7.1.In de onderhavige procedure heeft de curator gevorderd:
1. gedaagden hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, te
veroordelen tot betaling van het volledige tekort in het faillissement van [besloten vennootschap]
voorzover dit tekort niet door vereffening van de overige baten kan worden
voldaan, en wel tot betaling binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis van
een bedrag van € 150.000,- (zegge: éénhonderdvijftigduizend euro), bij wijze van
voorschot, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van deze
dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, en tot betaling van het restant,
nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met
wettelijke rente vanaf de datum van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele
voldoening;
2. [persoon A] een bestuursverbod ex art. 106a Faillissementswet op te leggen
voor een periode van vijf (5) jaar, althans voor een door de rechtbank in goede
justitie te bepalen termijn, ingaande nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is
gegaan.
Subsidiair
3. gedaagden met inachtneming van het in Hoofdstuk 4 van deze dagvaarding bepaalde
hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot
betaling van de door [besloten vennootschap] , althans door de boedel van [besloten vennootschap] geleden
schade, en wel tot betaling binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis van een
bedrag van € 150.000,- (zegge: honderdvijftigduizend euro), bij wijze van voorschot,
te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van deze dagvaarding tot aan de
dag der algehele voldoening, en tot betaling van het restant, voor ieder van
gedaagden afzonderlijk nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van deze dagvaarding tot aan de
dag der algehele voldoening;
Meer subsidiair (t.a.v. [geïntimeerde] ):
4. [geïntimeerde] met inachtneming van het bepaalde in de randnummers 135 tot
en met 138 van deze dagvaarding te veroordelen tot betaling van schadevergoeding
op de voet van artikel 6:212 lid 1 BW, en wel tot betaling binnen 14 dagen na het in
dezen te wijzen vonnis van een bedrag van € 195.786,16, althans tot een bedrag van
€ 70.740,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van deze
dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
Uiterst subsidiair:
5. gedaagden te veroordelen tot betaling van tot een door de rechtbank voor ieder van
de gedaagden in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke
rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
Primair, subsidiair, meer subsidiair en uiterst subsidiair:
6. gedaagden te veroordelen tot vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke
incassokosten ad € 2.275,00 ieder, te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel
6:119 BW daarover vanaf de dag van betekening van het te dezen te wijzen vonnis
tot aan de dag der algehele voldoening;
7. gedaagden te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure
(proceskosten en griffierechten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
15e dag na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis alsmede te vermeerderen
met de nakosten van € 157,-- dan wel indien betekening van het in deze te wijzen
vonnis plaatsvindt van € 239,--.’