In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de bekrachtiging van een ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2018, die onder toezicht is gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) op 8 april 2022. De moeder, verzoekster in hoger beroep, is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend. De moeder stelt dat er geen grond is voor de ondertoezichtstelling, omdat de ontwikkeling van de minderjarige niet bedreigd wordt en de gezinssituatie bij haar uitstekend is. De Raad voor de Kinderbescherming, verweerder in deze zaak, heeft echter zorgen over de identiteitsontwikkeling van de minderjarige en stelt dat de ouders niet in staat zijn om het contact tussen de vader en de minderjarige binnen een vrijwillig kader te realiseren.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juni 2022 zijn de moeder, de GI, de vader en de stiefvader gehoord. De vader is niet verschenen, ondanks dat hij opgeroepen was. Het hof heeft kennisgenomen van de eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 2 februari 2021, waarin het gezag over de minderjarige aan beide ouders gezamenlijk is toegekend. De rechtbank had toen ook een regeling voor contact tussen de vader en de minderjarige vastgesteld, maar sindsdien heeft er geen contact plaatsgevonden.
Het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is, omdat de minderjarige ernstig in haar identiteitsontwikkeling wordt bedreigd. De ouders zijn verwikkeld in juridische procedures en de communicatie tussen hen is slecht, wat het contact tussen de vader en de minderjarige belemmert. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.