In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 7 februari 2022, die de ondertoezichtstelling had verlengd. De moeder voerde aan dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging meer was en dat de ondertoezichtstelling niet langer gerechtvaardigd was. De vader, die samen met de moeder het gezag over [minderjarige] uitoefent, steunde de beslissing van de rechtbank en vreesde dat zonder ondertoezichtstelling zijn contact met [minderjarige] zou verminderen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 23 juni 2022 zijn zowel de moeder als de vader gehoord, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming. De GI stelde dat de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] niet meer als ernstig kon worden beschouwd en dat de ondertoezichtstelling zelfs contraproductief werkte. De raad bevestigde dat de situatie voor [minderjarige] niet meer zo zorgelijk was, maar dat er wel signalen waren dat de ouders hulp nodig hadden om de communicatie te verbeteren.
Het hof oordeelde dat er geen sprake meer was van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling niet meer voldaan waren. Het hof vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de vader tot verlenging van de ondertoezichtstelling af. Het hof benadrukte het belang van goed contact tussen de vader en [minderjarige] en dat de ouders zelf stappen moesten zetten om dit te waarborgen.