In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van appellanten tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg. De zaak draait om gebreken aan een bedrijfsruimte die door de geïntimeerde, een cafetaria, is gehuurd van de appellanten. De huurovereenkomst, die in september 2019 werd ondertekend, ging in op 1 december 2019. De geïntimeerde heeft de appellanten aangesproken op gebreken aan het dak en de riolering van het gehuurde pand, wat volgens hem zijn bedrijfsvoering ernstig belemmert. De geïntimeerde vorderde in eerste aanleg een verklaring voor recht dat de gebreken in de risicosfeer van de appellanten vallen, en vroeg om een huurprijsvermindering van 50% totdat de gebreken zijn verholpen.
De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 4 november 2020 de vorderingen van de geïntimeerde toegewezen, omdat de appellanten niet tijdig een conclusie van antwoord hadden ingediend. De appellanten hebben vervolgens hoger beroep ingesteld en twee grieven aangevoerd, waarbij zij de vernietiging van het vonnis van de kantonrechter hebben verzocht. De eerste grief betreft de toewijzing van de vorderingen van de geïntimeerde, en de tweede grief betreft de proceskostenveroordeling.
Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor aktewisseling, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om in te gaan op de separate procedure die door de appellanten is aangespannen. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat partijen hun standpunten hebben toegelicht. De uitspraak van het hof is gedaan op 1 februari 2022, en het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling.