Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats] ,
1.Het procesverloop
- de dagvaarding in hoger beroep met de memorie van grieven en producties;
- de memorie van antwoord, ook memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep met producties;
- de memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep met één productie.
2.De beoordeling
dit is een wurgcontract van [erflater][ [erflater] , hof]
. Daar ga ik niets mee doen" of woorden van gelijke strekking. Dat bewijs hebben [geïntimeerden] volgens de rechtbank niet geleverd. In het eindvonnis van 23 juni 2021 heeft de rechtbank beslist dat het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de nabetalingsclausule van de nadere overeenkomst van toepassing zou zijn. De rechtbank heeft daarom de vordering van [appellante] afgewezen en [appellante] in de proceskosten veroordeeld.
de onroerende zaak op korte termijn van de hand zouden doen, dan wel de onroerende zaak zouden ‘splitsen’ en dat zij zodoende "over zijn rug" snelle winst zouden maken op de onroerende zaak.” De potentiële waarde van het onroerend goed na splitsing is ook uitdrukkelijk door [erflater] met [geïntimeerden] besproken bij het sluiten van de nadere overeenkomst., zoals [geïntimeerden] tijdens de comparitie in eerste aanleg hebben verklaard.