ECLI:NL:GHSHE:2022:237

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
200.259.939_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afrekening en afwikkeling van een voorschot in een civiele zaak met betrekking tot een notariële akte

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een geschil over de afrekening en afwikkeling van een voorschot dat door appellanten aan Service Technisch Beheer B.V. (STB) is betaald. De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M. Goorts, betwisten dat het voorschot van € 250.000 als afgewikkeld kan worden beschouwd, ondanks een restant van € 19.590,29. STB, vertegenwoordigd door mr. E.L. de Haan, stelt dat er wel degelijk afspraken zijn gemaakt over de afwikkeling van het voorschot, en dat deze zijn vastgelegd in een afrekening uit 2010.

Het hof heeft in eerdere tussenarresten al een aantal beslissingen genomen en heeft nu de getuigenverklaringen van betrokkenen beoordeeld. De getuige [persoon A], voormalig eigenaar van STB, verklaarde dat er afspraken zijn gemaakt met de appellanten over de afwikkeling van het voorschot. De appellanten, waaronder [persoon B], hebben deze verklaring betwist, maar het hof oordeelt dat de verklaring van [persoon A] geloofwaardig is en voldoende onderbouwd. Het hof concludeert dat STB is geslaagd in haar bewijslevering en dat het voorschot is afgewikkeld, ondanks het openstaande bedrag.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en verklaart de appellanten niet ontvankelijk in hun hoger beroep tegen het vonnis van 23 mei 2018. Tevens worden de appellanten hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 5.382,00 aan griffierecht en € 24.384,00 aan salaris advocaat. Het arrest is uitgesproken op 1 februari 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.259.939/01
arrest van 1 februari 2022
in de zaak van

1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[de vennootschap] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellanten in de hoofdzaak,
advocaat: mr. M. Goorts te Eindhoven, voorheen mr. H. Nieuwenhuizen te Eindhoven,
tegen
Service Technisch Beheer B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
advocaat: mr. E.L. de Haan te Tilburg,
als vervolg op de door dit hof gewezen tussenarresten van 12 november 2019, 9 juni 2020 en 16 maart 2021 in het hoger beroep van de vonnissen van 23 mei 2018 en 3 april 2019, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaak-/rolnummer C/01/331820 / HA ZA 18-171 gewezen tussen appellanten – [appellanten] – als eisers in conventie, verweerders in voorwaardelijke reconventie, en geïntimeerde – STB – als gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie.

11.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- voormelde tussenarresten;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 17 juni 2021;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 29 oktober 2021;
- de memorie na enquête van STB van 23 november 2021;
- de memorie van antwoord na enquête van [appellanten] van 14 december 2021.
Het hof heeft een datum voor arrest bepaald.

12.De nadere beoordeling

12.1.
In het tussenarrest heeft het hof STB toegelaten feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat partijen in verband met de Afrekening van 27 januari 2010 hebben afgesproken dat het voorschot als afgewikkeld werd beschouwd, ondanks het verschil van € 19.590,29.
12.2.
Het gaat hier om het laatste geschilpunt dat ter beoordeling staat in dit geding.
12.3.
Het hof herhaalt voor de goede orde de volgende overweging uit het laatste tussenarrest:
9.16.
De stelplicht en de bewijslast rusten op deze punten op STB. Zij beroept zich immers op de rechtsgevolgen van de gestelde overeenkomst. STB verwijst naar de Afrekening en zij noemt ook de notariële akte/geldlening (tussenarrest, 6.2 onder 2.7; pleitnota, 10-15). Zij stelt dat alle betalingen door [appellanten] tot dat moment in het bedrag van die akte zijn verwerkt (memorie van antwoord, 75). [appellanten] hebben het standpunt van STB betwist. Het hof is van oordeel dat STB haar stellingen voldoende heeft gemotiveerd en dat [appellanten] hun betwisting voldoende hebben gemotiveerd. Het hof merkt hierover op:- dat in de notariële akte/geldlening nergens een uitdrukkelijke, onmiskenbare of ondubbelzinnige bepaling is opgenomen over de afwikkeling van het voorschot;- dat STB aan de hand van de Afrekening de afwikkeling van het voorschot in de zakelijke/economische context voldoende heeft gemotiveerd.
Bij deze stand van zaken kan het hof, ook gelet op het dwingende bewijs van de notariële akte, niet aannemen dat STB voorshands is geslaagd in het door haar te leveren bewijs.
Het hof zal STB dan ook toelaten tot bewijslevering, zoals zij heeft aangeboden.
12.4.
Het hof beoordeelt eerst of STB is geslaagd in het bewijs waartoe zij is toegelaten.
12.5.
[persoon A] is als getuige gehoord aan de zijde van STB. [appellant] , zijn echtgenote [persoon B] en zijn zakenpartner [persoon C] zijn gehoord als getuige aan de zijde van [appellanten] De verklaringen luiden (voor zover relevant) als volgt.
[persoon A]
Ik was tot 2004 mede eigenaar van STB. Daarna was ik in dienst bij STB tot 2018. Ik weet nog om welk document het gaat in de zaak, namelijk de zogenaamde afrekening uit 2010. De achtergrond was als volgt. De [appellant] had ons een opdracht gegeven voor 2,8 miljoen. De [appellant] wilde ontbinden en rechtstreeks verder werken met een onderaannemer van ons. Daarom heb ik deze staat opgemaakt, samen met mijn controller [persoon D] , van STB. Wij hebben de gegevens verwerkt in de staat. Het gaat om de inkoop, inkoopfacturen, indirecte kosten zoals aangereikt door mijn controller. Ik ben met dat document naar de [appellant] gegaan in België, waar hij woonde, de [appellant] en ik hebben het document samen doorgenomen. Wij hebben samen een nieuwe opdrachtbevestiging gemaakt, in april 2010, voor een opdracht voor 1,2 miljoen. Dat was een nieuwe opdracht van de [appellant] aan STB, alles zat daar in, behalve het bestanddeel van de onderaannemer. Die onderaannemer was R&R. Dat bestanddeel ging over vloerverwarming en warmtepompen. De [appellant] zou dat bestanddeel rechtstreeks afwikkelen. Hij en ik hebben er over gesproken dat de eerste opdracht werd ontbonden en dat het hele project werd afgerond op 1,2 miljoen. En dat de [appellant] dan het hele project rechtstreeks kan afwikkelen met RNR. Hij kon dan zijn voordeel eruit halen. Daarna heb ik de definitieve opdrachtbevestiging gemaakt. En naar de [appellant] gestuurd, de [appellant] heeft ondertekend en hij heeft ook betaald.
(…)
Het wordt afgewerkt staat in het document. Daar heb ik het volgende mee bedoeld. We waren aan de klus begonnen, op enig moment liepen de kosten op, er was contact met de [appellant] daarover, en hij heeft het voorschot van 250.000 euro betaald tegen die achtergrond. Daarna heeft de [appellant] gezegd dat hij wilde ontbinden. Daarna hebben we de afspraak gemaakt dat het voorschot was afgewikkeld dat was de bedoeling van dat woord afgewerkt. Een onderdeel van de afspraak was dat STB marge inlevert omdat de [appellant] rechtstreeks met de onder aannemer verder zou gaan werken. Dat hoort ook bij de afwikkeling. Het klopt dat een bedrag van 19.500 euro over blijft. Dat staat in de afrekening. De [appellant] en ik hebben daarover tegen elkaar gezegd: die 19,5 strepen we weg tegen de ontbindingskosten die STB maakt en tegen de verloren marge van STB op het project het klopt, dat zou je een tegemoetkoming of compensatie kunnen noemen, 19,5 tegen over de ontbindingskosten en de verloren marge. Ik zat tijdens het gesprek hierover bij de [appellant] thuis in België in de keuken met een glas wijn. De [appellant] en ik zeiden tegen elkaar hiermee is alles afgerond, het voorschot van 250.000 en het overblijvende bedrag van 19.500. De [appellant] was ermee akkoord. Ik heb nooit opmerkingen of reclamaties erover gehoord.
Het klopt dat R&R al werk had verricht. R&R had bronnen geboord, leidingen naar binnen gebracht. R&R wilde in die tijd gaan beginnen met het leggen van de vloerverwarming. De [appellant] zag dat er Poolse mensen waren en hij vond dat hij beter rechtstreeks verder kon werken met R&R.
(…)
Het klopt dat het bedrag van 250.000 euro zag op toen al gemaakte kosten, die kosten hadden wij in beeld gebracht. Ik was in die tijd commercieel directeur bij STB. Ik was niet direct verantwoordelijk voor dit project, maar ik keek wel mee en ik deed de zaken met [appellant] . Het klopt dat ik in die tijd met hem bevriend was. Ik weet niet welk adres van de [appellant] in België het was waar wij dat gesprek hebben gevoerd. Hij had twee huizen, ik dacht dat het gesprek plaats vond in het huis aan de [straatnaam] , maar ik weet het niet meer zeker. Wanneer vond dat gesprek plaats? Ergens in december of januari, dat weet ik niet meer. Was [persoon B] aanwezig bij het gesprek? Zij zal er wel rond gelopen hebben, ongetwijfeld was zij in huis aanwezig, ik weet niet of [persoon B] bij het gesprek aanwezig was. Ik zat bij de [appellant] in zijn woning aan tafel. Ik kwam vaak bij de [appellant] in huis in die tijd, misschien wel elke week. Het klopt dat ik de afrekening in 2010 niet naar de [appellant] heb gestuurd en dat de afrekening niet door hem is ondertekend. Ik heb wel de nieuwe opdrachtbevestiging gemaakt. Zoals ik heb verklaard. Ik was in die tijd goed bevriend met hem. Ik heb de afrekening bij hem achtergelaten na het gesprek bij hem thuis. De afrekening heeft hij dus wel gezien.
Ik heb geen financieel belang bij de uitkomst van deze kwestie. Ik heb mij voorbereid op dit verhoor door goed in mijn geheugen te graven en ik heb ook wat spullen boven water gehaald. Ik was bij de zitting bij het hof aanwezig.
[appellant]
Er klopt niets van, alles wat ik heb gezien in het dossier van STB. Het zijn kladblokblaadjes. Als dat soort blaadjes bij mij in het dossier hadden gezeten toen ik in 2013 een FIOD-controle had, dan had ik nu in Den Bosch gezeten. Er zitten geen brieven of kopieën bij die er toe doen. Er zitten geen rekeningen bij. Er zit niets bij dat voldoet aan de wettelijke eisen. Het is een zooitje. Wij leveren alles aan, netjes, compleet met alle rekeningen. De tegenpartij komt met niets, maar wij worden niet geloofd en de tegenpartij wel. Dit kan er bij mij niet in. De zaken tussen partijen zijn nooit afgewikkeld. De [persoon A] liegt in zijn verklaring. De [persoon E] is nooit bij een gesprek geweest. Er staan posten tussen als ‘huurauto’ en ‘zeecontainers China’, dat klopt helemaal niet. Het is een lachertje.
(…)
Een brief van 10 december 2009, productie 8 bij memorie van antwoord, gericht aan VC investments.
Ik heb deze brief niet gezien voor deze procedure. Ik zie het nu pas in de procedure. Nee, VC investments had niets te maken met het zorghotel. Ik zie dat de brief stuit op een bedrag van € 19.591. Ik heb nooit ingestemd met een afwikkeling op dit bedrag. Zeker niet op een totale som van 2 miljoen. [persoon B] was altijd aanwezig bij de gesprekken met de [persoon A] . [persoon B] deed de boekhouding bij het bedrijf, al vanaf 1992.
(…)
Het klopt dat [persoon A] wel eens bij mij over de vloer kwam thuis. We spraken elkaar regelmatig. Wij wonen in België, hij kwam dan niet elke week langs, maar misschien een keer in de maand of in de drie maanden. Het gaat dan om de relevante periode vanaf 2007. We zagen elkaar op de werkplek, en dus niet zoveel thuis. [persoon A] was een hele goede kennis en kameraad, klaar. Hij kwam wel eens over de vloer thuis bij ons. We zijn samen naar China gegaan. Hij kwam nooit zomaar, hij had wel zakelijke documenten bij zich.
Productie 7 bij antwoord en productie 1 antwoord memorie na tussenarrest? De ‘afwikkeling’ volgens STB?
Ik heb deze documenten tot in deze procedure nooit gezien. Ik heb ze echt nooit gezien tot in de procedure, dat weet ik zeker. Dat zou ik hebben onthouden. Dat is gemakkelijk. Ik weet ook zeker dat ik de inhoud van het document niet heb besproken met [persoon A] .
Klopt het dat u een betaling van 300.000 euro uit uw vermogen niet herinnert?
Toen waren wij op vakantie, het is telefonisch overgemaakt door mijn vrouw.
Ik herinner mij wel het voorschot. Dat is geboekt onder investering. Daarom valt het uit zicht en komt het niet terug. Daar zit de knik.
De order van 7 april 2010, dagvaarding productie 6?
Dit is niet het enige document op grond waarvan wij de opdracht hebben verstrekt aan STB. Want er is ook een offerte. Dat zit hier ergens tussen.
Productie 8 bij memorie van antwoord, lijkt dat op de afrekening?
Dit is geen offerte. Dit zijn interne calculaties van STB. Die hebben wij nooit gehad. Ergens zit de offerte, maar ik weet niet precies waar.
In 2007 hebben wij het pand aangekocht. Dit was een monument. We zijn pas eind november 2009 begonnen. De gesprekken met [persoon A] verliepen zo, we spraken elkaar, we maakten stukken klaar. Bij de opdracht in 2007 was er helemaal niets, we waren afhankelijk van monumentenzorg. In de tussentijd tot de tweede opdracht zijn helemaal geen werkzaamheden uitgevoerd. De opdracht uit 2007 is een stille dood gestorven. Want daarna hebben we een nieuw project opgezet, en ook zo besproken met de gemeente. De eerste opdracht vervalt als we een nieuwe opdracht aangaan. Ik heb nooit meer met [persoon A] gesproken over die eerste opdracht.
[persoon B]
Het klopt dat ik verantwoordelijk was voor de administratie. De financiële zaken in de onderneming liepen dus via mij. Ik was in dienst van de [appellant] groep. En ik heb de administratie verzorgd van [de vennootschap] .
De brief van 10 december 2009, productie 8 bij memorie van antwoord?
Deze brief heb ik nooit eerder gezien tot in deze procedure.
Productie 7 bij conclusie van antwoord en productie 8 bij antwoordmemorie na tussenarrest?
Ook deze stukken heb ik nooit gezien tot in deze procedure.
Ja, ik was aanwezig bij gesprekken tussen mijn echtgenoot en [persoon A] . Ik was altijd aanwezig bij dat soort gesprekken. Nee, het lag niet voor de hand dat mijn echtgenoot zou instemmen met een afstand van € 19.591. Mijn echtgenoot heeft dat ook niet gedaan. Het klopt dat ik financiële overzichten heb gemaakt die zijn overgelegd in de procedure. Ja, ik denk dat wij nog geld tegoed hebben, het voorschot is niet verrekend. Ik heb de overzichten die ik had gemaakt, gedeeld met de boekhouder van de [persoon E] . De overzichten van STB in de procedure zijn gebaseerd op mijn overzichten, dat klopt.
In juli 2007 is één factuur gestuurd, die hebben wij ontvangen. Op die factuur staat ‘voorschot nota W-installatie’. Toen hebben we betaald, zelfs eerder dan de factuurdatum. Mijn man en ik waren op vakantie. Een collega heeft de betaling geboekt op investeringen. Dat was omdat het een te hoog bedrag was. Zo verdwijnt dat bedrag uit zicht en daarom is het bedrag vergeten.
In de periode 2007-2010 hebben wij nooit een factuur ontvangen voor uitgevoerde werkzaamheden. In 2010 komen facturen voor werkzaamheden, dat waren termijnen. Zoals gezegd is nooit het voorschot verrekend op die facturen.
Op de vraag van mr. De Haan of [persoon B] in december 2009 en januari 2010 24 uur per dag 7 dagen per week non stop bij haar echtgenoot was?
Ik leef met die man, als hij in de buurt is dan zijn we bij elkaar. Dat kan dus heel goed zijn. We zijn ook verhuisd in 2009. We waren vaak bij elkaar, grotendeels.
[persoon C]
Mijn rol vanaf 2007 was zakenpartner van [appellant] . VC investments stond voor [persoon C] [appellant] . Ik was betrokken bij de ontwikkeling. Onder andere de bouwvergunningaanvraag, het financieringstraject, het financieel plaatje enzovoort heb ik voor mij genomen. Ik was dus redelijk nauw betrokken. Nee, er zijn niet veel feitelijke werkzaamheden verricht in de periode 2007-2010. Er is niet veel gebeurd. De bouwvergunning is immers pas verstrekt in oktober 2009. In de periode daarvoor waren er alleen constructie verstevigende werkzaamheden en sloopwerkzaamheden. Dit waren geen werkzaamheden die door STB werden verricht.
Een brief aan VC investments van 10 december 2009, productie 8 bij memorie van antwoord?
Nee, deze brief is mij niet bekend. Ik ben niet bekend met een afrekening van werkzaamheden.
De [persoon A] ken ik goed. Ik was vaak aanwezig als hij op de bouwlocatie van het zorghotel kwam, zeker in het begin waren de [persoon A] en ik nauw betrokken. Er zijn veel besprekingen geweest, ik was bijna altijd aanwezig in Rotterdam, Venray of Velp. Dat waren de drie projecten die op dat moment liepen. [appellant] en ik ging heel vaak met elkaar op pad en zo was ik bij gesprekken aanwezig. [persoon A] was overigens niet betrokken bij het project in Venray, dus daar heb ik hem niet gezien.
Nee, ik ben nooit aanwezig geweest bij een gesprek waarbij de [appellant] zei dat hij € 19.591 als afgerekend beschouwde.
[persoon B] deed de financiële administratie bij de onderneming [appellant] . Alle facturen liepen via haar bureau.
Nee, in die periode 2009-2010 vind ik het zeer onwaarschijnlijk dat [appellant] afstand deed van € 19.591. Het project moest nog worden gebouwd, het was zeer minimaal als iets al was uitgevoerd. En ik heb hem in al die jaren dat wij samenwerkten nooit iets zien weggeven.
Nee, ik ben niet aanwezig geweest bij een gesprek waarbij [persoon A] en [appellant] over een afronding, afwikkeling of oplossing van problemen uit het verleden spraken.
(…)
Het klopt, in de periode 2007-2009 zijn er rondom het klooster werkzaamheden uitgevoerd door R&R. Het klopt dat bronnen zijn geslagen rondom het pand. Maar of er rioleringswerkzaamheden zijn uitgevoerd, niet dat ik weet.
12.6.
Het hof neemt bij de bewijswaardering de verklaringen van de getuigen in aanmerking. Het hof merkt vooraf op dat [persoon A] op het tijdstip van zijn getuigenverklaring niet in dienst was (of aandeelhouder was) van STB en dus ook geen partijgetuige in de zin van de wet is. Het hof betrekt bij de bewijswaardering de omstandigheid dat [persoon A] voorheen werkzaam was bij STB en daarvan “eigenaar” was.
[persoon A] heeft naar het oordeel van het hof concreet en duidelijk verklaard over de gang van zaken tijdens het gesprek (bij [appellant] thuis in België aan de keukentafel) waarin hij volgens zijn verklaring met [appellant] afspraken heeft gemaakt voor de afwikkeling van het voorschot. [persoon A] heeft zijn verklaring opgebouwd aan de hand van de Afrekening, die een schriftelijk stuk is dat hij destijds in de relevante periode heeft opgemaakt voor het dossier (zoals als onvoldoende weersproken vaststaat en uit zijn verklaring volgt). [persoon A] heeft in zijn verklaring stapsgewijs uitgelegd wat hij met [appellant] heeft besproken, waarom het gesprek zo is gelopen en hoe hij met [appellant] tot de afspraken is gekomen. Het hof acht zijn verklaring geloofwaardig. Het klopt wel dat het gesprek lang geleden heeft plaatsgevonden en dat [persoon A] zich details van het huis van [appellant] (welk huis, welke keuken) niet kon herinneren, maar die aspecten rechtvaardigen geen andere beoordeling van de verklaring van [persoon A] .
[appellant] en [persoon B] hebben als getuigen in de kern volstaan met een betwisting dat het door [persoon A] in zijn verklaring omschreven gesprek, bij hen thuis in België aan de keukentafel, heeft plaatsgevonden en dat de door [persoon A] omschreven afspraken tijdens dat gesprek (of op een ander tijdstip) zijn gemaakt. [appellant] en [persoon B] hebben geen concrete informatie gegeven over de werkzaamheden die in de loop van de jaren wel zijn uitgevoerd en hoe die financieel zijn afgewikkeld (waardoor in hun visie het voorschot nog open staat). De verklaringen van [appellant] en [persoon B] leggen dan ook, ook als tegenbewijs, te weinig gewicht in de schaal, tegenover de verklaring van [persoon A] en de zakelijke context van de Afrekening, zoals het hof heeft omschreven in het laatste tussenarrest (zie hierna).
[persoon C] heeft niets verklaard over concrete feiten die relevant kunnen zijn voor de beslissing in het geding. Zijn verklaring dat hij [appellant] nooit heeft horen zeggen dat [appellant] dergelijke afspraken had gemaakt met STB, legt weinig gewicht in de schaal.
12.7.
Het hof slaat verder acht op de zakelijke context zoals omschreven en beoordeeld in het laatste tussenarrest (ro. 9.7 tot en met 9.16). Het hof heeft in dat arrest, aan de hand van de bedragen die volgen uit de Afrekening en de andere door STB overgelegde stukken, vastgesteld dat het voorschot tot een bedrag van € 230.409,71 exclusief btw is afgewikkeld. Het hof verwijst naar die overwegingen en neemt die over in de context van de bewijswaardering. Deze context maakt de verklaring van [persoon A] betrouwbaar en geloofwaardig.
12.8.
De conclusie van het voorgaande is dat STB is geslaagd in haar bewijslevering en dat vast staat dat het voorschot is afgewikkeld, ondanks het bedrag van € 19.590,29 (ex btw).
Het hof had zoals gememoreerd al beslist dat het gevorderde moet worden afgewezen voor zover het gaat om een bedrag van € 230.409,71 (ex btw).
Dit betekent dat de vordering van (€ 19.590,29 + € 230.409,71 =) € 250.000 exclusief btw (€ 297.500,00 inclusief btw) geheel moet worden afgewezen.
Het hof had verder al beslist dat [appellanten] niet ontvankelijk zijn in het hoger beroep tegen het vonnis van 23 mei 2018 en dat het gevorderde in hoger beroep voor het overige moet worden afgewezen.
12.9.
[appellanten] hebben verzocht terug te komen van de beslissing in het laatste tussenarrest over de Afrekening en de afwikkeling van het voorschot van € 230.409,71. Zij wijzen in die context op de verklaring van [persoon A] dat werkzaamheden al waren uitgevoerd op het tijdstip van betaling van het voorschot (“Het klopt dat het bedrag van 250.000 euro zag op toen al gemaakte kosten, die kosten hadden wij in beeld gebracht.”). [appellanten] menen dat dit niet klopt en verder:
- dat [persoon A] voor die werkzaamheden alleen verwijst naar werk van R&R,
- dat [appellanten] dat werk van R&R rechtstreeks met R&R heeft afgerekend (zoals [persoon A] volgens hen ook heeft verklaard),
- dat geen werkzaamheden zijn uitgevoerd vóór juni 2007 of in de periode 2007 tot en met 2009,
- dat [persoon A] al met al geen onderbouwing heeft gegeven voor zijn standpunt dat werkzaamheden zijn uitgevoerd waarmee het voorschot is verrekend.
Het hof verwerpt dit verzoek om terug te komen van de beslissing en blijft bij de beoordeling zoals gegeven in het laatste tussenarrest. Het hof verwijst naar de motivering in dat tussenarrest, en in het bijzonder op de Afrekening en de daarbij gevoegde bijlagen. Uit die documenten, in samenhang met de getuigenverklaring van [persoon A] , volgt naar het oordeel van het hof duidelijk welke werkzaamheden wanneer hebben plaatsgevonden, waarmee het voorschot is verrekend. [appellanten] hebben, zoals hiervoor gememoreerd, geen duidelijke of concrete feitelijke informatie gegeven die een ander licht werpt op deze onderwerpen. De passage uit de verklaring van [persoon A] , waar [appellanten] op wijzen, is in de context van zijn verklaring, gelet op het voorgaande, niet voldoende specifiek, concreet en duidelijk om andere conclusies te rechtvaardigen.
12.10.
De grieven falen en het bestreden vonnis moet dan ook worden bekrachtigd.
12.11.
Het hof is van oordeel dat [appellanten] als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moeten worden veroordeeld, zoals reeds overwogen in het laatste tussenarrest.

13.De beslissing

Het hof:
verklaart [appellanten] niet ontvankelijk in het hoger beroep tegen het vonnis van 23 mei 2018;
bekrachtigt het vonnis van 3 april 2019;
veroordeelt [appellanten] hoofdelijk in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van STB op € 5.382,00 aan griffierecht en op € 24.384,00 aan salaris advocaat, en voor wat betreft de nakosten op € 157,- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 239,- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
wijst af het meer of anders gevorderde in hoger beroep;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.S. Frakes, S.C.H. Molin en G.J.S. Bouwens en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 februari 2022.
griffier rolraadsheer