ECLI:NL:GHSHE:2022:2489

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
20-003905-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging in vereniging, poging tot afpersing, en wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte is beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging in vereniging, alsmede poging tot afpersing met bedreiging van geweld, eveneens in vereniging gepleegd. De feiten vonden plaats op 19 en 20 mei 2016 in Heerlen, waar de verdachte samen met medeverdachten het slachtoffer heeft gedwongen tot de afgifte van geld door middel van geweld en bedreiging. De verdachte werd ook beschuldigd van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer heeft meegewogen. De verdachte heeft eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat heeft bijgedragen aan de hoogte van de opgelegde straf. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een strafvermindering van 8 maanden.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003905-18
Uitspraak : 20 juli 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van 7 december 2018, zitting houdende te Maastricht, in de strafzaak met parketnummer 03-700282-16 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
thans uit anderen hoofde verblijvende in het Huis van Bewaring te Grave.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het onder feit 1, feit 2 primair, feit 3, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
  • ‘medeplegen van diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken’ (feit 1),
  • ‘poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’ (feit 2 primair),
  • ‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapen en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd’ en ‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd’ (feit 3),
  • handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie’ (feit 4) en
  • handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II’ (feit 5),
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die door de verdachte in voorarrest is doorgebracht. Voorts is door de rechtbank een usb-stick en drie simkaarten verbeurd verklaard.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, en opnieuw rechtdoende, het (in hoger beroep gewijzigde) onder feit 1, feit 2 primair, feit 3, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van de tijd die door de verdachte in voorarrest is doorgebracht.
De raadsman van de verdachte heeft zich met betrekking tot het onder feit 3, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof. Ten aanzien van hetgeen onder feit 1 en feit 2 aan de verdachte is tenlastegelegd heeft de raadsman integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging en aldus de grondslag van het onderzoek is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Hoensbroek, in elk geval in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 4050 EURO, in elk geval een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit
- het slaan en/of schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het (daarbij) op dreigende wijze zeggen: “Ik krijg nog geld van jou. En we kunnen het goedschiks of kwaadschiks”, in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking;
of
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Hoensbroek, in elk geval in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van 4050 EURO, in elk geval een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit
- het slaan en/of schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het (daarbij) op dreigende wijze zeggen: “Ik krijg nog geld van jou. En we kunnen het goedschiks of kwaadschiks”, in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 mei 2016 tot en met 20 mei 2016 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen 150.000 EURO, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met dat oogmerk
- die [slachtoffer] tegen diens lichaam heeft geslagen en/of geschopt en/of
- het (daarbij) op dreigende wijze zeggen: "Ik krijg nog geld van jou. En we kunnen het goedschiks of kwaadschiks. Ik moet nog meer geld hebben. Ik krijg nog 150.000 EURO van jou. Jij gaat dat voor me regelen. Morgen voor de middag", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
of
hij in of omstreeks de periode van 19 mei 2016 tot en met 20 mei 2016 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 150.000 EURO, in elk geval een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, met dat oogmerk
- die [slachtoffer] tegen diens lichaam heeft geslagen en/of geschopt en/of
- het (daarbij) op dreigende wijze zeggen: “Ik krijg nog geld van jou. En we kunnen het goedschiks of kwaadschiks. Ik moet nog meer geld hebben. Ik krijg nog 150.000 EURO van jou. Jij gaat dat voor me regelen. Morgen voor de middag”, in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 20 mei 2016 te Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pakketje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
in de strafzaak met parketnummer 03-661112-17
3.
hij op of omstreeks 22 maart 2017 te Vlodrop, in de gemeente Roerdalen, een of meer wapens van categorie III, te weten
- een pistool (merk FN, kaliber 6,35 mm Browning) en/of
- een pistool (merk Bernardelli, kaliber .22 Long Rifle)
en/of munitie van categorie III, te weten
- 6, althans een hoeveelheid, kogelpatronen, kaliber .25 AUTO en/of
- 85, althans een hoeveelheid, kogelpatronen, kaliber .22 Long Rifle en/of
- 2, althans een hoeveelheid, kogelpatronen, kaliber .22 Long en/of
- 3, althans een hoeveelheid, kogelpatronen, kaliber .22 W.M.R. en/of
- 65, althans een hoeveelheid, kogelpatronen, kaliber 6,35 mm Browning en/of
- 1 kogelpatroon, kaliber 7,65 mm Browning en/of munitie van categorie II, te weten
- 10, althans een hoeveelheid, kogelpatronen, kaliber .22 W.M.R. (voorzien van hollowpointkogels) voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij op of omstreeks 22 maart 2017 te Vlodrop, in de gemeente Roerdalen, een wapen van categorie I onder 3°, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
5.
hij op of omstreeks 22 maart 2017 te Vlodrop, gemeente Roerdalen, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, feit 2 primair, feit 3, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 19 mei 2016 te Hoensbroek, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 4050 EURO, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit
- het slaan en schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
- het daarbij op dreigende wijze zeggen: “Ik krijg nog geld van jou. En we kunnen het goedschiks of kwaadschiks”, in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking;
2.
hij in de periode van 19 mei 2016 tot en met 20 mei 2016 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met zijn mededaders, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 150.000 EURO, toebehorende aan die [slachtoffer] , met dat oogmerk
- die [slachtoffer] tegen diens lichaam heeft geslagen en geschopt en
- het daarbij op dreigende wijze zeggen: "Ik krijg nog geld van jou. En we kunnen het goedschiks of kwaadschiks. Ik moet nog meer geld hebben. Ik krijg nog 150.000 EURO van jou. Jij gaat dat voor me regelen. Morgen voor de middag", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
in de strafzaak met parketnummer 03-661112-17
hij op 22 maart 2017 te Vlodrop, wapens van categorie III, te weten
- een pistool (merk FN, kaliber 6,35 mm Browning) en
- een pistool (merk Bernardelli, kaliber .22 Long Rifle)
en munitie van categorie III, te weten
- 6 kogelpatronen, kaliber .25 AUTO en
- 85 kogelpatronen, kaliber .22 Long Rifle en
- 2 kogelpatronen, kaliber .22 Long en
- 3 kogelpatronen, kaliber .22 W.M.R. en
- 65 kogelpatronen, kaliber 6,35 mm Browning en
- 1 kogelpatroon, kaliber 7,65 mm Browning
en munitie van categorie II, te weten
- 10 kogelpatronen, kaliber .22 W.M.R. (voorzien van hollow point kogels)
voorhanden heeft gehad;
4.
in de strafzaak met parketnummer 03-661112-17
hij op 22 maart 2017 te Vlodrop, een wapen van categorie I onder 3°, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;
5.
in de strafzaak met parketnummer 03-661112-17
hij op 22 maart 2017 te Vlodrop, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna aangehaalde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Met betrekking tot het onder feit 1 en feit 2 primair tenlastegelegde wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, Districtsrecherche Parkstad, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , verbalisant van politie, proces-verbaalnummer LB2R016090, gesloten 10 augustus 2017, betreffende het onderzoek ‘Grossulaar’ en bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtseed opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-303.
Met betrekking tot hetgeen onder feit 3, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde wordt – tenzij anders vermeld – steeds verweren naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Echt, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , brigadier van politie, proces-verbaalnummer PL2300-2017041781, gesloten 15 mei 2017, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-56.
Bewijsoverwegingen

A.

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde. Daartoe is in de kern aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van het door andere(n) opgevatte plan om [slachtoffer] in de loods van de verdachte aan [adres 1] met geweld en/of bedreiging van geweld te bestelen en met bedreiging met geweld [slachtoffer] een geldbedrag af te persen. Het is de verdachte mitsdien onduidelijk hoe de overige in de loods aanwezige personen wisten dat [slachtoffer] op 19 mei 2016 in de loods aanwezig zou zijn. Voor zover de verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde feiten, is de verdachte daartoe gedwongen door [medeverdachte 1] . Deze heeft de verdachte, middels het uiten van ernstige bedreigingen, daartoe gedwongen. De verdachte heeft aan de door de bedreigingen ontstane druk geen weerstand kunnen en hoeven bieden, aldus de raadsman.
B. I
Met betrekking tot het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting zijn de volgende feiten en omstandigheden komen vast te staan, waarbij met name uit de gecursiveerde delen blijkt dat de verdachte van meet af aan als medepleger aan de bewezenverklaarde gekwalificeerde diefstal en poging tot afpersing heeft deelgenomen (zie verder onder C1).
Op 19 mei 2016 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van diefstal met geweld en bedreiging en afpersing met geweld, gepleegd door een groep voor hem (grotendeels) onbekende mannen. Aangever [slachtoffer] , eigenaar van een grondverzetbedrijf, werd op 11 of 12 mei 2016 gebeld door een man die gebruikmaakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Deze man heeft bij [slachtoffer] inlichtingen ingewonnen over uit te voeren werkzaamheden, meer in het bijzonder het afbreken van een muur en het graven van een sleuf. [slachtoffer] heeft de man te kennen gegeven dat hij langs zou komen voor het maken van een offerte en op 18 mei 2016 is middels een sms-bericht daarvoor een afspraak gemaakt voor 19 mei 2016 tussen 12:00 en 13:00 uur aan [adres 1] . [1]
[slachtoffer] is op 19 mei 2016 samen met zijn vriendin [betrokkene] in zijn werkbus naar het adres aan [adres 1] gereden. Bij aankomst aldaar zag [slachtoffer] een loods met daaraan verbonden een kantoor. In de deuropening van het kantoor zag [slachtoffer] een man staan. Deze man is door [slachtoffer] aangeduid als man 1. [slachtoffer] is uitgestapt, waarna de man [slachtoffer] door de voordeur van het kantoor naar binnen heeft gelaten en hem door een gang de loods in heeft begeleid. De man zei tegen [slachtoffer] dat hij even moest wachten en dat hij de baas ging halen. Vervolgens is de man een aantal seconden uit het zicht verdwenen. Toen de man terugkwam was hij in het gezelschap van vier andere mannen. De man is toen met de andere mannen op [slachtoffer] afgelopen. Eén van de vier mannen, door [slachtoffer] aangeduid als man 2, tussen de 35-45 jaar oud, gebrekkig Nederlands sprekend met een Oost-Europees accent en zei tegen hem: “wij moeten eens praten. Ik krijg geld van jou. En we kunnen het goedschiks of kwaadschiks. Ik weet dat je geld hebt. We weten waar je woont en dat je een huis hebt, een auto, een motor en een boot.” [slachtoffer] antwoordde daarop: ‘goedschiks’. Een van de mannen vroeg vervolgens: “Wat heb je bij je?”. De groep mannen stond op dat moment in een cirkel om [slachtoffer] heen. Toen [slachtoffer] zei dat hij geen geld had werd hij door een van de vijf mannen, door [slachtoffer] aangeduid als man 2, geslagen en geschopt. [slachtoffer] werd hierbij meermaals met kracht tegen zijn bovenbenen geschopt en met een gebalde vuist tegen zijn borstbeen geslagen. Bij de aangifte bevindt zich een foto van het letsel dat [slachtoffer] hierdoor heeft opgelopen: het hof neemt hierop verkleuringen op buik en borst waar. [2]
[slachtoffer] heeft de wijze van slaan en schoppen door man 2 omschreven als dat van een professioneel vechtsporter. Door het geweld vreesde [slachtoffer] voor zijn leven. [slachtoffer] heeft vervolgens een bedrag van € 4050,00 aan contanten uit zijn broekzakken gepakt. Man 3 heeft dit geld vervolgens uit zijn handen gepakt en zei “hier daarmee”. Man 2 zei daarop tegen [slachtoffer] dat de ze nog meer geld moesten hebben en zei tegen [slachtoffer] : “Ik krijg nog € 150.000,00. Jij gaat me dat regelen. Morgen voor de middag”. [slachtoffer] gaf aan dat hij daarvoor naar de bank moest.
Toen [slachtoffer] naar de uitgang wilde lopen werd hem dit belet door alle mannen van de groep die in een kring om hem heen gingen staan.De door [slachtoffer] aangeduide man 1 zei: “er zit nog een vrouw in de bus”. Man 2 vroeg aan [slachtoffer] wie de vrouw in de bus was. [slachtoffer] gaf daarop aan dat dit zijn vriendin was. Toen een van de mannen opperde om haar naar binnen te halen, zei man 1: “laat maar” en zei hij tegen [slachtoffer] : “morgen kom je dat geld brengen. Haal maar niets doms in je hoofd.” Vervolgens mocht [slachtoffer] vertrekken. Een van de in de loods aanwezige mannen is door [slachtoffer] herkend als [medeverdachte 1] (
het hof begrijpt: [medeverdachte 1] [3] ; cursiveringen hof.).
Op 20 mei 2016 heeft [slachtoffer] een sms-bericht ontvangen met de tekst: ‘Hoe laat ben je hier’. Dit bericht was verstuurd gebruikmakend van de telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Vervolgens is [slachtoffer] acht keer gebeld door dit telefoonnummer. [4] [slachtoffer] heeft vervolgens met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] gebeld. Deze man vertelde [slachtoffer] dat het betalen van het geld, zoals gister besproken, goed- of kwaadschiks kon en, wat jij wil. Ik wil niet moeilijk doen, maar stel voor dat we het gewoon fatsoenlijk doen”, “Luister, we kunnen gewoon praten en daar komen we veel verder mee. Ik heb gisteren die jongen van jou afgetrokken. Ik was die, die die jongen van je aftrok. Maar als je het niet laat zien, gaat het echt fout”. En “Ik denk dat het best is als je nu van alles gaat regelen. Je hebt een dure klok en van alles. Je hebt genoeg. Ik praat met jou strakjes, voor mijn part gaan we bij MacDonald’s zitten. Je weet wat je moet betalen. Dat hebben ze je gisteren gezegd.” [slachtoffer] heeft vervolgens met de man afgesproken dat hij het geld in het dashboardkastje van zijn werkbus zou leggen, waarna hij zijn werkbus op de parkeerplaats van de MacDonald’s aan [adres 2] zou achterlaten. De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] zou vervolgens het geld uit de bus laten halen. [5]
Nadat aangever [slachtoffer] zijn werkbus had geparkeerd op de parkeerplaats van de Macdonald’s aan de [adres 2] , is door leden van het observatieteam waargenomen dat een groene Renault Twingo met het kenteken [kenteken] het parkeerterrein is opgereden.
De bestuurder van de Renault Twingo is herkend als de verdachte, [verdachte] .De bijrijder is herkend als [medeverdachte 2] . Door het observatieteam is voorts waargenomen dat [medeverdachte 2] uit de Twingo is gestapt en dat hij naar de werkbus van [slachtoffer] is toegelopen. [medeverdachte 2] keek eerst door de zijruit van het rechterportier van de werkbus, opende vervolgens de rechterschuifdeur en keek in de laadruimte van die bus om vervolgens het voorportier aan de rechterzijde te openen en uit het handschoenenvakje/dashboardkastje een pakketje te pakken. Onmiddellijk daarna is [medeverdachte 2] aangehouden door leden van het arrestatieteam. [6] De verdachte is vervolgens met hoge snelheid weggereden en kon nadien in België worden aangehouden. [7]
De politie heeft onderzoek ingesteld naar de identiteit van de gebruikers van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . Met de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op 225 heeft [slachtoffer] de afspraak gemaakt om op 19 mei 2016 naar de loods aan [adres 1] te komen. Met de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op 805 is [slachtoffer] op 20 mei 2016 overeengekomen dat het geld diezelfde dag zou worden achterlaten in zijn werkbus, welke [slachtoffer] op het parkeerterrein bij de MacDonald’s zou parkeren. Onderzoek naar getapte telefoongesprekken die met de betreffende telefoons zijn gevoerd, in verbinding met onderzoek naar de simkaartgegevens heeft uitgewezen dat de telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik was bij [medeverdachte 2] .
De telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] was in gebruik bij de verdachte. [8]
De verdachte heeft bij de politie een verklaring afgelegd.
Hij heeft verklaard dat hij, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en twee andere leden van [motorclub] aanwezig waren in de loods aan [adres 1] toen aangever [slachtoffer] binnenkwam.Een van de aanwezige mannen, door de verdachte omschreven als een Roemeense man rond de 40/45 jaar en tevens ‘K1 vechter’, heeft in gebrekkig Nederlands tegen [slachtoffer] gezegd: “het kan op twee manier gaan: goed- of kwaadschiks”. [medeverdachte 1] zei vervolgens tegen [slachtoffer] : “wij hebben nog veel te regelen”. [medeverdachte 1] zei: “je gaat betalen”. [slachtoffer] is vervolgens door de Roemeense man geslagen. [medeverdachte 1] heeft tegen [slachtoffer] gezegd dat zijn vriendin in de auto moest blijven zodat hij geld kon gaan halen. Het geld dat [slachtoffer] bij zich had heeft hij in de loods afgestaan. Dat de aangever in de loods kwam, is volgens [verdachte] geregeld door [medeverdachte 2] die telefonisch en per sms/app contact heeft gehad met aangever.
Blijkens de verklaring van de verdachte zou de volgende dag, op 20 mei 2016, een tweede betaling plaatsvinden.
[slachtoffer] reageerde evenwel niet meer op telefoontjes van [medeverdachte 2] waarna de verdachte – naar eigen zeggen in opdracht van [medeverdachte 1] – [slachtoffer] heeft gebeld en hem gevraagd heeft naar het geld.[slachtoffer] heeft toen voorgesteld om het geld over te dragen bij de MacDonald’s. De verdachte is toen samen met [medeverdachte 2] naar de MacDonald’s gereden. [medeverdachte 2] is toen uit de auto gestapt en richting de werkbus gelopen. [9]

B. II

Met betrekking tot het onder de feiten 3, 4 en 5 tenlastegelegde
Op 22 maart 2017 is de politie binnengetreden in de woning van de verdachte, gelegen aan [adres 3] . In de woning zijn door de politie, in een keukenkast, een kast in de bijkeuken en op een tafel in de keuken, de navolgende voorwerpen aangetroffen en inbeslaggenomen [10] :
- een pistool van het merk Fabrique Nationale, type Browning, kaliber 6,35 mm, welk pistool valt onder artikel 2 lid 1, categorie III sub 1 van de Wet Wapens en Munitie [11] ;
- een pistool van het merk Bernardelli, type Long Rifle, kaliber .22 mm, welk pistool valt onder artikel 2 lid 1, categorie III sub 1 van de Wet Wapens en Munitie [12] ;
6 kogel patronen van het kaliber .25 AUTO, welke patronen vallen onder artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet Wapens en Munitie [13] ;
85 kogelpatronen van het kaliber .22 Long Rifle, welke patronen vallen onder artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet Wapens en Munitie [14] ;
2 kogelpatronen van het kaliber .22 Long, welke vallen onder artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet Wapens en Munitie [15] ;
3 kogelpatronen van het kaliber .22 W.M.R, welke patronen vallen onder artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet Wapens en Munitie [16] ;
65 kogelpatronen van het kaliber 6,35 mm Browning, welke patronen vallen onder artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet Wapens en Munitie [17] ;
1 kogelpatroon van het kaliber 7,65 mm Browning, welke patroon valt onder artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet Wapens en Munitie [18] ;
10 kogelpatronen van het kaliber .22 W.M.R. (voorzien van hollow point kogels), welke patronen vallen onder artikel 2 lid 2, categorie II van de Wet Wapens en Munitie [19] ;
- Een boksbeugel, zijnde een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie I onder 3 van de Wet Wapens en Munitie [20] ;
- Een stroomstootwapen, zijnde een wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie II onder 5 van de Wet Wapens en Munitie. Het betreft een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht [21] .

C. I

Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de medeplegers. Dat vergt dat bij bewezenverklaring van medeplegen aan het tenlastegelegde delict er bij de verdachte sprake dient te zijn van een – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Naar het oordeel van het hof wordt het tot vrijspraak strekkende pleidooi van de raadsman, weerlegd door de inhoud van de onder B.1 opgenomen bewijsmiddelen, in het bijzonder door de cursieve onderdelen daarvan. Uit die bewijsmiddelen volgt immers dat de verdachte aanwezig was in de loods en deel heeft uitgemaakt van de groep mannen die [slachtoffer] hebben omcirkeld en waarbij het slachtoffer door één van de mannen uit de groep is geslagen en geschopt. De verdachte heeft het slachtoffer de volgende dag gebeld en hem nogmaals medegedeeld dat het betalen van het geld ‘goedschiks of kwaadschiks’ kon en het slachtoffer voorgehouden dat als hij niet zou betalen er represailles zouden volgen. Voorts was de verdachte op 20 mei 2016 samen met de medeverdachte [medeverdachte 2] aanwezig op de parkeerplaats van de MacDonald’s in een poging om het geld op te halen.
Het hof stelt derhalve vast dat de verdachte op essentiële momenten bij uitvoering van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde aanwezig is geweest en met diens samenstel van handelen een significante bijdrage heeft geleverd aan de uitvoering van de onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde feiten. Gelet voorts op de samenwerking van de verdachte met de andere medeverdachte(n) is het hof van oordeel dat de verdachte als medepleger van de onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde feiten kan worden aangemerkt.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.

C. II

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de aangetroffen vuurwapens en munitie, alsmede de aangetroffen boksbeugel en het stroomstootwapen van hem zijn. [22]
Op grond van het onder B. II overwogene en de aldaar gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van twee vuurwapens, diverse eenheden en type munitie, alsmede een boksbeugel en een stoomstootwapen, zoals ter zake van de feiten 3, 4 en 5 bewezen is verklaard.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
meermalen gepleegd en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het onder feit 4 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Het onder feit 5 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Dat verdachte onder druk zou hebben gehandeld en dat die zodanig was dat hij daaraan (redelijkerwijs) geen weerstand kon bieden, is niet aannemelijk geworden.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld in vereniging, alsmede een poging tot afpersing met bedreiging van geweld, eveneens in vereniging. De verdachte heeft samen met zijn mededaders het slachtoffer [slachtoffer] (onder valse voorwendselen) naar een loods gelokt. In de loods zag het slachtoffer zich geconfronteerd met een groep van – voor hem (grotendeels) – onbekende mannen. Deze groep heeft zich vervolgens om [slachtoffer] heen verzameld, waarna hij door één van de mannen is geschopt en geslagen. Op zeer intimiderende wijze is vervolgens geëist dat hij geld aan (een van) de mannen moest afgeven. Ook hebben de verdachte en zijn mededaders gepoogd om het slachtoffer, door middel van bedreiging met geweld, een groot geldbedrag af te persen.
Door op voormelde wijze te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer, alsmede inbreuk gemaakt op diens eigendomsrecht. Doordat de verdachte en diens medeverdachten het slachtoffer op een ogenschijnlijk bona fide, doch listige voorstelling van zaken naar de loods hebben gelokt, hebben zij voorts het vertrouwen van het slachtoffer geschaad. Het behoeft geen betoog dat de gewelddadige diefstal alsmede de poging tot afpersing in vereniging voor het slachtoffer een buitengewoon traumatische ervaring moet zijn geweest, waarbij het een feit van algemene bekendheid is dat slachtoffers van dergelijke traumatische gebeurtenissen nog langdurig angstgevoelens en psychische klachten kunnen ondervinden. Blijkens de verklaring van [slachtoffer] vreesde hij ook voor zijn leven. Het verwerpelijke handelen, dat kennelijk slechts was ingegeven door eigen geldelijk gewin, wordt de verdachte en zijn mededaders door het hof zwaar aangerekend.
Daarnaast was de verdachte nog in het bezit van enkele vuurwapens met een aanzienlijke hoeveelheid munitie. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens inclusief munitie brengt in het algemeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de maatschappij met zich.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 april 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk, ook voor soortgelijke, strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte geschetst dat hij momenteel in een lastige en zware periode van zijn leven verkeert. Hij is thans gedetineerd ter zake van een ander strafbaar feit en in mei van dit jaar is hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van substantiële duur. De verdachte heeft te kampen met diverse ernstige gezondheidsproblemen, waaronder problemen aan zijn hart. Hiervoor zal binnen afzienbare tijd operatief ingrijpen noodzakelijk zijn, aldus de verdachte. De verdachte heeft verder naar voren gebracht dat hij werkzaam is als chauffeur op een ‘dumper’. Hij wenst dit werk in de toekomst voort te zetten en samen met zijn vriendin een nieuw leven op te bouwen. Om te voorkomen dat hij in de toekomst wederom bij strafbare feiten betrokken zal raken, heeft hij naar eigen zeggen het contact met personen uit het criminele milieu verbroken. In dit verband heeft hij tevens de wens uitgesproken om geplaatst te worden in een instelling waar hij behandeld kan worden ter zake van de aan zijn criminaliteit ten grondslag liggende problemen.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en uit het oogpunt van vergelding, niet kan worden volstaan met het opleggen van een lichtere of andersoortige sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van in beginsel 36 maanden met zich brengt.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak evenwel nog het volgende.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat vanwege de Staat der Nederlanden jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft voorts te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaren nadat het hoger beroep is ingesteld.
Het hof stelt vast dat de verdachte op 27 mei 2016 door de politie is aangehouden en op 28 mei 2016 verhoord. De rechtbank heeft op 7 december 2018 vonnis gewezen. Vervolgens is namens de verdachte op 11 december 2018 hoger beroep ingesteld. Het hof doet bij arrest van heden – 20 juli 2022 – einduitspraak. Het tijdsverloop tussen het begin van de ‘criminal charge’ als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het wijzen van het vonnis door de rechtbank bedraagt 2 jaren en ruim 6 maanden. Voor wat betreft de behandeling in hoger beroep geldt dat de duur daarvan 3 jaren en 7 maanden bedraagt.
Bij de beoordeling of de redelijke termijn is overschreden kunnen bijzondere omstandigheden een rol spelen, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Hoewel deze zaak omvangrijk en relatief complex van aard is en de verdediging zowel in eerste aanleg als in hoger beroep onderzoekswensen heeft ingediend, welke onderzoekswensen door de rechtbank en het hof (al dan niet gedeeltelijk) zijn gehonoreerd, is het hof van oordeel dat die redenen niet het gehele tijdsverloop kunnen verklaren.
Resumerend stelt het hof vast dat telkens einduitspraak is gedaan na het verstrijken van twee jaren. Daarmee is de redelijke termijn in eerste aanleg met ruim 6 maanden overschreden. In hoger beroep is sprake van een overschrijding van 1 jaar en 7 maanden. Het hof zal de totale overschrijding ten faveure van de verdachte verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het hof de op te leggen gevangenisstraf zal matigen met 8 maanden.
Het voorgaande brengt het hof, alles afwegende, tot de slotsom dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden is. In hetgeen overigens door de verdediging naar voren is gebracht ziet het hof geen aanleiding om tot strafmatiging over te gaan.
Het hof zal ten slotte bepalen dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Tijdens het vooronderzoek is er strafvorderlijk beslag gelegd op een usb-stick en drie simkaarten
Nu er geen strafvorderlijk belang meer is bij handhaving van het beslag, zal het hof de teruggave gelasten van voormelde goederen aan de verdachte, als zijnde de redelijkerwijs rechthebbende aan te merken persoon.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 57, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
gelast de teruggave aan de verdachte ven de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een usb-stick en drie simkaarten.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. S. Taalman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.S. Vos, griffier,
en op 20 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Taalman voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 19 mei 2016, p. 52-54, in samenhang bezien met proces-
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 19 mei 2016, p. 57.
3.Proces-verbaal van verdenking d.d. 26 mei 2016, p. 243-245.
4.Proces-verbaal d.d. 13 juli 2017, p. 142-144.
5.Stamproces-verbaal p. 15 in samenhang met proces-verbaal bevindingen tapgesprekken [verdachte] –
6.Stamproces-verbaal p. 15 in samenhang met proces-verbaal van observatie d.d. 23 mei 2016, p. 71-76 en
7.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 21 mei 2016, p. 202 en 203.
8.Proces-verbaal identificatie [medeverdachte 2] d.d. 22 mei 2016, p. 92-97 in samenhang bezien met proces-verbaal inbeslagname GSM [medeverdachte 2] d.d. 22 mei 2016, p. 98 en 99 en proces-verbaal onderzoek gsm -225 [medeverdachte 2] d.d. 25 mei 2016, p. 100 en 104. Proces-verbaal bevindingen tapgesprekken [verdachte] – slachtoffer d.d. 26 mei 2016, p. 105-112.
9.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 5 juli 2016, p. 231-234.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 april 2017, p. 41, in samenhang bezien met de machtiging tot het binnentreden in een woning d.d. 21 maart 2017, p. 5, proces-verbaal binnentreden woning d.d. 22 maart 2017, p. 6 en proces-verbaal doorzoeking woning [adres 3] d.d. 22 maart 2017, p. 8.
11.Proces-verbaal onderzoek wapens en munitie d.d. 29 maart 2017, p. 29-30 in samenhang bezien met kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering p. 50 en de afstandsverklaring in beslag genomen voorwerpen ex art. 116 Wetboek van strafvordering p. 54, 55 en 56.
12.Proces-verbaal onderzoek wapens en munitie d.d. 29 maart 2017, p. 31 in samenhang bezien met kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering p. 52 en de afstandsverklaring in beslag genomen voorwerpen ex art. 116 Wetboek van Strafvordering p. 54, 55 en 56.
13.Proces-verbaal onderzoek wapens en munitie d.d. 29 maart 2017, p. 30 in samenhang bezien met kennisgeving in beslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering p. 50 en de afstandsverklaring in beslag genomen voorwerpen ex art. 116 Wetboek van Strafvordering p. 54, 55 en 56.
14.Proces-verbaal onderzoek wapens en munitie d.d. 29 maart 2019, p. 32, 33 en 34 in samenhang bezien met kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering p. 46 en 47 en de afstandsverklaring in beslag genomen voorwerpen ex art. 116 Wetboek van Strafvordering p. 54, 55 en 56.
15.Proces-verbaal onderzoek wapens en munitie d.d. 29 maart 2017, p. 35 in samenhang bezien met kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering p. 47 en de afstandsverklaring in beslag genomen voorwerpen ex art. 116 Wetboek van Strafvordering p. 54, 55 en 56.
16.Proces-verbaal van onderzoek wapens en munitie d.d. 29 maart 2017, p. 35 in samenhang bezien met kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering p. 47 en de afstandsverklaring in beslag genomen voorwerpen ex art. 116 Wetboek van Strafvordering p. 54, 55 en 56.
17.Proces-verbaal van onderzoek wapens en munitie d.d. 29 maart 2017, p. 37 en 38 in samenhang bezien met kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering p. 47 en 48 en de afstandsverklaring in beslag genomen voorwerpen ex art. 116 Wetboek van Strafvordering p. 54, 55 en 56.
18.Proces-verbaal onderzoek wapens en munitie d.d. 29 maart 2017, p. 37 in samenhang bezien met kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering p. 47 en de afstandsverklaring in beslag genomen voorwerpen ex art. 116 Wetboek van Strafvordering p. 54, 55 en 56.
19.Proces-verbaal onderzoek wapens en munitie 29 maart 201, p. 36 in samenhang bezien met kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering p. 47 en de afstandsverklaring in beslag genomen voorwerpen ex art. 116 Wetboek van Strafvordering p. 54, 55 en 56.
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2017, p. 26 en 27 in samenhang bezien met kennisgeving van inbeslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering, p. 49.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2017, p. 21-25 in samenhang bezien met kennisgeving in beslagneming artikel 94 Wetboek van Strafvordering, p. 53.
22.Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, zesde meervoudige kamer voor strafzaken, van 6 juli 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] .