In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die sinds 21 januari 2021 onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling (GI). De moeder, verzoekster in hoger beroep, is het niet eens met de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 januari 2022, waarin de ondertoezichtstelling werd verlengd tot 21 januari 2023. De moeder stelt dat er geen concrete bedreigingen meer zijn voor de ontwikkeling van de kinderen en dat de situatie is verbeterd. De GI en de Raad voor de Kinderbescherming steunen echter de verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen en de communicatie tussen de ouders. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 juni 2022 zijn de betrokken partijen gehoord, waaronder de moeder, de GI, de raad en de vader. Het hof overweegt dat, hoewel er positieve ontwikkelingen zijn, de situatie nog niet stabiel genoeg is om de ondertoezichtstelling op te heffen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij de continuïteit van de hulpverlening voor de kinderen en de ouders gewaarborgd blijft.