ECLI:NL:GHSHE:2022:2502

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
200.305.350_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake curatele en mentorschap van de heer onder curatele gestelde

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de zus van de onder curatele gestelde, die verzoekt om de bestreden beschikking van de rechtbank Limburg te vernietigen. De rechtbank had op 14 oktober 2021 de zus als curator ontslagen en een andere curator benoemd. De zus van de onder curatele gestelde, die al jarenlang curator is, is van mening dat zij de zorg voor haar broer naar behoren heeft uitgevoerd en wil betrokken blijven bij zijn regelzaken. De onder curatele gestelde, die lijdt aan het Down-syndroom en recentelijk beginnende dementie heeft, verblijft in een zorginstelling. De curator heeft echter zorgen geuit over de samenwerking met de zus, die volgens hem niet tijdig toestemming geeft voor uitgaven en misplaatste zuinigheid vertoont. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 juni 2022 is de zus bijgestaan door haar advocaat en is de curator gehoord. Het hof heeft overwogen dat de noodzaak voor curatele nog steeds aanwezig is en dat de zus niet de meest aangewezen persoon is om de taken van curator uit te voeren. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 21 juli 2022
Zaaknummer: 200.305.350/01
Zaaknummer eerste aanleg: 9493514 \ CU VERZ 21-326
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de zus van de onder curatele gestelde of, mevrouw [verzoekster] ,
advocaat: mr. N.V.T. Cremers,
betreffende:
[de onder curatele gestelde] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de onder curatele gestelde.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de curator] , maat van [onderneming] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de curator.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 14 oktober 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 12 januari 2021, (bedoeld is: 2022) ingekomen bij het hof op 14 januari 2022, heeft de zus van de onder curatele gestelde verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
primair:
I. te bepalen dat de ondercuratelestelling van de onder curatele gestelde is opgeheven met ingang van de datum van de te geven beschikking;
II. met ingang van de datum van de te geven beschikking bewind in te stellen over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de onder curatele gestelde en tot bewindvoerders te benoemen:
- de zus van de onder curatele gestelde,
- Stichting [stichting] , gevestigd te [vestigingsplaats] ;
III. met ingang van de datum van de te wijzen beschikking een mentorschap in te
stellen ten behoeve van de onder curatele gestelde en als mentor te benoemen, de zus van de onder curatele gestelde;
subsidiair:
IV. te bepalen dat de zus van de onder curatele gestelde, curator is gebleven.
Kosten rechtens.
2.1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens mevrouw [verzoekster] haar verzoek aangevuld in die zin dat zij ten aanzien van haar subsidiaire verzoek verzoekt als mede-curator te worden benoemd over de heer [de onder curatele gestelde] samen met de heer [de curator] van [onderneming] .
2.2.
De curator heeft op 10 maart 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- het V6-formulier van de advocaat van mevrouw [verzoekster] van 11 februari 2022, met bijlage, ingekomen bij het hof op 14 februari 2022;
- het V6-formulier, met bijlagen, van 8 juni 2022, van de advocaat van mevrouw [verzoekster] , ingekomen bij het hof op 10 juni 2022.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 juni 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- mevrouw [verzoekster] , bijgestaan door haar advocaat;
- de curator.
2.4.1.
De heer [echtgenoot] , echtgenoot van mevrouw [verzoekster] , heeft als toehoorder in de zaal plaatsgenomen.
2.4.2.
De onder curatele gestelde is in verband met zijn problematiek niet opgeroepen voor de mondelinge behandeling.
2.4.3.
Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven productie 23 bij de brief van 8 juni 2022 van de advocaat van mevrouw [verzoekster] niet bij de beoordeling te betrekken, aangezien dit een reactie op het verweerschrift van de curator betreft en daarmee in strijd is met de twee-conclusieleer.
2.5.
Na de mondelinge behandeling is bij het hof binnengekomen het V6-formulier van 29 juni 2022, met bijlage, van de advocaat van mevrouw [verzoekster] .

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 29 mei 1991 is curatele ingesteld ten behoeve van de heer [de onder curatele gestelde] . De kantonrechter heeft daarbij de zus van de heer [de onder curatele gestelde] tot curator benoemd.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter mevrouw [verzoekster] ambtshalve ontslagen als curator en [de curator] , maat van [onderneming] tot curator benoemd.
3.3.
Mevrouw [verzoekster] kan zich daarmee niet verenigen en is in hoger beroep gekomen.
3.4.
Mevrouw [verzoekster] voert – kort samengevat – het volgende aan. Mevrouw [verzoekster] is al jarenlang curator van haar broer en heeft dit naar behoren gedaan. De onder curatele gestelde is nooit iets te kort gekomen. Mevrouw [verzoekster] wil graag betrokken blijven bij de regelzaken
ten aanzien van haar broer. Hoewel zij moeite heeft met de digitale kant van de financiën, staat zij open voor ondersteuning op dit vlak.
3.5.
De curator voert – kort samengevat – het volgende aan. De bestreden beschikking moet in stand blijven. De instelling waar de onder curatele gestelde verblijft heeft aangegeven dat zij de zorg die zij nodig achten voor meneer [de onder curatele gestelde] niet meer kunnen leveren indien mevrouw [verzoekster] de curatele uitvoert. Dit heeft met name te maken met het feit dat mevrouw
[verzoekster] geen (of pas laat) toestemming geeft voor uitgaven voor de onder curatele gestelde. Daarnaast is er volgens de curator sprake van misplaatste zuinigheid, terwijl de onder curatele gestelde over meer dan voldoende spaargeld beschikt. De curator heeft enige zorgen bij de mogelijke samenwerking met mevrouw [verzoekster] .
3.6.
Het hof overweegt als volgt.
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:389 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter de curatele opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van de curatele niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de curator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 1:379 BW, alsmede ambtshalve.
Ingevolge artikel 1:385 lid 1 aanhef en sub d BW kan de curator te allen tijde, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om curator te kunnen worden, door de kantonrechter worden ontslagen, zulks op verzoek van de medecurator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 1:379 BW, dan wel ambtshalve.
3.6.2.
De heer [verzoekster] staat sinds hij volwassen is onder curatele vanwege zijn geestelijke toestand. De heer [verzoekster] kampt met het Down-syndroom en woont ten gevolge hiervan sinds zijn geboorte binnen de opvang van [instantie] te [woonplaats] . Uit de stukken is naar voren gekomen dat de medische toestand van de heer [de onder curatele gestelde] de afgelopen periode verslechterd is omdat bij hem beginnende dementie is vastgesteld. Dit betekent dat de noodzaak van de curatele niet is komen te ontvallen en voortzetting van de curatele nog altijd zinvol is. De primaire verzoeken van mevrouw [verzoekster] zullen gelet hierop worden afgewezen.
3.6.3.
Het subsidiaire verzoek van mevrouw [verzoekster] als neergelegd in haar beroepschrift strekt ertoe dat zij curator kan blijven over haar broer. Het hof zal ook dit verzoek afwijzen. Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft mevrouw [verzoekster] verklaard dat het bijhouden van de financiën niet aan haar besteed is en dat zij daar hulp bij nodig heeft. Ook heeft zij aangegeven dat het opstellen van de rekening en verantwoording voor haar een enorme klus is geweest en dat zij dat niet alleen aan kan. Hoe begrijpelijk de wens ook is van mevrouw [verzoekster] om curator te blijven over haar broer, het voorgaande betekent dat zij voor het uitoefenen van de taken van curator niet de meest aangewezen persoon is. Het hof is aldus met de rechtbank van oordeel dat er sprake is van gewichtige redenen om mevrouw [verzoekster] te ontslaan als curator.
Mevrouw [verzoekster] heeft voormeld subsidiair verzoek ter mondelinge behandeling vervolgens aangevuld met een verzoek dat ertoe strekt dat zij samen met de huidige curator het curatorschap uit zal oefenen. Het hof zal ook dat verzoek op bovengemelde grond afwijzen. Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling nog gezocht naar mogelijkheden om Mevrouw [verzoekster] te betrekken bij de uitvoering van het curatorschap door [de curator] maar uit de brief die namens mevrouw [verzoekster] is ingediend op 29 juni 2022 blijkt niet dat zij met de curator hierover overeenstemming heeft bereikt. Het hof ziet hierin dan ook geen ruimte om
te voldoen aan de wens van mevrouw [verzoekster] tot mede-curator te benoemen. Het hof zal het verzoek daarom afwijzen.
3.6.4.
Ongeacht het voorgaande acht het hof het van belang dat mevrouw [verzoekster] zoveel mogelijk betrokken blijft bij het nemen van de beslissingen die haar broer aangaan. Mevrouw [verzoekster] heeft de zorg voor haar broer de afgelopen jaren met veel toewijding op zich genomen. Hoewel de curator uiteindelijk de beslissende stem heeft, acht het hof het belangrijk dat de curator mevrouw [verzoekster] nauw zal betrekken bij de beslissingen die liggen
op het niet-vermogensrechtelijke terrein.
3.7.
Het voorgaande leidt er toe dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 14 oktober 2021;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en P.M.M. Mostermans en is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.