ECLI:NL:GHSHE:2022:2474

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
20-002039-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake drugshandel en deelname aan criminele organisatie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg van 18 juni 2019. De verdachte, geboren in 1995 en woonachtig in Nederland, was in eerste aanleg veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine, het voorhanden hebben van een pepperspraybus en een boksbeugel, opzetheling van gestolen auto-onderdelen, en deelname aan een criminele organisatie. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van de bewezenverklaring, maar wijzigde de strafvordering naar een gevangenisstraf van 22 maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak van enkele tenlastegelegde feiten en een lagere straf. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde een gevangenisstraf van 15 maanden op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte had deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met voertuigcriminaliteit, en had gestolen auto-onderdelen in zijn bezit. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie, en dat zijn rol in de organisatie niet prominent was, maar voldoende om hem schuldig te verklaren.

Uitspraak

Aha
Parketnummer : 20-002039-19
Uitspraak : 22 juni 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van 18 juni 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-702758-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen voor wat betreft de bewezenverklaring en met aanvulling van gronden en zal vernietigen voor wat betreft de straf en het beslag en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft zich voor wat betreft het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof. Met betrekking tot het onder 4 en 5 tenlastegelegde is vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 10 januari 2017 in de gemeente Landgraaf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1055 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;

(pag. 11239)

2.hij op of omstreeks 10 januari 2017 in de gemeente Landgraaf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een pepperspraybus, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende of soortgelijke stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;

De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(pag. 11272)

3.hij op of omstreeks 10 januari 2017 in de gemeente Landgraaf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie I onder 3°, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;

De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(pag. 11272)

4.hij op of omstreeks 10 januari 2017 in de gemeente Landgraaf, (een) goed(eren), te weten

1. een multimediasysteem (behorende bij een personenauto, VW Golf, gekentekend [kenteken 1] ) en/of
2. vier autoportieren en twee autostoelen (behorende bij een personenauto, VW Polo, gekentekend [kenteken 2] )
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die/dit goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
(pag. 11305)

5.hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2016 tot en met 10 januari 2017 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland en/althans België en/althans Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 12] en/of [medeverdachte 13] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het overtreden van artikel 417 Wetboek van Strafrecht (gewoonteheling) en/of artikel 416 Wetboek van Strafrecht (opzetheling) en/of artikel 417bis Wetboek van Strafrecht (schuldheling) en/of artikel 311 Wetboek van Strafrecht (gekwalificeerde diefstal) en/of overtreden van de Opiumwet en/of overtreden van de Wet Wapens en Munitie en/of een of meer andere misdrijven.

(pag. 10943)
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1.hij op 10 januari 2017 in de gemeente Landgraaf, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1055 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;

3.3.hij op 10 januari 2017 in de gemeente Landgraaf, een wapen van categorie I onder 3°, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;

4.hij op 10 januari 2017 in de gemeente Landgraaf, goederen, te weten

1. een multimediasysteem (behorende bij een personenauto, VW Golf, gekentekend [kenteken 1] ) en
2. vier autoportieren en twee autostoelen (behorende bij een personenauto, VW Polo, gekentekend [kenteken 2] )
heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen;

5.hij in de periode van 1 februari 2016 tot en met 10 januari 2017 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 9] en [medeverdachte 13] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het overtreden van artikel 417 Wetboek van Strafrecht (gewoonteheling) en artikel 416 Wetboek van Strafrecht (opzetheling) en artikel 311 Wetboek van Strafrecht (gekwalificeerde diefstal).

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich – op gronden zoals verwoord in het schriftelijke requisitoir – op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor wat betreft het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof. Zij heeft vrijspraak van de onder 4 tenlastegelegde heling van auto-onderdelen bepleit, nu er geen bewijs is dat de verdachte wist of redelijkerwijs moet hebben geweten dat het om gestolen auto-onderdelen ging. Voorts heeft de verdachte geen bijdrage dan wel ondersteunende gedragingen verricht die verband houden met het oogmerk van de criminele organisatie, zodat hij ook van de onder 5 tenlastegelegde criminele organisatie dient vrijgesproken te worden.
Feit 1 – aanwezig hebben amfetamine
Op 10 januari 2017 vindt een doorzoeking plaats in de woning aan [adres 2] , de woning waar de verdachte destijds woonachtig was. In de diepvries in de keuken werd een zak met ongeveer 1055 gram amfetamine aangetroffen en inbeslaggenomen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat het klopt dat hij de zak met ongeveer 1055 gram amfetamine aanwezig heeft gehad.
Het hof is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte ongeveer 1055 gram amfetamine op 10 januari 2017 in zijn woning aanwezig heeft gehad.
Feit 2 en 3 – voorhanden hebben pepperspraybus en boksbeugel
Bij voornoemde doorzoeking werd eveneens een pepperspraybus en een boksbeugel aangetroffen en inbeslaggenomen. Pepperspray is bestemd voor het treffen van personen met een giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende of soortgelijke stof en is een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie.
De boksbeugel is een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I, onder 3 van de Wet wapens en munitie.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij de pepperspraybus en de boksbeugel voorhanden heeft gehad.
Het hof is van oordeel van wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte op 10 januari 2017 in zijn woning een pepperspraybus en een boksbeugel voorhanden heeft gehad.
Feit 4 – opzetheling multimediasysteem, vier autoportieren en twee autostoelen
Op 10 januari 2017 werd in de woning van de verdachte eveneens een witte Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 3] inbeslaggenomen. Uit het identiteitsonderzoek van de personenauto is gebleken dat het in het voertuig ingebouwde multimediasysteem afkomstig is van een Duitse Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] . Deze personenauto stond sinds 2 december 2015 als gestolen gesignaleerd in Duitsland (en werd op 23 december 2016 uitgebrand aangetroffen in Nederland). Daarnaast is uit identiteitsonderzoek gebleken dat de vier portieren en de beide voorstoelen – die in de witte Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 3] waren gemonteerd – afkomstig waren van een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] . Deze auto werd tussen 7 en 8 juli 2015 gestolen in Landgraaf (en werd op 30 juli 2015 uitgebrand aangetroffen).
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij voornoemde auto-onderdelen heeft gekocht via Marktplaats en dat hij niet wist dat dit gestolen onderdelen betroffen. De verdachte heeft verklaard twee keer schade aan zijn auto te hebben geleden. Er zou iemand voor zijn deur tegen zijn auto zijn aan gereden en hij zou zelf een hert hebben aangereden. In eerste instantie heeft hij het er bij laten zitten, maar na het tweede schadegeval zou hij een beroep op de verzekeringsmaatschappij hebben gedaan en van dat geld de betreffende auto-onderdelen hebben gekocht. De betreffende brief van de verzekeringsmaatschappij d.d. 21 augustus 2014 bevindt zich bij de stukken (door de verdachte in eerste aanleg overgelegd). De verdachte heeft op zitting in hoger beroep verklaard dat hij hiertoe alle auto-onderdelen – die gestolen blijken te zijn – bij één verkoper op Marktplaats, zou hebben gekocht. Deze verkoper bleek over alle spullen te beschikken die hij nodig had en graag wilde hebben. De verdachte zou alleen niets meer weten over wie de verkoper was, om welk account het op marktplaats ging, of op welk adres hij de spullen heeft gehaald. De verdachte zou verder ook geen enkel document, mail of ander gegeven over de koop van de onderdelen bij de Marktplaats-verkoper meer hebben.
Het hof hecht aan de verklaring van de verdachte echter geen geloof. In de eerste plaats niet omdat zijn verklaring niet goed valt te rijmen met de gegevens van de verzekeraar. Blijkens de brief van de verzekeraar d.d. 21 augustus 2014 is er een bedrag uitgekeerd voor het voorval dat plaatsvond op 12 augustus 2014. Dat is volgens de verklaring van de verdachte dus het tweede voorval geweest, waarop de verdachte zou hebben besloten de auto te gaan repareren. De auto waarvan de vier portieren en de voorstoelen afkomstig zijn is echter pas op 7 of 8 juli 2015 gestolen (bijna een jaar later) en de auto waarvan het multimediasysteem afkomstig is, is op 2 december 2015 gestolen (bijna 1,5 jaar later). De verdachte heeft de tenlastegelegde auto-onderdelen naar eigen zeggen samen in één keer bij dezelfde verkoper gekocht. Dat betekent dat de verdachte niet eerder dan in december 2015 de tenlastegelegde auto-onderdelen kon kopen. De verdachte heeft weliswaar verklaard dat zijn auto na het ongeval lang heeft stilgestaan om gerepareerd te worden, maar het hof acht het onaannemelijk dat de verdachte bijna 1,5 jaar zou hebben gewacht om de schade aan zijn auto te herstellen. Dit geldt te meer nu hij kennelijk binnen negen dagen na het tweede schadegeval een beroep op zijn verzekeringsmaatschappij heeft gedaan met de bedoeling de auto te herstellen en direct een bevestiging kreeg dat het geld zou worden overgemaakt.
Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaring van de verdachte heeft het hof in de tweede plaats de omstandigheid betrokken dat hij zijn verklaring geenszins nader heeft kunnen onderbouwen. De verdachte heeft niets overgelegd met betrekking tot de vermeende Marktplaatsadvertentie, niets met betrekking tot zijn (e-mail-)contact met de Marktplaatsverkoper en ook geen enkel aanknopingspunt gegeven om de naam of het adres van de Marktplaatsverkoper te (kunnen) achterhalen.
Er is derhalve geen ander aannemelijk en plausibel scenario gebleken of naar voren gebracht. Bovendien geldt voor het multimediasysteem (een autoradio met navigatie) dat het een feit van algemene bekendheid is dat autoradio’s veelvuldig voorwerp van misdrijf zijn (vgl. Hoge Raad 24 februari 1987, ECLI:NL:PHR:1987:AC9737). Het had daarom op de weg van de verdachte gelegen om nader onderzoek te doen naar de auto-onderdelen. Op basis van het vorenstaande, alsmede de door het hof vastgestelde feiten en overwegingen onder ‘Feit 5 – deelname aan een criminele organisatie’, is het hof van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de voornoemde auto-onderdelen. Het hof betrekt daarbij ook dat de verdachte lid was van een criminele organisatie die (onder meer) opzetheling als oogmerk had. De criminele organisatie hield zich voornamelijk bezig met zogeheten ‘voertuigcriminaliteit’, waarbij (veelal dure) auto’s werden gestolen en uit elkaar gehaald. Onder die omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat de verdachte heeft geweten dat het multimediasysteem, de vier portieren en de twee autostoelen door misdrijf verkregen goederen betroffen.
Feit 5 – deelname aan een criminele organisatie
De verdediging heeft ter terechtzitting het verweer gevoerd dat de verdachte niet heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het onder 5 tenlastegelegde, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij, tezamen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 11] , [medeverdachte 12] en [medeverdachte 13] , heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijven, te weten het overtreden van artikel 417, 417bis, 416 en/of 311 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en/of de Opiumwet en/of de Wet Wapens en Munitie (hierna: WWM) en/of andere misdrijven.
Het hof acht uit de gebezigde bewijsmiddelen genoegzaam komen vast te staan dat te dezen sprake was van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 Sr, die tot het oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het overtreden van artikel 417 (gewoonteheling) en/of 416 (opzetheling) en/of 311 (gekwalificeerde diefstal) Sr. De vraag resteert dan of ook bewezen kan worden verklaard dat de verdachte aan die organisatie heeft ‘deelgenomen’. In dat verband stelt het hof voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr slechts dan sprake kan zijn, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het voornoemde oogmerk.
Een verdachte moet voorts weten – in de zin van onvoorwaardelijk opzet – dat de criminele organisatie het plegen van misdrijven in zijn algemeenheid tot het oogmerk heeft. Een verdachte hoeft echter geen opzet te hebben gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven. Wetenschap van één of verscheidene concrete misdrijven is evenmin vereist. Elke bijdrage aan een criminele organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van een misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten. Daarbij geldt dat niet iedere bijdrage kan leiden tot het oordeel dat iemand deel uitmaakt van de organisatie. De bijdrage moet een zekere duur en intensiteit hebben.
De criminele organisatie in het onderzoek Hyaliet hield zich voornamelijk bezig met diefstal en heling van voertuigen en onderdelen daarvan, maar uit de bewijsmiddelen blijkt van diverse specifieke vermogensdelicten. Deze afzonderlijke delicten, al dan niet gepleegd in vereniging, staan echter niet op zichzelf. De delicten zijn de concrete, bewijsbare activiteiten die in een groter, georganiseerd verband van verdachten werden begaan. Deze delicten zijn het topje van de ijsberg
.De bij de afzonderlijke delicten betrokken verdachten kenden elkaar en hun relaties zijn niet louter sociaal van aard. De verdachten hebben een crimineel netwerk gevormd dat zich structureel bezig hield met het plegen van onder meer voertuigdiefstal.
Dat blijkt onder andere uit de in de bewijsmiddelen weergegeven tapgesprekken in combinatie met het voortdurend aantreffen van gereedschap, bij vrijwel alle betrokkenen, dat bij uitstek geschikt is voor het stelen van auto’s. Het gaat hierbij om een zogenaamde [bedrijf] . Tijdens de beluisterde telefoongesprekken werd dit apparaat 'het kastje’ genoemd. Deze apparatuur werd door de leden van de organisatie aangeschaft om voertuigen startklaar te maken bij diefstal. Deze apparaten werden aangeschaft bij het bedrijf [bedrijf] , gevestigd in Volendam. Deze apparatuur werd soms op ingenieuze wijze verstopt door de verschillende leden van de organisatie in hun auto. Uit tapgesprekken komt het bezit en de overdracht van deze [bedrijf] naar voren binnen de groep. Verder zijn er meerdere verbanden te leggen tussen verschillende verdachten en garages/loodsen waar gestolen auto’s en auto-onderdelen zijn aangetroffen, zoals blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof geeft hierbij het volgende voorbeeld: In de [adres 3] werden vier personenauto’s aangetroffen die allen afkomstig waren van diefstal. Een van deze voertuigen was reeds voorzien van een nieuw VIN(voertuigidentificatienummer). In de loods lagen onderdelen van verschillende voertuigen, die na onderzoek eveneens afkomstig bleken van meerdere gestolen voertuigen. Verder werden in de loods losse VIN-nummers aangetroffen van Duitse voertuigen die uit het Duitse kentekenregistratiesysteem waren geschreven. In de [adres 3] werd ook de dashboardklok van de gestolen Duitse VW Golf ( [kenteken 4] ) aangetroffen. De overige onderdelen van dit voertuig werden eerder al in de loods van [medeverdachte 9] aan de [adres 4] aangetroffen, waar eveneens een vingerspoor van [medeverdachte 4] op de kentekenplaten van dit gestolen voertuig werden vastgesteld. Uit het bewijs volgt ook dat gestolen auto’s kennelijk gestript werden en dat de onderdelen op meerdere plekken bewaard werden voor hergebruik, hetzij ten behoeve van het stelen van auto’s, hetzij ten behoeve van het opbouwen van legale (schade-)auto’s met behulp van die gestolen onderdelen.
[medeverdachte 4] vormde een spil in het geheel van in georganiseerd verband gepleegde voertuigcriminaliteit en kan als de leider van de organisatie worden aangemerkt. Zijn vader, [medeverdachte 1] , stuurde mensen aan. De rol van de verdachte lijkt in dit geheel ondergesneeuwd te raken, maar uit het geheel van het bewijs volgt desalniettemin dat hij als deelnemer moet worden aangemerkt. Samenvattend zijn er bij hem gestolen auto-onderdelen gevonden, is hij in het bezit van onmisbare apparatuur voor autodiefstal (transponders en een blanco sleutel) en verkeert hij bij herhaling in gezelschap van andere leden van de organisatie. De verdachte was dus ook lid van het ‘team’ waar [medeverdachte 5] over spreekt.
De verdachte overlegt met [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] over auto’s. Ze spreken daarbij in verdekte termen: een auto wordt aangeduid met “ding” of “die”. In een ander gesprek zegt de verdachte dat hij dat ding komt fixen. [medeverdachte 6] vertelt de verdachte dan hij “die” terug heeft moeten geven aan [medeverdachte 1] , de vader van [medeverdachte 4] , omdat “die” van een bekende van [medeverdachte 1] was. “Die andere” staan er gewoon. [medeverdachte 13] [
het hof: daarmee wordt [medeverdachte 13] bedoeld] heeft daarvan alles.
In een telefoongesprek met [medeverdachte 6] op 18 oktober 2016 spreekt de verdachte over een doosje dat hij in de bloempot zal leggen voor [medeverdachte 6] , die aangeeft dat hij [medeverdachte 13] op gaat halen om “die” weg te zetten. Wanneer deze gesprekken op zichzelf zouden staan, zou niet meteen duidelijk zijn waar het over gaat en wat met “die” en “ding” wordt bedoeld. In samenhang bezien met het overige bewijs, kan het wat het hof betreft maar over een ding gaan: gestolen auto’s.
Tot slot zij nog vermeld dat de verdachte op 11 januari 2016 in Duitsland werd aangehouden met [medeverdachte 13] ter zake van een poging tot diefstal van een auto en op 22 juni 2016 zich met [medeverdachte 13] aan een politiecontrole onttrok.
[medeverdachte 13] werd op 21 oktober 2016 in Duitsland aangehouden in verband met een poging tot diefstal van een BMW. [medeverdachte 6] wist toen te ontkomen. [medeverdachte 13] heeft toen tegenover de Duitse politie verklaard dat hij een goede vriend was van [medeverdachte 4] en dat [medeverdachte 4] hem op pad gestuurd had met [medeverdachte 6] om een auto te stelen: [medeverdachte 6] was volgens [medeverdachte 4] een ‘gute Arbeiter’, aldus [medeverdachte 13] .
Het hof is van oordeel dat de uit de bewijsmiddelen blijkende betrokkenheid van de verdachte bij de criminele organisatie voldoende is om te kunnen spreken van deelneming aan die criminele organisatie. Naar het oordeel van het hof is de concrete betrokkenheid van de verdachte voldoende om te stellen dat de verdachte behoorde tot de criminele organisatie en dat hij een aandeel had in, dan wel ondersteuning gaf aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. De ten laste van de verdachte bewijsbare bijdrage is daarvoor van voldoende duur en intensiteit.
Het hof acht daarmee de deelneming door de verdachte aan de criminele organisatie bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
opzetheling, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft – rekening houdend met de schending van de redelijke termijn – gevorderd dat het hof, bij een bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde, de verdachte veroordeelt tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd. Daartoe heeft zij naar voren gebracht dat de onder 1 tenlastegelegde amfetamine zonder verpakkingsmateriaal minder dan één kilogram betrof. Indien het hof zou komen tot een bewezenverklaring van feit 1, 2 en 3, kan volgens de raadsvrouw worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. In het geval dat ook een bewezenverklaring volgt voor het onder 4 en/of 5 tenlastegelegde, verzoekt de raadsvrouw het hof eveneens geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan het voorarrest op te leggen. Daartoe heeft zij gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in die zin dat hij een dochter en een partner heeft, een fulltime dienstverband had en nu een eigen bedrijf wil starten. Er is geen kans op herhaling. Voorts verzoekt de raadsvrouw om rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, de zeer beperkte rol in de criminele organisatie, de leeftijd van de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten en het feit dat hij geen contact meer heeft met de medeverdachten. Tenslotte is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Subsidiair, in het geval dat het hof een langere straf wil opleggen dan de duur van het voorarrest, verzoekt de raadsvrouw om over te gaan tot een andere strafmodaliteit zoals (een combinatie van) een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een taakstraf.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in de periode van 1 februari 2016 tot en met 10 januari 2017 deelgenomen aan een criminele organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten gewoonteheling, schuldheling, opzetheling en gekwalificeerde diefstal. De criminele organisatie hield zich voornamelijk bezig met zogeheten ‘voertuigcriminaliteit’. Met behulp van de benodigde apparatuur werden de vaak dure auto’s gestolen en gestald in een gehuurde garagebox. De gestolen auto’s werden vervolgens (soms in zeer korte tijd) uit elkaar gehaald of in zijn geheel van de hand gedaan. Veelal werd met (uit Duitsland geïmporteerde) schadeauto’s de gestolen auto weer opgebouwd en na het aanvragen van een Nederlands kenteken kon de auto worden gebruikt dan wel worden verkocht.
De organisatie bestond uit een aantal personen die in wisselende samenstelling hebben geopereerd. Dit betroffen, naast de verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 9] en [medeverdachte 13] . [medeverdachte 4] was leider van de organisatie. De leden waren vooral jonge mannen, die elkaar van kleins af aan kennen dan wel met elkaar bevriend waren en/of familie waren van elkaar. Elke verdachte had een bepaalde rol binnen de organisatie, bijvoorbeeld als steler of heler, of als omkatter of verbindingsman-/vrouw.
Door deel te nemen aan een dergelijke organisatie hebben de verdachte en de medeverdachten geen oog gehad voor de maatschappelijke problemen die diefstal en heling van (onderdelen van) voertuigen met zich meebrengt. Door het plegen van diefstallen wordt veel (materiële) schade veroorzaakt. Bovendien ondervinden de gedupeerden veel ergernis en ongemak van het handelen van de organisatie. De maatschappij heeft last van deze mensen.
Criminele organisaties als deze hebben bovendien een ontwrichtend effect op de rechtsorde, door de interne normen en omgangsvormen die worden gehanteerd, en door de winsten die dergelijke organisaties maken en die op enig moment weer in de bovenwereld geïnvesteerd worden. Op deze wijze vindt vermenging van de (illegale) onderwereld met de (legale) bovenwereld plaats. Dit werkt ontwrichtend en ondermijnend voor de maatschappij.
Het hof houdt bij het opleggen van de straf rekening met de rol die de verdachte in de criminele organisatie had, in die zin dat zijn rol niet zeer prominent was.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan opzetheling door gestolen auto-onderdelen voorhanden te hebben. Daarnaast heeft de verdachte ongeveer één kilo amfetamine aanwezig gehad en een pepperspraybus en een boksbeugel voorhanden gehad.
Het hof heeft gelet op de oriëntatiepunten die in veelvoorkomende delicten als uitgangspunt voor de bestraffing dienen. Een andere straf dan een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan niet meer aan de orde zijn. Een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een taakstraf, zoals voorgesteld door de raadsvrouw, doet naar het oordeel van het hof geen recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof voorts nog gelet op:
- de inhoud van het de verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 maart 2022, waaruit volgt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten,
- de overige (gewijzigde) persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting naar voren zijn gebracht.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Redelijke termijn
Het hof heeft zich tevens rekenschap gegeven van de redelijke termijn. Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Deze termijn vangt aan vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Bij de vraag of sprake is van een schending van de redelijke termijn moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van verdachte, de aard en ernst van het tenlastegelegde, de ingewikkeldheid van de zaak en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
In de onderhavige zaak is de redelijke termijn aangevangen op 10 januari 2017, de dag waarop de verdachte is aangehouden. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 18 juni 2019. In eerste aanleg is daarmee sprake van een overschrijding van de redelijke termijn, nu de behandeling in eerste aanleg niet is afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na het aanvangen van de redelijke termijn, te weten een overschrijding van ruim vijf maanden.
Verdachte heeft op 2 juli 2019 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst dit arrest op 22 juni 2022. In hoger beroep is aldus sprake van een termijnoverschrijding, nu de behandeling in hoger beroep niet is afgerond met een eindarrest binnen twee jaar na het instellen van het hoger beroep. Deze overschrijding van de redelijke termijn bedraagt bijna één jaar.
Een deel van deze overschrijding in eerste aanleg en in hoger beroep vindt echter zijn rechtvaardiging in de omvang en de complexiteit van het onderzoek. Deze strafzaak maakt deel uit van het onderzoek Hyaliet, een omvangrijk politie onderzoek waarbij in hoger beroep acht verdachten terechtstaan. In de zaken van de verdachten zijn op de regiezitting veel onderzoekswensen ingediend en toegewezen. Naar het oordeel van het hof is daarmee sprake van bijzondere omstandigheden die de redelijke termijn met een halfjaar verlengt. In hoger beroep is derhalve nog sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van zes maanden.
Het hof ziet in deze overschrijding aanleiding om een lagere straf op te leggen dan het zou hebben gedaan zonder die termijnoverschrijding. Het hof is van oordeel dat, indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest op zijn plaats zou zijn. Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, zal het hof een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof de inbeslaggenomen Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 3] kan verbeurdverklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat het hof voor wat betreft de inbeslaggenomen Volkswagen Polo de teruggave aan de verdachte dient te gelasten. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het hof de gestolen auto-onderdelen verbeurd kan verklaren, maar dat de rest van het voertuig kan worden teruggegeven aan de verdachte.
Ook voor wat betreft het inbeslaggenomen geldbedrag stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat het hof de teruggave aan de verdachte kan gelasten.
Het oordeel van het hof
De Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 3] is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten door de politie inbeslaggenomen. De auto bevatte een aantal auto-onderdelen die van diefstal afkomstig waren. De auto kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De auto is derhalve vatbaar voor onttrekking aan het verkeer en het hof zal de onttrekking aan het verkeer dan ook bevelen.
Op het geldbedrag berust, naast conservatoir beslag, tevens ‘regulier’ beslag conform artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. Indien en voor zover er regulier beslag berust op het geldbedrag, zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 57, 63, 140 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een personenauto, Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 3] , kleur wit, goednummer 488910.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een geldbedrag van € 5.900,00.
Aldus gewezen door:
mr. A.M.G. Smit, voorzitter,
mr. C.P.J. Scheele en mr. M.M. Koevoets, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.G. Gersen, griffier,
en op 22 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Koevoets is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.