 18 december 2019 heeft de gemeente de overeenkomst met [X] Bestratingen met onmiddellijke ingang ontbonden en [X] Bestratingen gesommeerd de betreffende werkzaamheden per direct te staken en het werkterrein te verlaten.
- l. Op 27 november 2020 heeft de gemeente bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, verlof gevraagd tot onder meer het mogen leggen van conservatoir derdenbeslag onder de Rabobank ten laste van [X] Holding, tot zekerheid van verhaal van een vordering van € 1.818.558,02 die de gemeente uit hoofde van onrechtmatige daad stelt te hebben op onder meer [X] Holding.
- m. Het verlof is op 30 november 2020 verleend onder de voorwaarde dat de eis in de hoofdzaak binnen vier weken na het leggen van het beslag wordt ingesteld.
- n. Het beslag is vervolgens op 1 december 2020 gelegd. Het conservatoir derdenbeslag onder de Rabobank heeft jegens [X] Holding doel getroffen tot een bedrag van afgerond € 70.000,--.
- o. De gemeente heeft voorts op basis van het op 30 november 2020 verleende verlof conservatoir beslag gelegd op twee aan [persoon X] toebehorende onroerende zaken. Een van die onroerende zaken was inmiddels verkocht aan een derde. De gemeente heeft ingestemd met opheffing van het beslag op deze onroerende zaak, zodat [persoon X] de onroerende zaak aan de koper kon leveren. De koopsom is vervolgens in depot gesteld onder de notaris, in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure die de gemeente onder meer tegen [persoon X] heeft aangespannen.
- p. Op 24 december 2020 heeft de gemeente de dagvaarding in de hoofdzaak laten betekenen aan een aantal partijen, waaronder de vier bovengenoemde gemeenteambtenaren, [X] Bestratingen, [X] Holding en [persoon X] . In die dagvaarding wordt onder meer hoofdelijke veroordeling van [X] Holding gevorderd tot betaling van € 665.316,42.
- q. De gedaagden hebben in de hoofdzaak meermaals uitstel gevraagd voor het nemen van een conclusie van antwoord. De hoofdzaak staat momenteel nog voor antwoord.
- opheffing van het door de gemeente ten laste van [X] Holding onder de Rabobank gelegde conservatoire derdenbeslag, waaronder het beslag op de in het petitum van de dagvaarding genoemde bankrekening van [X] Holding, tot het volle beloop van het daarop berustende saldo;
- althans veroordeling van de gemeente om het conservatoir derdenbeslag binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- Bij summier onderzoek blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de gemeente jegens [X] Holding ingeroepen recht.
- Het beslag is onnodig omdat de gemeente voldoende andere verhaalsmogelijkheden tot haar beschikking heeft.
- Het belang van [X] Holding bij opheffing van het beslag weegt zwaarder dan het belang van de gemeente bij handhaving van het beslag, waarbij mede van belang is dat [X] Holding financieel volledig wordt geblokkeerd door het gelegde beslag.
- Het is voldoende aannemelijk dat de handelingen die de gemeente aanmerkt als frauduleus, mede via [X] Holding zijn gelopen. [X] Holding heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de door de gemeente gestelde vordering op haar ondeugdelijk is (rov. 3.5).
- Er is niet gebleken dat het door de gemeente ten laste van [X] Holding gelegde beslag onnodig is (rov. 3.6).
- Een belangenafweging leidt er ook niet toe dat het beslag moet worden opgeheven (rov. 3.7).
- de grieven 2 tot en met 5: blijkt summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de gemeente ingeroepen recht?
- grief 6: moet de omvang van het beslag worden beperkt?
- grief 7: brengt een afweging van de wederzijdse belangen mee dat het beslag moet worden opgeheven?
- sprake is geweest van het ophogen van zogenoemde productieverantwoordingsstaten (PV’s) en dienovereenkomstige verhoging van facturen van de betrokken aannemers, met name van [X] Bestratingen, voor werk dat in werkelijkheid niet is verricht of voor grondstoffen die in werkelijkheid niet zijn gebruikt;
- ook volledig valse PV’s en facturen bij de gemeente zijn ingediend.
- Ambtenaar [ambtenaar 1] mocht tot aanzienlijke bedragen dure zaken zoals (sport)fietsen en merkhorloges uitzoeken bij onder meer een fietsenwinkel ( [fietsenwinkel] ) en bij een juwelier ( [juwelier] ) die in ruil daarvoor valse ‘sponsorfacturen’ mochten versturen aan [X] Bestratingen en aan onderaannemer [onderaannemer] . [ambtenaar 1] verkocht deze producten vervolgens via Marktplaats om er contant geld aan over te houden.
- De woning van ambtenaar [ambtenaar 2] is verbouwd door [besloten vennootschap 3] B.V. (hierna: [besloten vennootschap 3] ). [besloten vennootschap 3] heeft daarvoor valse facturen naar [X] Bestratingen gezonden, waarop niet stond dat het werkzaamheden aan de woning van [ambtenaar 2] betrof maar waarop namen van straten in de gemeente Rotterdam waren vermeld. De facturen zijn deels door [X] Bestratingen en deels door [X] Holding betaald, waarna [X] Bestratingen de bedragen heeft ‘doorgefactureerd’ naar de gemeente zodat de kosten uiteindelijk – ten onrechte – door de gemeente werden gedragen.
- [X] Bestratingen en [persoon X] hebben in april 2012 bedragen tot een totaalbedrag van € 50.000,-- overgemaakt (deels via [de gebroeders] ) aan de echtgenote van [ambtenaar 2] .
- In januari 2015 heeft [X] Holding € 10.000,-- overgemaakt naar de echtgenote van [ambtenaar 2] .
- [persoon X] heeft in de loop van 2014, 2015 en 2018 contante betalingen gedaan aan [ambtenaar 2] .
- [persoon X] heeft in de periode van 2010 tot en met 2013 in totaal € 75.500,-- overgemaakt aan ambtenaar [ambtenaar 3] .
- [X] Holding heeft een deel voldaan van de hierboven in rov. 3.5.7 genoemde facturen van [besloten vennootschap 3] , die de woning van [ambtenaar 2] heeft verbouwd.
- [X] Holding heeft in januari 2015 € 10.000,-- overgemaakt naar de echtgenote van [ambtenaar 2] .
“eerst en vooral altijd verbonden[hof: zijn]
geweest aan de naam ‘ [persoon X] ’ als ‘merknaam’ en niet als juridisch correcte entiteit ‘ [X] Bestratingen B.V.’, die immers langs verschillende geledingen en personen verliep.”Hiermee erkent [X] Holding tot op zekere hoogte dat in de praktijk geen helder onderscheid werd gemaakt tussen [X] Bestratingen, [X] Holding en [persoon X] .