Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
Bureau Jeugdzorg Limburg
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling).
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vader, bijgestaan door mr. M.F.M. Geeratz, waarnemend voor mr. Schreurs;
- de moeder, bijgestaan door mr. Gerrits en door een tolk in de Duitse taal: R.B. Schmitt (tolknummer 916);
3.De beoordeling
De vader heeft [minderjarige] erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige].
Ook om praktische redenen heeft het de voorkeur dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader wordt bepaald. [minderjarige] is zijn leven aan het opbouwen in de woonplaats van de vader, te weten [woonplaats]. Hij gaat hier naar school, voetbal en zwemles en heeft hier zijn sociale leven opgebouwd. In de woonplaats van de moeder, [plaats], is hier in veel mindere mate sprake van. Door de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader te bepalen wordt de juridische situatie in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie. Daarnaast is de moeder de Nederlandse taal (nog) niet machtig en bestaat de vrees dat dit praktische problemen oplevert, bijvoorbeeld met betrekking tot de post die moeder ontvangt omdat [minderjarige] bij haar staat ingeschreven.
Het bepalen van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader heeft ook een emotionele reden. Bij de vader bestaat nog steeds de vrees dat de moeder niet voornemens is zich langdurig in Nederland te vestigen en daarom met [minderjarige] naar Duitsland zal vertrekken. Als de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader wordt bepaald geeft dit een gevoel van zekerheid en meer controle over de situatie.
De overweging van de rechtbank dat de financiële situatie van de ouders aanzienlijk verschilt en de vader geen bijdrage aan de moeder heeft betaald is een holle overweging. Er zijn door partijen geen financiële stukken in het geding gebracht. De vader heeft in de periode dat de moeder met [minderjarige] was vertrokken de kinderbijslag overgemaakt op de rekening van de advocaat doch dit bedrag vervolgens weer retour ontvangen.
De moeder betwist dat [minderjarige] zijn leven alleen in [woonplaats] aan het opbouwen is. Ook in [plaats] heeft [minderjarige] een sociaal leven en hij zit daar op kickboksen. In de weekenden gaat de moeder wel eens met [minderjarige] naar Duitsland, maar zeker niet ieder weekend.
De moeder heeft inmiddels bij de rechtbank vervangende toestemming gevraagd voor de wijziging van de tenaamstelling van de kinderbijslag. De verwachting is dat de rechtbank hierover op korte termijn uitspraak zal doen.
Zo bestaat er bij de vader vrees voor verhuizing van [minderjarige] naar Duitsland en vreest de moeder dat het contact tussen [minderjarige] en haar zal worden beperkt als de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader wordt bepaald. De zorgen van de ouders over en weer lijken voort te komen uit een gebrek aan vertrouwen in elkaar en geringe onderlinge communicatie. Doordat beide partijen hierin gelijkstaan, kan ditgeen reden zijn om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij een van beide partijen te bepalen. Het is overigens wel in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat partijen op korte termijn gaan werken aan het onderlinge wantrouwen en het verbeteren van de onderlinge communicatie. Hierbij wijst het hof nadrukkelijk op het standpunt van de raad in de brief d.d. 20 mei 2022, dat als partijen hun onderlinge band niet verbeteren, [minderjarige] hier in de toekomst last van zal krijgen.
De stelling van de vader dat hij niet wordt geïnformeerd over de post die de moeder over [minderjarige] ontvangt, is gelet op de gemotiveerde betwisting van de moeder onvoldoende onderbouwd. Ook anderszins is niet gebleken dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder praktische belemmeringen oplevert of dat dergelijke belemmeringen in de nabije toekomst te verwachten zijn. Daarnaast is evenmin gebleken dat de vader meer ruimte dan de moeder kan bieden aan het contact tussen [minderjarige] en de andere ouder. De huidige zorgregeling loopt al een tijd en er is geen sprake van een belemmering van deze regeling van de zijde van de moeder.
Tot slot kan de grief van de vader tegen de overweging van de rechtbank ten aanzien van de (verschillende) financiële situaties van partijen niet slagen. Nog los van de vraag in hoeverre financiële argumenten bij de bepaling van de hoofdverblijfplaats een rol dienen te spelen, is niet gebleken dat de vader de moeder tot op heden financieel tegemoet is gekomen.
Integendeel, de moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling onweersproken gesteld dat zij een procedure bij de rechtbank aanhangig heeft moeten maken om de tenaamstelling van de kinderbijslag aan te passen omdat de vader hier niet (tijdig) aan mee heeft willen werken. Als gevolg hiervan kan de moeder tot op heden geen aanspraak maken op het kindgebondenbuget.