ECLI:NL:GHSHE:2022:2357

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
200.301.018_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot overleggen van bescheiden in hoger beroep inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingeleid door [appellanten], vertegenwoordigd door mr. M. Struik, tegen [geïntimeerde], vertegenwoordigd door mr. A. Smeekes. De zaak betreft een incident ex artikelen 22 en 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarin [appellanten] vorderingen heeft ingesteld tegen [geïntimeerde] met betrekking tot aansprakelijkheid voor schade en het overleggen van bepaalde bescheiden. De rechtbank Oost-Brabant had in eerste aanleg de vorderingen van [appellanten] afgewezen, waarbij werd geoordeeld dat er sprake was van een rechtsgeldige contractsovername door Guaramiranga Ltd., waardoor [geïntimeerde] niet meer aansprakelijk kon worden gesteld door [appellanten].

In het hoger beroep heeft [appellanten] een incident ingesteld waarin hij verzoekt om het overleggen van een huurovereenkomst met de Ltd. en bankbescheiden die de huurbetalingen aan de Ltd. aantonen. Het hof heeft geoordeeld dat het van belang is dat [geïntimeerde] de gevraagde stukken verstrekt om een volledig inzicht in de feiten te verkrijgen. Het hof heeft [geïntimeerde] bevolen om de gevraagde bescheiden over te leggen en heeft de beslissing over de proceskosten in het incident aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde].

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.301.018/01
arrest van 12 juli 2022
gewezen in het incident ex artikelen 22 en 843a Rv in de zaak van

1.[appellant],wonende te [woonplaats],

2.
[[X]] Beheer B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],
appellanten in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. M. Struik te Veldhoven,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. A. Smeekes te Tilburg,
op het bij exploot van dagvaarding van 11 oktober 2021 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 4 augustus 2021, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen tussen appellanten – [appellanten] – als eisers in conventie, verweerders in voorwaardelijke reconventie en geïntimeerde – [geïntimeerde] – als gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/347229 / HA ZA 19-386)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven tevens houdende wijziging van eis en tevens houdende incidentele vordering ex artikel 843a Rv met producties;
  • de antwoordmemorie in het incident van [geïntimeerde].
Het hof heeft daarna een datum voor arrest in incident bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
[appellanten] heeft in eerste aanleg in conventie het volgende gevorderd:
Primair
1. een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de schade die [appellanten] lijdt als gevolg van aan [geïntimeerde] toe te rekenen tekortkomingen en [geïntimeerde] te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 135.805,75 te vermeerderen met de wettelijke rente,
Subsidiair
2. een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] de schade dient te vergoeden die [appellanten] lijdt als gevolg van de door [geïntimeerde] gepleegde onrechtmatige daad,
3. een veroordeling van [geïntimeerde] tot het betalen van een schadevergoeding van € 135.805,75, te vermeerderen met de wettelijke rente;
4. een veroordeling van [geïntimeerde] tot het vergoeden van alle schade die [appellanten] heeft geleden of nog zal lijden als gevolg van [geïntimeerde] toerekenbare tekortkomingen en/of onrechtmatig handelen, voor zover niet begrepen in het schadebedrag van € 135.805,75, nader op te maken bij staat,
Primair en subsidiair
5. een veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure en nakosten te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de conventionele vordering van [appellanten] afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank heeft hierbij geoordeeld dat sprake is van een rechtsgeldige contractsovername door Guaramiranga Ltd. (hierna: Ltd.), een rechtspersoon naar Bulgaars recht, waardoor Ltd. vanaf medio 2017 als overnemende contractspartij te gelden heeft en [geïntimeerde] niet meer kan worden aangesproken door [appellanten], niet op grond van schending van de koopovereenkomst noch op grond van een buitencontractuele aansprakelijkheid.
Ten aanzien van de voorwaardelijke reconventionele vordering heeft de rechtbank geen beslissing genomen omdat aan de voorwaarde niet is voldaan.
3.3.
[appellanten] is van dit vonnis in hoger beroep gekomen. Bij memorie van grieven, waarin de eis is gewijzigd, heeft [appellanten] tevens een incident opgeworpen en vordert hij in dit incident:
I. [geïntimeerde], voor zover zij deze bescheiden niet reeds op grond van (een bevel als bedoeld in) artikel 22 Rv hoeft te overleggen, te veroordelen tot afgifte binnen 14 dagen na de beslissing in dit incident van de volgende bescheiden:
- een afschrift van de met de Ltd. gesloten huurovereenkomst;
- een afschrift van alle bankbescheiden waaruit de door [geïntimeerde] gestelde huurbetalingen aan de Ltd. blijken en/of waaruit de door gestelde betalingen van de Ltd. aan de stichting blijken, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat zij in strijd handelt met de beslissing in dit incident;
II. [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van dit incident.
3.4.
[appellanten] legt aan het incident – kort gezegd – het volgende ten grondslag.
In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] als verweer gesteld dat zij niet door [appellanten] kan worden aangesproken, omdat de tussen haar en [appellanten] gesloten koopovereenkomst door contractsoverneming rechtsgeldig is overgenomen door Ltd. Zij heeft gesteld een huurovereenkomst met de Ltd. te hebben gesloten en ook huur aan de Ltd. te hebben voldaan. [appellanten] heeft in eerste aanleg gesteld dat sprake is van een schijnconstructie en dat hij (nog altijd) niet heeft kunnen nagaan of de Ltd. wel een bestaande vennootschap betreft. [appellanten] wil de huurovereenkomst met Ltd. inzien zodat niet alleen duidelijk wordt met wie [geïntimeerde] namens de Ltd. heeft gecontracteerd maar ook of de door haar gestelde betalingen in werkelijkheid zijn verricht aan de Ltd. en op welk rekeningnummer. Volgens [appellanten] kan [geïntimeerde] de gestelde schijnconstructie makkelijk ontkrachten door de in het incident gevorderde afschrift van de met de Ltd. gesloten huurovereenkomst en bewijzen van betalingen in het geding te brengen.
Op grond van het vorenstaande verzoekt [appellanten] het hof primair op grond van artikel 22 Rv en subsidiair op grond van artikel 843a Rv [geïntimeerde] dan ook te bevelen om een afschrift van de met de Ltd. gesloten huurovereenkomst en bankafschriften van betalingen dienaangaande over te leggen.
3.5.
[geïntimeerde] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van [appellanten] althans tot afwijzing van de vorderingen met (hoofdelijke) veroordeling van [appellanten] in de proceskosten in het incident.
3.6.
Voor zover [appellanten] zijn incidentele vordering baseert op artikel 22 Rv overweegt het als volgt. Op grond van het bepaalde in artikel 22 Rv kan de rechter - in elke stand van de procedure - partijen, dan wel één van hen, bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde bescheiden over te leggen. Het betreft een discretionaire bevoegdheid.
In het onderhavige geval acht het hof – gezien de stellingen van partijen en om een zo volledig mogelijk inzicht in de feiten te verkrijgen - het van belang dat [geïntimeerde] de gevraagde stukken verstrekt zodat het geschil mede aan de hand van deze gegevens kan worden beoordeeld. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat [geïntimeerde] al in eerste aanleg tijdens de comparitie aangeboden heeft om de huurovereenkomst van [geïntimeerde] met de Ltd. eventueel in het geding te brengen. [geïntimeerde] heeft hierbij tevens aangegeven dat ook aangetoond kan worden dat ze de huurbetalingen aan Ltd. heeft gedaan.
Nadat [geïntimeerde] de gevraagde bescheiden heeft verstrekt, zal [appellanten] in de gelegenheid worden gesteld om hierop te reageren.
3.7.
Nu het hof [geïntimeerde] zal bevelen de door [appellanten] gevraagde gegevens te verstrekken, heeft [appellanten] geen belang meer bij de beoordeling van de incidentele vordering ex artikel 843a Rv.
Proceskosten
3.8.
Het hof zal de beslissing over de proceskosten in het incident aanhouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.9.
Het hof zal bepalen dat [geïntimeerde] bij de memorie van antwoord moet voldoen aan het bevel ex artikel 22 Rv zoals hiervoor genoemd. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident en in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van 23 augustus 2022 voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde] en beveelt [geïntimeerde] ex artikel 22 Rv bij die memorie de volgende bescheiden aan het hof over te leggen:
- een afschrift van de met de Ltd. gesloten huurovereenkomst;
- een afschrift van alle bankbescheiden waaruit de door [geïntimeerde] gestelde huurbetalingen aan de Ltd. blijken en/of waaruit de door gestelde betalingen van de Ltd. aan de stichting blijken;
bepaalt dat [appellanten] op de rol van 20 september 2022 hierop bij antwoordakte kan reageren;
houdt de beslissing over de proceskosten in het incident aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.H. Schulten, P.W.A. van Geloven en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 juli 2022.
griffier rolraadsheer