ECLI:NL:GHSHE:2022:2497

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
200.306.757_01 en 200.306.757_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen ouders van minderjarige kinderen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders van de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 december 2019 aangevochten, waarin de zorgregeling tussen de kinderen en de vader was vastgesteld. De moeder verzocht om schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring en om een nieuwe regeling die de kinderen meer ruimte biedt in hun contact met de vader. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juni 2022 zijn zowel de moeder als de vader gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De raad adviseerde om het contact tussen de vader en de kinderen geleidelijk op te bouwen, maar de moeder uitte zorgen over de emotionele veiligheid van de kinderen en de spanningen die het contact met de vader met zich meebrengt. Het hof heeft besloten om de beslissing over de zorg- en opvoedingstaken aan te houden in afwachting van een hulpverleningstraject, waarbij de raad betrokken zal worden om de voortgang te monitoren. Het hof benadrukt het belang van contact tussen de kinderen en de vader, maar laat de invulling van dit contact over aan de hulpverlenende instantie. De zaak is pro forma aangehouden tot 21 oktober 2022, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om hun reacties te geven op het advies van de raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 21 juli 2022
Zaaknummers: 200.306.757/01 en 200.306.757/02
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/345436 / FA RK 19-1775
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L. Stam,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader.
Deze zaak gaat over de minderjarige kinderen:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] .
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost-Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 12 november 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 11 februari 2022, heeft de moeder verzocht de uitvoerbaar bij voorraadverklaring te schorsen en de zorg- en vakantieregeling op te schorten gedurende de hulpverlening althans zolang het hoger beroep aanhangig is. De moeder heeft verder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en te bepalen primair dat er geen zorg- en contactregeling wordt vastgesteld en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in overleg met hun moeder zelf beslissen hoe en in welke frequentie in duur en tijd, zij het contact met de vader vormgeven, subsidiair een zorg- en vakantieregeling vast te stellen die passend is voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
Er is geen verweerschrift ontvangen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 juni 2022.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Stam;
  • de vader;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad 1] en [vertegenwoordiger van de raad 2] .
2.4.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en de voorzitter heeft in aanwezigheid van de griffier voorafgaand aan de mondelinge behandeling en buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden, met haar gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief met bijlage van de advocaat van de moeder van 2 maart 2022;
  • de brief van de raad van 11 maart 2022, met als bijlage het raadsrapport van 15 juni 2021;
  • de brief van de vader van 14 april 2022;
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder van 9 juni 2022.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Zij zijn de ouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Daarnaast hebben zij nog een dochter,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 3] . Partijen oefenen gezamenlijk het gezag over de kinderen uit.
3.2.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 28 juni 2013 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 15 oktober 2013 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. In voornoemde echtscheidingsbeschikking is verwezen naar het aangehechte en door partijen ondertekende ouderschapsplan, waarin partijen onder meer hebben vastgelegd dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en de kinderen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken één weekend per veertien dagen van vrijdagavond tot zondagavond bij de vader verblijven.
3.3.
Bij verzoekschrift van 9 april 2019 heeft de moeder verzocht om de beschikking van 28 juni 2013 te wijzigen voor zover het betreft de vastgestelde verdeling van zorg- en opvoedtaken.
3.4.
Bij beschikking van 13 december 2019 heeft de rechtbank iedere verdere beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden en partijen in het kader van het Uniform Hulpaanbod verwezen naar het traject STOP bij hulpaanbieder [hulpaanbieder] .
3.5.
Het traject STOP is geëindigd met een negatieve terugmelding van [hulpaanbieder] aan de raad. De raad is vervolgens een onderzoek gestart naar de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en heeft op 15 juni 2021 een rapport uitgebracht.
3.6.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, de beschikking van 28 juni 2013 gewijzigd voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en bepaald dat er geen zorgregeling wordt vastgelegd tussen de vader en [minderjarige 3] , maar dat het aan [minderjarige 3] zelf is om aan te geven wanneer zij naar de vader wil. De vader is gerechtigd tot contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] één keer per veertien dagen een weekend van vrijdagavond 19.00 uur tot zondagavond 19.00 uur, waarbij de vader [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ophaalt en tevens bij de moeder terugbrengt. De rechtbank heeft verder een regeling opgenomen met betrekking tot de verdeling van de vakanties, feestdagen en verjaardagen.
3.7.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.8.
De moeder voert aan dat er zich kort na de bestreden beschikking omstandigheden hebben voorgedaan die ertoe leiden dat de door de rechtbank bepaalde zorgregeling voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet langer in stand kan blijven. De moeder heeft daarom om opschorting van de zorgregeling verzocht. De moeder is in december 2021 door [minderjarige 3] aangevallen. Er is vervolgens zes weken crisishulp ingezet en gebleken is dat [minderjarige 3] een ernstige vertrouwensbreuk ervaart met volwassenen in haar omgeving. Zij is getraumatiseerd en dat heeft uiteindelijk geleid tot een enorme explosie. De situatie bij de moeder thuis is daardoor momenteel erg gespannen en daarnaast brengt het contact met de vader voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ook spanningen met zich. De kinderen worstelen met de rol van de vader en hebben daarom te kennen gegeven dat zij niet met hem mee willen op vakantie. De kinderen worden overvraagd en voelen zich niet gehoord, ook niet door de raad en de rechtbank. Zij willen niet gedwongen worden om naar de vader te gaan en voelen zich emotioneel onveilig bij hem. Er wordt op dit moment geen uitvoering gegeven aan de door de rechtbank bepaalde zorgregeling. Het voelt voor [minderjarige 1] te veel als een verplichting. Onlangs is [minderjarige 2] wel naar de vader geweest. De moeder staat het contact niet in de weg en stemt het af met de vader. Inmiddels ontvangt het gezin vier uur per week ambulante begeleiding van [instantie] . De medewerker van [instantie] , [medewerker] , ondersteunt de kinderen, biedt hen een luisterend oor en kijkt naar manieren om het contact met de vader te herstellen. [instantie] kan de hulpverlening uitbreiden naar systematische hulpverlening.
3.9.
De vader voert aan dat hij er moeite mee heeft dat er door de moeder eenzijdig is bepaald dat de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling niet wordt uitgevoerd. De vader begrijpt dat de kinderen, en met name [minderjarige 1] , een druk sociaal leven hebben. Ook als de kinderen het weekend bij de vader zijn, gaat hun sociale leven door. De vader erkent dat de huidige zorgregeling, waarbij de kinderen een heel weekend bij hem doorbrengen, in de praktijk niet (meer) haalbaar is voor [minderjarige 1] . Hij zou graag zien dat er een basis is van bijvoorbeeld één moment in de twee weken (in onderling overleg te plannen) dat hij en [minderjarige 1] elkaar zien, maar hij wil deze momenten niet voor [minderjarige 1] bepalen. De vader brengt heel graag tijd met de kinderen door. [minderjarige 2] is onlangs nog wel bij hem geweest. De vader voert verder aan dat de communicatie met de moeder zeer moeizaam verloopt. Partijen hebben al drie verschillende hulpverleningstrajecten gevolgd. De vader heeft inmiddels ook contact gehad met de medewerkster van [instantie] en hij wordt door haar tweewekelijks geïnformeerd over de stand van zaken. De vader benadrukt dat er bij hem geen sprake is van een onveilige thuissituatie en hij bereid is om mee te werken aan systematische hulpverlening.
3.10.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd het contact tussen de vader en [minderjarige 2] weer op te bouwen, te beginnen met bijvoorbeeld één dag per veertien dagen. Voor [minderjarige 1] is het belangrijk dat de vader activiteiten met haar onderneemt en op die manier het contact wordt hersteld. Ook is het voor [minderjarige 1] van belang, ondanks haar leeftijd, dat zij weet waar zij aan toe is. Een rustperiode, zoals de moeder die lijkt voor te stellen, vindt de raad niet in het belang van de kinderen. Een dergelijke periode brengt in veel gevallen geen echte rust, het is schijnrust. Hoe meer tijd er verstrijkt, hoe moeilijker het is om het contact met de ouder te herstellen. De raad biedt aan contact op te nemen met [instantie] , zodat de raad de stand van zaken kan beoordelen. De raad acht systematische hulpverlening aangewezen, waarbij ook de vader wordt betrokken.
3.11.
Het hof overweegt als volgt.
3.11.1.
Het hoger beroep heeft betrekking op de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en ziet niet op [minderjarige 3] .
200.306.757/02 incidenteel verzoek
3.11.2.
Het verzoek van de moeder om de werking van de bestreden beschikking te schorsen, zal het hof afwijzen gelet op het navolgende.
200.306.757/01 verdeling zorg- en opvoedingstaken
3.11.3.
Er zijn grote zorgen over de kinderen in relatie met de vader. Er is ambulante begeleiding van [instantie] , in de vorm van een vertrouwenspersoon ( [medewerker] ) voor de kinderen. Dit is fijn voor de kinderen, maar het is naar verwachting onvoldoende om de zorgen over de kinderen weg te nemen en het contact met de vader te herstellen. De raad heeft geadviseerd om systematische hulpverlening in te zetten. Volgens de moeder kan [instantie] de hulpverlening uitbreiden naar een systeemaanpak. Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide ouders aangegeven dat zij bereid zijn hieraan mee te werken.
3.11.4.
Het hof zal gelet op het vorenstaande de beslissing ten aanzien van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken aanhouden in afwachting van het hulpverleningstraject. Het hof spreekt de hoop uit dat beide partijen deze mogelijkheid zien als een kans om in het belang van de kinderen de onderlinge verstandhoudingen te verbeteren en de relatie met de kinderen te stabiliseren. Het hof verzoekt de raad het hulpverleningstraject bij [instantie] te monitoren en waar nodig een beschermingsonderzoek te starten.
3.11.5.
Het hof overweegt dat contact tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met de vader essentieel is. De invulling van het contact tussen de kinderen en de vader wordt in de tussentijd aan [instantie] overgelaten, in die zin dat zij daarin het voortouw nemen en de wijze waarop het contact tot stand moet komen vorm geven.
3.11.6.
Het hof houdt de beslissing ten aanzien van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken aan tot
21 oktober 2022en verzoekt de raad om voor die datum schriftelijk bericht uit te brengen aan het hof over het verloop van het hulpverleningstraject bij [instantie] . Partijen hebben vervolgens de gelegenheid om binnen twee weken schriftelijk hun reactie op het advies te geven en het gewenste verdere verloop van de procedure kenbaar te maken.
Overweging voor [minderjarige 1]
3.11.7.
, jij hebt op 14 juni 2022 met één van de rechters van het hof gesproken en op een goede manier verteld wat jouw mening is over de dingen waar wij over moeten beslissen. Jij hebt ons ook een brief gegeven, die wij goed hebben gelezen. De drie rechters van het hof die deze zaak behandelen hebben goed nagedacht. De rechters hebben besloten om nog geen definitieve beslissing te geven. De rechters vinden het belangrijk dat jouw ouders aan de slag gaan met [instantie] en samen met jou zoeken naar mogelijkheden om de band met je vader te herstellen. Met deze beslissing hopen de rechters dat jouw stem nog beter wordt gehoord. Voor nu zouden de rechters het jou gunnen dat jouw ouders samen hard gaan werken aan een manier waarop jij weer op een prettige en ontspannen manier contact kan leren hebben met je vader. Dat zou voor iedereen heel goed zijn.

4.De beslissing

Het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.306.757/02:
wijst het verzoek af;
in de zaak met zaaknummer 200.306.757/01:
houdt iedere beslissing aan tot
21 oktober 2022 PRO FORMAin afwachting van bericht van de raad over het verloop van het hulpverleningstraject bij [instantie] ;
bepaalt dat de invulling van het contact tussen de kinderen en de vader in de tussentijd aan [instantie] wordt overgelaten, in die zin dat [instantie] daarin het voortouw neemt en de wijze waarop het contact tot stand moet komen, vorm geeft;
verzoekt de raad tijdig vóór de hiervoor genoemde pro forma datum schriftelijk bericht uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de advocaten van partijen, waarna partijen de gelegenheid hebben om binnen twee weken schriftelijk hun reactie op het bericht te geven en het gewenste verdere verloop van de procedure kenbaar te maken.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J.F. Manders, C.D.M. Lamers en M.L.F.J. Schyns en is op 21 juli 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Vermeulen-van Bree als griffier.