ECLI:NL:GHSHE:2022:2457

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
20-002949-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake poging tot overval met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 18 december 2020. De verdachte, geboren in 2001 en thans gedetineerd, was eerder door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren voor het subsidiair tenlastegelegde. De rechtbank had ook beslissingen genomen op de vorderingen van benadeelde partijen en had schadevergoedingsmaatregelen opgelegd. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een gevangenisstraf van 4 jaren, maar het hof kwam tot een andere bewezenverklaring dan de rechtbank. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld en afpersing, gepleegd op 14 februari 2020 in Eindhoven, waarbij de supermarkt [bedrijf] werd overvallen. Het hof sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde medeplegen van een poging tot diefstal met geweld, maar achtte het subsidiair tenlastegelegde bewezen. Het hof oordeelde dat de verdachte de overval had uitgelokt door anderen te benaderen en hen te voorzien van informatie en middelen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren, met inachtneming van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2].

Uitspraak

Parketnummer : 20-002949-20
Uitspraak : 8 februari 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 18 december 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-205835-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in [detentie-adres] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft verdachte ter zake het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest. Verder heeft de rechtbank beslissingen genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , heeft ter zake hoofdelijke schadevergoedingsmaatregelen opgelegd en heeft beslissingen genomen omtrent het beslag.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen, met inbegrip van de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen en het beslag, maar met uitzondering van de opgelegde straf. De advocaat-generaal heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft verweren gevoerd met betrekking tot de bewezenverklaring en de strafoplegging.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 februari 2020 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om (in/uit een winkel, te weten supermarkt [bedrijf ] , gelegen aan de [adres 2] ) een of meer goederen en/of hoeveelheid geld van zijn/hun gading, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan supermarkt [bedrijf ] weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en/of daarbij die (voorgenomen) diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld (tegen [benadeelde 1] en/of tegen [benadeelde 2] ) met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad zichzelf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich de toegang tot die supermarkt verschaft en/of
- met een hakbijl, althans een hard voorwerp, tegen de kassa geslagen en/of
- daarbij (dreigend) geroepen: "kassa openen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- daarbij (dreigend) aan [benadeelde 1] een (hak)mes en/of(hak)bijl, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp, voorgehouden en/of
- ( nadat verdachte en/of zijn mededader(s) de supermarkt had(den) verlaten) (tijdens de vlucht) met een (hak)mes en/of (hak)bijl, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp, tegen het hoofd van [benadeelde 2] geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
EN/OF
hij op of omstreeks 14 februari 2020 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door met geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te dwingen tot afgifte van een hoeveelheid goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] of supermarkt [bedrijf ] hebbende verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich de toegang tot die supermarkt verschaft en/of
- met een hakbijl, althans een hard voorwerp, tegen de kassa geslagen en/of
- daarbij (dreigend) geroepen: "kassa openen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- daarbij (dreigend) aan [benadeelde 1] een (hak)mes en/of(hak)bijl, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp, voorgehouden en/of
- ( nadat verdachte en/of zijn mededader(s) de supermarkt had(den) verlaten) (tijdens de vlucht) met een (hak)mes en/of (hak)bijl, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp, tegen het hoofd van [benadeelde 2] geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 14 februari 2020 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om (in/uit een winkel, te weten supermarkt [bedrijf ] , gelegen aan de [adres 2] ) een of meer goederen en/of hoeveelheid geld van zijn/hun gading, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of aan verdachte toebehoorde(n), te weten aan supermarkt [bedrijf ] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en/of daarbij die (voorgenomen) diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld (tegen [benadeelde 1] en/of tegen [benadeelde 2] ) met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad zichzelf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hebbende die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
- zich de toegang tot die supermarkt verschaft en/of - met een hakbijl, althans een hard voorwerp, tegen de kassa geslagen en/of
- daarbij (dreigend) geroepen: "kassa openen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- daarbij (dreigend) aan [benadeelde 1] een (hak)mes en/of(hak)bijl, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp, voorgehouden en/of
- ( nadat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of hun mededader(s) de supermarkt had(den) verlaten) (tijdens de vlucht) met een (hak)mes en/of (hak)bijl, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp, tegen het hoofd van [benadeelde 2] geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 4 februari 2020 tot en met 14 februari 2020 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, door met zijn mededader(s), althans alleen:
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] voor te stellen en/of te vragen om een overval te plegen en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] van informatie te voorzien over de locatie van voornoemde supermarkt en/of
- een voorverkenning uit te voeren en/of
- een scooter, althans een vervoermiddel, ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of
- zich (ten tijde van het incident in een auto) op te houden in de nabijheid van die supermarkt
EN/OF
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 14 februari 2020 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door met geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te dwingen tot afgifte van een hoeveelheid goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] of supermarkt [bedrijf ] hebbende die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
- zich de toegang tot die supermarkt verschaft en/of
- met een hakbijl, althans een hard voorwerp, tegen de kassa geslagen en/of
- daarbij (dreigend) geroepen: "kassa openen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- daarbij (dreigend) aan [benadeelde 1] een (hak)mes en/of (hak)bijl, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp, voorgehouden en/of
- ( nadat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of hun mededader(s) de supermarkt had(den) verlaten) (tijdens de vlucht) met een (hak)mes en/of (hak)bijl, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp, tegen het hoofd van [benadeelde 2] geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 4 februari 2020 tot en met 14 februari 2020 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, door met zijn mededader(s), althans alleen:
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] voor te stellen en/of te vragen om een overval te plegen en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] van informatie te voorzien over de locatie van voornoemde supermarkt en/of
- een voorverkenning uit te voeren en/of
- een scooter, althans een vervoermiddel, ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of
- zich (ten tijde van het incident in een auto) op te houden in de nabijheid van die supermarkt;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden;
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 14 februari 2020 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om (in/uit een winkel, te weten supermarkt [bedrijf ] , gelegen aan de [adres 2] ) een of meer goederen en/of hoeveelheid geld van zijn/hun gading, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of aan verdachte toebehoorde(n), te weten aan supermarkt [bedrijf ] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en/of daarbij die (voorgenomen) diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld (tegen [benadeelde 1] en/of tegen [benadeelde 2] ) met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad zichzelf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hebbende die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
- zich de toegang tot die supermarkt verschaft en/of
- met een hakbijl, althans een hard voorwerp, tegen de kassa geslagen en/of
- daarbij (dreigend) geroepen: "kassa openen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- daarbij (dreigend) aan [benadeelde 1] een (hak)mes en/of(hak)bijl, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp, voorgehouden en/of
- ( nadat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of hun mededader(s) de supermarkt had(den) verlaten) (tijdens de vlucht) met een (hak)mes en/of (hak)bijl, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp, tegen het hoofd van [benadeelde 2] geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 4 februari 2020 tot en met 14 februari 2020 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door met zijn mededader(s), althans alleen,
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] voor te stellen en/of te vragen om een overval te plegen en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] van informatie te voorzien over de locatie van voornoemde supermarkt en/of
- een voorverkenning uit te voeren en/of
- een scooter, althans een vervoermiddel, ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of
- zich (ten tijde van het incident in een auto) op te houden in de nabijheid van die supermarkt
EN/OF
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 14 februari 2020 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door met geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te dwingen tot afgifte van een hoeveelheid goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] of supermarkt [bedrijf ] hebbende die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
- zich de toegang tot die supermarkt verschaft en/of
- met een hakbijl, althans een hard voorwerp, tegen de kassa geslagen en/of
- daarbij (dreigend) geroepen: "kassa openen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- daarbij (dreigend) aan [benadeelde 1] een (hak)mes en/of(hak)bijl, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp, voorgehouden en/of
- ( nadat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of hun mededader(s) de supermarkt had(den) verlaten) (tijdens de vlucht) met een (hak)mes en/of (hak)bijl, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp, tegen het hoofd van [benadeelde 2] geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 4 februari 2020 tot en met 14 februari 2020 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door met zijn mededader(s), althans alleen,
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] voor te stellen en/of te vragen om een overval te plegen en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] van informatie te voorzien over de locatie van voornoemde supermarkt en/of
- een voorverkenning uit te voeren en/of
- een scooter, althans een vervoermiddel, ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of
- zich (ten tijde van het incident in een auto) op te houden in de nabijheid van die supermarkt
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Met de rechtbank en overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal en de verdediging spreekt het hof verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde medeplegen van een poging diefstal met geweld dan wel poging tot afpersing. Het dossier bevat geen aanknopingspunten voor de tenlastegelegde bewuste en nauwe samenwerking als vereist voor medeplegen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 14 februari 2020 te Eindhoven ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om in/uit een winkel, te weten supermarkt [bedrijf ] , gelegen aan de [adres 2] een hoeveelheid geld dat toebehoorde aan supermarkt [bedrijf ] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen en te doen volgen van geweld tegen [benadeelde 2] en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad zichzelf de vlucht mogelijk te maken, hebbende die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
- zich de toegang tot die supermarkt verschaft en
- met een hakbijl tegen de kassa geslagen en
- daarbij dreigend geroepen: "kassa openen" en
- daarbij dreigend aan [benadeelde 1] een hakmes voorgehouden en
- nadat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de supermarkt hadden verlaten tijdens de vlucht met een hakmes tegen het hoofd van [benadeelde 2] geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
welk feit verdachte in de periode van 4 februari 2020 tot en met 14 februari 2020 te Eindhoven opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van middelen en inlichtingen, door:
- die [medeverdachte 1] voor te stellen en te vragen om een overval te plegen en
- die [medeverdachte 1] van informatie te voorzien over de locatie van voornoemde supermarkt en
- een scooter ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
EN
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 14 februari 2020 te Eindhoven ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door met bedreiging met geweld [benadeelde 1] te dwingen tot afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan supermarkt [bedrijf ] hebbende die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
- zich de toegang tot die supermarkt verschaft en
- met een hakbijl tegen de kassa geslagen en
- daarbij dreigend geroepen: "kassa openen" en
- daarbij dreigend aan [benadeelde 1] een hakmes voorgehouden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
welk feit verdachte in de periode van 4 februari 2020 tot en met 14 februari 2020 te Eindhoven opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van middelen en inlichtingen, door:
- die [medeverdachte 1] voor te stellen en te vragen om een overval te plegen en
- die [medeverdachte 1] van informatie te voorzien over de locatie van voornoemde supermarkt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna opgenomen bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De bewijsmiddelen [1]
1.
Proces-verbaal van aangifte, pg. 45 e.v., voor zover inhoudende als verklaring van [eigenaar bedrijf] , zakelijk weergegeven:
Ik ben eigenaar van de supermarkt genaamd [bedrijf ] . gevestigd aan de [adres 2] te Eindhoven. Ze hebben mijn zaak overvallen. Op 14 februari 2020 vond de overval plaats. Er waren diverse medewerkers van mij aan het werk. Dit was onder meer [benadeelde 1] . Op de camerabeelden van mijn zaak zag ik dat er op 14 februari 2020 omstreeks 20.33 uur twee personen mijn zaak binnen kwamen. Dader 1 had een zogenaamd slagersmes in zijn handen. Dader 1 deed het woord in de zaak. Dader 2 kwam gelijk na dader 1 de zaak binnen. Ze zijn naar de kassa gelopen. Dader 1 eiste het geld. Op dat moment stond [benadeelde 1] achter de kassa. [benadeelde 1] is gelijk naar het kantoor gelopen. Ik heb van hem begrepen dat hij tegen de daders had gezegd dat hij geen kassa opende. Dader 1 heeft met het slagersmes getracht om de kassa te openen. Op dat moment stond [benadeelde 1] al niet meer achter de kassa. Hij was het kantoor in gevlucht. Omdat de kassa niet open ging en andere medewerkers van mij naar de kassa liepen om te kijken wat er aan de hand was heeft een van mijn medewerkers dader 1 nog een klap gegeven. Hierdoor zijn de daders gevlucht. Medewerkers van mij zijn achter een dader aangerend. Ze hebben gekozen om achter de dader aan te gaan die aan het proberen was om de kassa met het mes te openen. Een eindje van mijn winkel vandaan hebben ze deze dader aan kunnen houden. De dader heeft toen nog met het slagersmes op het hoofd van [benadeelde 2] kunnen slaan. Door het kordate optreden van mijn medewerkers hebben de daders niets buit gemaakt.
2.
Proces-verbaal van aangifte, pg. 48, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde 1] , zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam bij [bedrijf ] te Eindhoven. Op 14 februari 2020 omstreeks 20.30 uur begonnen wij met opruimen. Ik zag twee personen de winkel in komen rennen. Ze renden gelijk op de kassa af waar ik nog achter stond. Ik zag dat de mannen bivakmutsen droegen. Een van de twee personen zei: “Doe maar de kassa open”. Ik zei: “Nee”. De persoon die als eerste bij de kassa was zei nogmaals dat ik de kassa moest openen. Ik wilde dat niet. Op dat moment zag ik dat hij een slagersmes in zijn hand had. Met een slagersmes bedoel ik een hakmes. De persoon waarvan ik de kassa moest openen deed zijn arm omhoog waarin hij het hakmes vast had. Hij dreigde ermee om te gaan slaan.
Dader 2 deed dit ook. Ook hij bedreigde mij met het hakmes. Hij wilde mij ook slaan. Ik ben het kantoor in gevlucht. Vanuit het kantoor zag ik dat dader 1 met het kapmes aan het proberen was om de kassa te openen. Dader 2 had ook een hakmes in zijn hand. Hij was naar de andere kant van de kassa gelopen, en stond als het ware op de uitkijk voor dader 1.
Dader 1 kon de kassa niet open krijgen en op een gegeven moment kwam een aantal collega’s van mij al schreeuwend naar de kassa gelopen. De daders renden weg. Ik ben samen met (onder meer) [benadeelde 2] achter de dikste van de twee daders aan gerend.
Ik zag dat de dader zijn hakmes nog in zijn hand had. [benadeelde 2] kon de dader inhalen. [benadeelde 2] wilde hem pakken en op dat moment sloeg de dader met het hakmes op [benadeelde 2] . Ik zag dat het hakmes op de voorkant van het hoofd van [benadeelde 2] kwam. De dader is overmeesterd.
3.
Proces-verbaal van aangifte, pg. 55 e.v., voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde 2] , zakelijk weergegeven:
Op 14 februari 2020 begon ik te werken bij [bedrijf ] Supermarkt te Eindhoven. Omstreeks 20.30 uur bevond ik mij buiten achter de supermarkt bij het magazijn. Ik hoorde op een gegeven moment een hoop geschreeuw. Ik zag dat één van mijn collega’s aan het schreeuwen was tegen een jongen met een bivakmuts op. Collega [benadeelde 1] probeerde die jongen met de bivakmuts tegen te houden. Ik ben naar die jongen met die bivakmuts gerend. Ik wilde namelijk toen ook proberen te voorkomen dat hij wegrende. Ik heb geprobeerd hem vast te pakken en ik hoorde dat die jongen toen zei: “nee, nee, nee”. Ik zag ineens dat hij een slaande beweging naar mij maakte. Ik voelde vervolgens een klap op mijn voorhoofd. Die klap kwam hard aan. Ik zag vervolgens dat die jongen probeerde weg te komen. Ik zag dat ik behoorlijk bloedde.
4.
Proces-verbaal van bevindingen, pg. 66 e.v., voor zover inhoudende als eigen waarneming/bevinding van de verbalisant [verbalisant 3] , zakelijk weergegeven:
Op 14 februari 2020 om 20.38 uur ontvingen wij de melding dat [bedrijf ] supermarkt is overvallen. De daders zijn te voet weg gegaan en enkele medewerkers zijn er achter aan gegaan. Een medewerker zou gewond zijn geraakt. Om 20.45 uur is een persoon aangehouden door personeel of omstanders. Locatie aanhouding: [adres 3] te Eindhoven. Ter plaatse hebben we een onderzoek ingesteld. Ik zag de voor mij later bekende verdachte [medeverdachte 2] ) op de grond liggen. Op ongeveer 2 meter afstand van de verdachte is een slagersmes aangetroffen.
5.
Proces-verbaal van bevindingen, pg. 123 e.v., voor zover inhoudende als eigen waarneming/bevinding van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 14 februari 2020 waren wij verbalisanten belast met een noodhulpdienst in Eindhoven-Noord. Omstreeks 20.30 uur hoorden wij via onze politiemeldkamer een melding van een overal op [bedrijf ] . Wij besloten in de omgeving uit te kijken naar andere mogelijke verdachten. Omstreeks 20.45 uur zagen wij twee jonge mannen over de parkeerplaats van de Generaal Pattonlaan lopen in de richting van de garageboxen. Wij zagen dat beide jongens de jassen open droegen. Wij vonden dit opvallend omdat de temperatuur onder de 10 graden was. Wij controleerden de betrokken jongens. Wij hoorden dat de betrokkenen zeiden dat ze gewoon aan het “chillen” waren. Wij lieten een van de betrokken personen zijn gegevens opgeven en kwamen uit op de volgende persoon: [verdachte] , [benadeelde 1] . geboren op [geboortedag] te Eindhoven. Wij zagen via ons politiesysteem een foto van deze bovenstaande betrokken persoon. Wij zagen dat dit dezelfde persoon was als die voor ons stond.
6.
Proces-verbaal verhoor verdachte, pg. 95 e.v., voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] , zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 14 februari 2020 omstreeks 20.35 uur vond een overval plaats op de [bedrijf ] , gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven. Jij bent voor deze zaak als verdachte aangehouden samen met [medeverdachte 1] . Wie heeft besloten om deze supermarkt te overvallen?
A: Ik kan hierover verklaren dat [medeverdachte 1] een telefoongesprek heeft gevoerd met iemand. Ik weet niet met wie. Maar na dit gesprek is besloten om [bedrijf ] te overvallen.
V: Was de overval vlak hierna?
A: Dat weet ik niet. Ik weet ook niet of het een telefoongesprek was of een bericht maar hierna hebben we de overval gepleegd.
V: Hadden jullie een tip gehad om deze supermarkt te overvallen?
A: Ja zover ik weet wel.
7.
Proces-verbaal verhoor verdachte, pg. 99 e.v. , voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] , zakelijk weergegeven:
Ik was met [medeverdachte 2] bij de overval op de [bedrijf ] , gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven, op vrijdag 14 januari 2020.
V: Zouden jullie een scooter krijgen voor de overval?
A: Scooter zou geregeld worden om te komen en te vertrekken voor en na de overval.
V: Ja, maar wat kun jij verklaren over de overval op [bedrijf ] ?
V: Waarom pleeg je die overal?
A: Niet zelf gekozen.
8.
Proces-verbaal van bevindingen, pg. 151 e.v. , voor zover inhoudende als eigen waarneming/bevinding van verbalisant [adres 2] , zakelijk weergegeven:
Op 24 februari 2020 werd door mij, verbalisant, de inbeslaggenomen gsm van de verdachte [medeverdachte 1] , zijnde een Samsung A6 voorzien van een tweetal IMEI-nummers, fysiek uitgelezen.
De betreffende IMEI-nummers welke aan de genoemde GSM te koppelen waren betroffen:
- [IMEI nr. 1] (Sim 1)
- [IMEI nr. 2] (Sim 2)
In Sim slot 1 zat een Sim kaartje met het bijbehorende gsm nummer: [telefoonnummer 1]
In een Whatsappchat tussen het nummer: [telefoonnummer 1] en het nummer: [telefoonnummer 2] (contactnaam [contactnaam] ) zag ik de volgende relevante inhoudelijke berichten
Berichten tussen beide nummers op 13 februari 2020 en 14 februari 2020
- [contactnaam] uitgaand bericht naar [medeverdachte 1] . 13-02-2020. 13.00.58 uur: “Waarbenje”
- [medeverdachte 1] uitgaand bericht naar [contactnaam] . 13-02-2020. 13.01.07 uur: “Osso”
- [contactnaam] uitgaand bericht naar [medeverdachte 1] . 13-02-2020. 13.01.19 uur: “Ikheb je nodig
bepangrijk”
- [medeverdachte 1] uitgaand bericht naar [contactnaam] . 13-02-2020. 13.01.27 uur: “Voor wat dan?”
- [contactnaam] uitgaand bericht naar [medeverdachte 1] . 13-02-2020. 13.01.32 uur: “Ki makkelijke torry kan ikje zien vandaag”
- [medeverdachte 1] uitgaand bericht naar [contactnaam] . 13-02-2020. 13.01.46 uur: “wat dan?”
- [medeverdachte 1] uitgaand bericht naar [contactnaam] . 13-02-2020. 13.02.35 uur: “Ik moet nu afspraak”
- [contactnaam] uitgaand bericht naar [medeverdachte 1] . 13-02-2020. 13.02.51 uur: “Fott dalijk haal ik je op ff praten enzo”
- [contactnaam] uitgaand bericht naar [medeverdachte 1] . 13-02-2020. 13.02.55 uur: “Does morgen”
- [contactnaam] uitgaand bericht naar [medeverdachte 1] . 13-02-2020. 13.03.01 uur: “Mpet die geklapt worde”
- [contactnaam] uitgaand bericht naar [medeverdachte 1] . 13-02-2020. 21.38.21 uur: “Waar kan ik je morgen middag zien”
- [contactnaam] uitgaand bericht naar [medeverdachte 1] . 13-02-2020. 21.38.34 uur: “Rond 1-3 middag”
- [medeverdachte 1] uitgaand bericht naar [contactnaam] . 13-02-2020. 21.44.57 uur: “Ewa ik zoek zoon boy die meer vliegt”
- [medeverdachte 1] uitgaand bericht naar [contactnaam] . 13-02-2020. 22.32.52 uur: “Ewa niffow hoelaat zouden wij naar binnen vliegen dan”
- [contactnaam] uitgaand bericht naar [medeverdachte 1] , 13-02-2020. 22.34.37 uur: “Om 8 vliegen jullie”
- [contactnaam] uitgaand bericht naar [medeverdachte 1] . 13-02-2020. 22.34.46 uur: “Ik heb motorscpoter voor je”
- [contactnaam] uitgaand bericht naar [medeverdachte 1] . 13-02-2020. 22.37.30 uur: “Ey ik heb die geleend van zon boy morgen moet echt geknald worde maat ni heb je”
- [contactnaam] uitgaand bericht naar [medeverdachte 1] . 13-02-2020. 22.37.33 uur: “Goeie vervoer”
- [medeverdachte 1] uitgaand bericht naar [contactnaam] , 13-02-2020. 23.28.57 uur: “Ben nu Eindje”
- [contactnaam] uitgaand bericht naar [medeverdachte 1] . 13-02-2020. 23.29.17 en 23.29.19 uur: “Morgen is die ding/Nie vandaag”
- [contactnaam] uitgaand bericht naar [medeverdachte 1] . 13-02-2020, 23.29.44 uur: “Morgenavond”
- [medeverdachte 1] uitgaand bericht naar [contactnaam] . 14-02-2020. 15.12.06 uur: “Kan je me ophaisn”
- [contactnaam] uitgaand bericht naar [medeverdachte 1] . 14-02-2020, 15.12.16 uur: “Metwoe benje”
- [medeverdachte 1] uitgaand bericht naar [contactnaam] . 14-02-2020. 15.12.21 uur: “ [medeverdachte 2] ”
9.
Proces-verbaal van bevindingen, pg. 23, voor zover inhoudende als eigen waarneming/bevinding van verbalisant J [verbalisant 7] , zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 11 augustus 2020 te 07.50 uur ben ik binnengetreden in de woning [adres] te Eindhoven. Nadat ik had aangebeld zag ik dat de voordeur werd geopend door de verdachte [verdachte] . Ik hoorde dat hij zei “Kom maar binnen”. Ik vroeg aan hem waar hij sliep. Hij zei dat hij normaal boven slaapt op de zolderverdieping maar nu door de hitte in de woonkamer op de bank sliep. Vervolgens vroeg ik aan de verdachte [verdachte] of hij in het bezit was van een telefoon. Ik hoorde dat hij zei: “Ik heb op dit moment geen telefoon”. Vervolgens zag ik op de bank waar de verdachte had geslapen een telefoon liggen, een iPhone. Ik vroeg aan hem of de telefoon van hem was. Ik - hoorde dat hij zei: “Ik heb geen telefoon”. Hierna zag ik dat er een telefoon aan de oplader hing, kleur zwart, op een tafeltje tegenover de bank. Wederom ontkende de verdachte dat deze telefoon van hem was.
Nadat de verdachte weg was vroeg ik aan de moeder van de verdachte van wie de telefoon was die op het tafeltje lag tegenover de bank. Ik hoorde dat de moeder zei: “De telefoon is van mijn zoon [benadeelde 1] ”. Hierna vroeg ik aan haar van wie de telefoon was die op de bank lag waar haar zoon had geslapen. Ik zag dat zij de telefoon vastpakte en zei: “Ik weet niet van wie deze telefoon is. Deze heb ik nog nooit gezien”
Vervolgens zijn beide telefoons in beslag genomen.
10.
Kennisgeving in beslagneming, ongenummerd, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 11 augustus 2020 werd onder verdachte inbeslaggenomen
-een zwarte Apple Iphone met registratienummer: [registratienummer 1] , aangetroffen op kastje aan lader, en
-een grijze Apple Iphone 6 Plus met registratienummer: [registratienummer 2] , aangetroffen op bed (
hof begrijpt: de bank) verdachte in woonkamer.
11.
Proces-verbaal van bevindingen, pg. 139 e.v., voor zover inhoudende als eigen waarneming/bevinding van verbalisant [adres 2] , zakelijk weergegeven;
Op zaterdag 28 februari 2020 werd door mij een onderzoek ingesteld naar de identiteit van de gebruiker van het gsm nummer: [telefoonnummer 2] ( [contactnaam] ).
Achterhalen IMEI-nummer van het toestel waarin het gsm-nummer [telefoonnummer 2] zat:
Uit onderzoek in historische verkeersgegevens van het gsm nummer hierboven genoemd is gebleken dat dit nummer zat in een gsm toestel voorzien van het IMEI-nummer:
[IMEI nr. 2] . Tevens werd vastgesteld dat deze gsm een iPhone 6 plus betrof.
Vaststelling dat gsm nummer [telefoonnummer 3] in dit gsm toestel gebruikte werd:
In de periode van 20 maart 2020 tot heden is gebleken dat het gsm nummer hierboven genoemd gekoppeld kon worden aan het IMEI-nummer: [IMEI nr. 2] , zijnde een iPhone 6 plus. Tevens was zichtbaar dat dit gsm-nummer geen tenaamstelling had.
Onderzoek naar het gsm-nummer [telefoonnummer 3] :
Uit onderzoeksgegevens van twee eerder door de districtsrecherche Eindhoven onderzochte zaken genaamd [Naam strafzaak] , voorzien van het onderzoeknummer [nummer] (gewapende overval op [bedrijf 2] aan het [adres 4] te Eindhoven in 2018) en [Naam strafzaak] voorzien van het onderzoeknummer [nummer] (gewapende overval op de [bedrijf 3] , Winkelcentrum Woensel in 2017) kwam naar voren dat:
[Naam strafzaak] :
Binnen een toenmalige CIOT bevraging van het nummer: [telefoonnummer 3] bleek deze op naam te staan van de moeder van [verdachte] .
[Naam strafzaak] :
Binnen het onderzoek Zorbig werd de telecommunicatie opgenomen van het gsm nummer:
[telefoonnummer 5] , toen in gebruik bij een verdachte genaamd [medeverdachte 4] .
Op 01 februari 2019 vond er een gesprek plaats tussen [medeverdachte 4] en de gebruiker van het gsm nummer: [telefoonnummer 3] . In dit gesprek vraagt [medeverdachte 4] samengevat of “ die scuba gefixt is”.
De gebruiker van [telefoonnummer 3] gaf aan dat hij ging kijken en dat die boy er aan komt.
Verder gaf [medeverdachte 4] aan dat er een tas gefixt moest worden, want een andere verdachte in dit
onderzoek was deze vergeten.
Opmerking verbalisant: Op 01 februari 2019 omstreeks 22.00 uur vond er een poging overval plaats op de [bedrijf 4] gelegen aan de [adres 5] te Eindhoven.
Verder vonden er op 01 februari 2019 nog een tweetal gesprekken plaats tussen [medeverdachte 4] en de gebruiker van het nummer: [telefoonnummer 3] waarbij laatste onder andere aangaf nog geen geluk te hebben gehad met het regelen van de scuba (straattaal voor scooter)
Binnen dit onderzoek werd eveneens een CIOT bevraging gedaan op het nummer [telefoonnummer 3] waarbij duidelijk werd dat dit nummer op naam stond van de moeder van
[verdachte] .
Opgemaakt proces-verbaal identiteit gebruiker nummer [telefoonnummer 3] binnen het onderzoek
[Naam strafzaak]
Op 07 februari 2019 werd een proces-verbaal identiteit gebruiker van het gsm nummer hierboven genoemd opgemaakt waarin gesteld werd dat uit CIOT bevraging bleek dat het genoemde nummer op naam stond van [vader verdachte] , geboren: [geboortedag] te Marokko en wonende [adres] te Eindhoven. Maar dat echter uit genoemde feiten, beschreven binnen dit proces-verbaal, de daadwerkelijke gebruiker van het gsm nummer [telefoonnummer 3] , [verdachte] , geboren [geboortedag] betrof.
12.
Proces-verbaal identiteit gebruiker, pg. 150, voor zover inhoudende als eigen waarneming/bevinding van de verbalisant [verbalisant 6] , zakelijk weergegeven:
Blijkens CIOT bevraging behoort het telefoonnummer [telefoonnummer 3] toe aan [vader verdachte] , geboren [geboortedag] te [geboorteland vader verdachte] en wonende [adres] te Eindhoven.
Echter uit de volgende feiten blijkt dat de daadwerkelijke gebruiker van voornoemd telefoonnummer [verdachte] is.
[verdachte] (geboren [geboortedag] ) is de zoon van voornoemde [vader verdachte] en eveneens woonachtig op de [adres] te Eindhoven.
Op 4 februari 2019 om 00.25 uur, wordt door de gebruiker van [telefoonnummer 3] gebeld naar
+ [telefoonnummer 5] . Dit telefoonnummer behoort toe aan [medeverdachte 4] . In dit gesprek noemt de gebruiker van [telefoonnummer 3] zichzelf [verdachte] . In dit gesprek vraagt [verdachte] naar het telefoonnummer van [medeverdachte 5] . [medeverdachte 4] zal hem dit nummer doorsturen.
Op 4 februari 2019 om 00.26 uur belt + [telefoonnummer 5] , toebehorende aan [medeverdachte 4] naar [telefoonnummer 4] . Dit nummer behoort toe aan [medeverdachte 5] . [medeverdachte 4] zegt in dit gesprek dat [verdachte] net naar hem gebeld heeft en [medeverdachte 5] gaat contacten over een klus.
Op 4 februari 2019 om 00.37 uur belt [medeverdachte 4] wederom naar [medeverdachte 5] en vraagt of [verdachte] hem heeft gebeld. [medeverdachte 5] zegt dat hij inderdaad contact heeft gehad met [verdachte] maar dat de klus over gaat.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte van het subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. In de kern is daartoe aangevoerd dat in deze beslissend zijn de chatgesprekken gevoerd voor en op de dag van de poging tot overval door één van de overvallers met het contact “ [contactnaam] ” met het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 2] en dat de verdachte niet dat contact is geweest en ook voor het overige niet is gebleken van enige betrokkenheid van verdachte bij dit feit.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien blijkt van het navolgende.
A.
Op 14 februari 2020 omstreeks 20:30 uur wordt door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gepoogd de [bedrijf ] gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven te overvallen. Zij zijn daarvoor ook onherroepelijk veroordeeld [2] .
B.
[medeverdachte 1] heeft op de dag voor (13 februari 2020) en de dag van de overval (14 februari 2020) veelvuldig contact met “ [contactnaam] ” die gebruikt maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
Uit die contacten is gebleken dat door “ [contactnaam] ” op 13 februari 2020 tegen [medeverdachte 1] is gezegd dat hij een “Ki makkelijk torry” heeft, die morgen “geklapt” moet worden. Daarop is door [medeverdachte 1] geantwoord dat door hem iemand wordt gezocht die “mee vliegt”, waarbij door hem aan “ [contactnaam] ” wordt gevraagd “hoe laat ze naar binnen vliegen dan”. “ [contactnaam] ” heeft daarop geantwoord dat dit “om 8” zal zijn en dat hij een motorscooter heeft geregeld.
Uit die contacten is verder gebleken dat op de dag van de overval [medeverdachte 1] aan ” [contactnaam] ” heeft gevraagd om hem op te halen en dat hij daarbij heeft gezegd dat hij met [medeverdachte 2] (hof: [medeverdachte 2] ) is.
Het hof overweegt dat uit deze contacten afgeleid kan worden dat “ [contactnaam] ” een bepaald object op het oog heeft dat gemakkelijk te overvallen is, dat hij [medeverdachte 1] benadert om die overval te plegen, dat dat op 14 februari 2020 moet plaatsvinden en dat hij een vervoermiddel heeft geregeld dat bij deze overval gebruikt kan worden. Voorts kan – in onderling verband en samenhang bezien met de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] – worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] door deze “ [contactnaam] ” is “gerecruteerd” voor de (mislukte) overval op de supermarkt in kwestie op 14 februari 2020 en dat deze op zijn beurt (met medeweten van “ [contactnaam] ”) [medeverdachte 2] heeft benaderd om met hem mee te gaan.
C.
De vraag die vervolgens ter beantwoording voorligt is of “ [contactnaam] ” de verdachte is.
Het hof overweegt als volgt.
Op 11 augustus 2020 is binnengetreden in de woning van de verdachte en zijn moeder, waarbij op de bank waar de verdachte had geslapen een iPhone 6 plus wordt aangetroffen met het IMEI-nummer [IMEI nr. 2] , aan welk IMEI-nummer, zoals hiervoor is vastgesteld, simkaarten met de telefoonnummers eindigend op [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] gekoppeld zijn geweest. Met die iPhone 6 plus zijn de berichten van “ [contactnaam] aan [medeverdachte 1] verzonden. Uit het aantreffen van de telefoon op de bank waarop de verdachte had geslapen, volgt dat de verdachte die telefoon in zijn bezit had. Het is een feit van algemene bekendheid dat de bezitter van een telefoon daarvan ook de gebruiker is. Dat die telefoon in het bezit van en in gebruik was bij de verdachte volgt overigens ook uit de tot het bewijs gebezigde bevindingen dat de bewuste Iphone 6 plus (in ieder geval) sinds 20 maart 2020 gekoppeld was aan een telefoonnummer dat (in ieder geval) sinds 2018 in gebruik was bij de verdachte. Vorenstaande is redengevend voor de gevolgtrekking dat de bewuste telefoon ook om en nabij 5 weken voor 20 maart 2020 gebruikt is door de verdachte en dat de verdachte derhalve “ [contactnaam] ” is.
Naar het oordeel van het hof mag van de verdachte gelet hierop een redelijke, die redengevenheid ontzenuwende verklaring worden verlangd.
Een dergelijke verklaring is uitgebleven. Integendeel, de verdachte heeft zelfs stellig ontkend dat de op de bank aangetroffen iPhone 6 plus van hem was.
Het kan dan ook niet anders zijn dan dat de verdachte ook op 13 en 14 februari 2020 de gebruiker was van deze telefoon, hetgeen tot de conclusie leidt dat de verdachte “ [contactnaam] ” is. Het hof heeft daarbij nog in aanmerking genomen de omstandigheid dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid in de directe nabijheid van de supermarkt, heel kort nadat gepoogd was deze te overvallen. Die aanwezigheid past naadloos bij het anderen inschakelen voor het plegen van een door jezelf uitgedachte overval en het in de nabijheid daarvan afwachten van de afloop daarvan. De verdediging heeft nog aangevoerd dat de telefoon eerst op 11 augustus 2020 in de woning van de verdachte is aangetroffen, terwijl de overval op 14 februari 2020 heeft plaatsgevonden en dat gelet op dit tijdsverloop niet met zekerheid gezegd kan worden dat de verdachte ook op 13 en14 februari 2020 al over die telefoon beschikte. Dit zou tot integrale vrijspraak van de verdachte moeten leiden.
Het hof verwerpt het verweer. De door de verdediging veronderstellenderwijs, niet onderbouwde mogelijkheid is - ook tegen de achtergrond van het hiervoor overwogene - niet aannemelijk geworden. Aan het verhandelde ter terechtzitting is hiervoor geen enkele aanwijzing te ontlenen.
Uit de tot het bewijs gebezigde berichten leidt het hof - met de rechtbank - af dat daaruit volgt dat het de verdachte is geweest die de overval heeft uitgedacht, een persoon heeft benaderd om deze overval met een ander uit te voeren, een vervoermiddel van en naar de plaats van de overval heeft geregeld, heeft bepaald wanneer de overval zou plaatsvinden en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de middag voor de overval ergens heeft opgehaald.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de gedragingen van de verdachte zijn te kwalificeren als het uitlokken van – eenvoudig gezegd- een poging tot overval, zodat het onder 1 subsidiair tenlastegelegde bewezen verklaard kan worden. Het andersluidende standpunt van de verdediging wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:

eendaadse samenloop van

opzettelijke uitlokking van poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, door het verschaffen van middelen en inlichtingen

en

opzettelijke uitlokking van poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, door het verschaffen van middelen en inlichtingen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.
De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Toepassing adolescentenstrafrecht?
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, toepassing moet worden gegeven aan artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en ten aanzien van de verdachte het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast. Daarvoor ziet de verdediging aanleiding in de jeugdige leeftijd van verdachte, die ten tijde van het delict 19 jaren oud was, alsmede in de omstandigheid dat de verdachte thuis bij zijn moeder woont die alles voor hem regelt omdat de verdachte dat niet zelf kan en verder in de omstandigheid dat de verdachte een verstandelijke beperking heeft en functioneert op het niveau van een 12-jarige, kwetsbaar en beïnvloedbaar is en een sociaal-emotionele achterstand heeft.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 77c Sr ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van het strafbaar feit de leeftijd van achttien jaren maar nog niet die van drieëntwintig jaren heeft bereikt, de rechter, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, recht doet overeenkomstig de artikelen 77g Sr tot en met 77gg Sr.
In dat verband stelt het hof vast dat omtrent de persoonlijkheid van de verdachte uit het rapport van de reclassering van 2 november 2020 volgt dat zij geen zwaarwegende argumenten zien voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. Weliswaar is er op basis van de handelingsvaardigheden van de verdachte enige indicatie aanwezig voor toepassing van dat strafrecht maar op het gebied van pedagogische vaardigheden is die er niet. Geadviseerd wordt dan ook om het volwassenenstrafrecht toe te passen. In het rapport van 21 januari 2022 is de reclassering bij dat advies gebleven.
Omtrent de omstandigheden waaronder het feit is begaan stelt het hof vast dat de verdachte, ten tijde van het delict 19 jaren oud, twee minderjarigen van respectievelijk 17 jaar ( [medeverdachte 1] ) en 16 jaar ( [medeverdachte 2] ) voor zijn karretje heeft gespannen om een (gewapende) overval te plegen. Het handelen van de verdachte beschouwt het hof als doortrapt en manipulatief.
Gezien het advies van de reclassering, die ten deze door het hof als bij uitstek deskundig wordt beschouwd, omtrent de persoonlijkheid van de verdachte en hetgeen het hof heeft vastgesteld omtrent de omstandigheden waaronder het feit is begaan, ziet het hof geen grond toepassing te geven aan art. 77c Sr en zal het volwassenstrafrecht worden toegepast. Ook overigens is niet is gebleken van feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
Het andersluidende standpunt van de verdediging wordt verworpen.
De verdachte heeft twee minderjarigen uitgelokt een overval op een supermarkt te plegen. Bij de overval is gebruik gemaakt van een hakbijl/hakmes, waarmee een medewerker achter de kassa is bedreigd en waarmee tegen het hoofd van een medewerker is geslagen toen deze de achtervolging inzette. Het is overigens aan de medewerkers van de supermarkt te danken dat de overval niet is geslaagd.
Het betreft een zeer ernstig feit dat traumatiserend is, niet alleen voor de directe slachtoffers van het geweld en de bedreiging met geweld maar ook voor de overige personeelsleden van de supermarkt en de in de supermarkt aanwezige klanten en kinderen.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 16 november 2021 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake vermogensdelicten, onder meer tot jeugddetentie.
De landelijke oriëntatiepunten straftoemeting indiceren bij een overval op een winkel waarbij geweld is toegepast een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. De ten aanzien van de verdachte bewezenverklaarde uitlokking wordt met dezelfde straf bedreigd als de pleger van het feit.
Naar het oordeel van het hof kan. gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof ziet in de ernst van het toegepaste geweld, de impact daarvan op de slachtoffers, het personeel van de supermarkt en het winkelend publiek alsmede het doortrapte en manipulatieve handelen van de verdachte als hiervoor omschreven reden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als hierna vermeld op te leggen. Het komt om die redenen dan ook tot een gevangenisstraf van dezelfde duur als de duur genoemd als indicatie volgens de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, die zien op een voltooid delict, terwijl het in onderhavige zaak bij een poging is gebleven.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Verbeurdverklaring
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 1 subsidiair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Teruggave
Van hetgeen verder in beslag genomen en nog niet teruggegeven is, zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.000,00, bestaande uit immateriële schade.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van
€ 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 14 februari 2020. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van verdachtes onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De aard en de ernst van het bewezenverklaarde brengt met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ex artikel 6:106, onder b, van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen.
Het hof acht naar maatstaven van billijkheid toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte immateriële schade, een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2020 tot aan de dag
der algehele voldoening.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering hoofdelijk tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 500,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de hoofdelijk de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit immateriële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep hoofdelijk toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2020.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van verdachtes onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De aard en de ernst van het bewezenverklaarde brengt met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ex artikel 6:106, onder b, van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen.
Het hof acht naar maatstaven van billijkheid toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte immateriële schade, een bedrag van € 1000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijsbaar is.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 2] is toegebracht tot een bedrag van € 1.000,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte hoofdelijk de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24, 33, 33a, 36f, 45, 47, 55, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1 stk, gsm gebarsten scherm, incl. oplader, sim kaart er los bij, omschrijving: PL2100-2020034219-G1696786, grijs, merk Apple.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:1 stk gsm incl. lader en cover, sim-kaart los er bij, omschrijving: PL2020034219-G1696782, zwart, merk Apple.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2020 tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2020 tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2020 tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2020 tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr. B.F.M. Klappe, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. Van der Meijs, griffier,
en op 8 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.De hierna opgenomen bewijsmiddelen zijn afkomstig uit het einddossier van de politie, districtsrecherche Eindhoven, onderzoek [Naam strafzaak] , verdachte [verdachte] , bestaande uit een relaasproces-verbaal, gesloten op 18 september 2020 (pg. 1 t/m 17) met bijlagen (pg. 18 t/m 161).
2.[medeverdachte 2] is onherroepelijk veroordeeld bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch van 16 oktober 2020 onder parketnummers 01.041298.20 en 02.250112.19. [medeverdachte 1] is onherroepelijk veroordeeld bij vonnis van dezelfde rechtbank van 16 februari 2021 onder parketnummers 01.041264.20 en 01.215061.20.