6.1De vaststelling van de feiten in het vonnis waarvan beroep onder 3.2 is niet bestreden, zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat. Deze vaststelling luidt als volgt:
[appellanten] is sinds mei 2012 de eigenaar van het woonhuis, staande en gelegen te ( [postcode] ) [plaats] , aan de [adres] .
In mei 2013 heeft [geïntimeerde] - op verzoek van [appellanten] - een offerte uitgebracht met betrekking tot werkzaamheden aan het dak van de woning van [appellanten] In de door [appellanten] voor akkoord ondertekende offerte is (onder meer) het volgende opgenomen:
- Garantie: 10 jaar productgarantie op waterdichtheid”.
[appellanten] heeft na ondertekening van de offerte ook opdracht gegeven aan [geïntimeerde] tot het aanbrengen van isolatie tussen het houten dakbeschot en de bitumen dakbedekking;
[geïntimeerde] heeft de werkzaamheden uitbesteed aan een onderaannemer, RDS Dakbedekking. De werkzaamheden aan het dak hebben plaatsgevonden in juli 2013.
Bij factuur van 30 juli 2013 heeft [geïntimeerde] een bedrag van € 9.692,56 inclusief btw aan [appellanten] in rekening gebracht. [appellanten] heeft deze factuur betaald.
In december 2014 is er een lekkage aan het dak opgetreden.
In januari 2015 heeft [geïntimeerde] herstelwerkzaamheden uitgevoerd, bestaande uit het plaatsen van een kitrand langs de gehele daktrim.
In december 2017 is er een nieuwe lekkage aan het dak opgetreden.
[appellanten] heeft deze schade gemeld bij zijn opstalverzekering. Deze heeft een expertise laten uitvoeren. De schade-expert is tot de volgende conclusie gekomen:
“De hemelwater stadsuitloop die van het hoge naar het lage dak loopt is te kort en is aan de lage zijde niet afgekit, waardoor bij een kleine verstopping van de afvoer het
regenwater terugloopt tussen de dakbedekking. Vanaf het lage dak is een strook dakleer
verticaal omhoog gebrand, waar deze eigenlijk achter de daktrim moet vallen. Deze is er
nu tegenaan gebrand en zit zelf vrij van de daktrim, waardoor het regenwater vrij spel
heeft om een opening te vinden.”
Op 6 maart 2018 heeft ZNEB Expertise en Taxatie BV (verder te noemen: ZNEB) - in opdracht van [appellanten] - een onderzoek uitgevoerd aan het dak. Beide partijen zijn hierbij aanwezig geweest. ZNEB heeft op 7 juni 2018 een expertiserapport uitgebracht waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“Daktrimmen
Wij stelden vast dat de aansluitingen van de aluminium daktrimmen met de bitumen
dakbedekking was voorzien van een kitril (foto 12) welke deels onthecht was. Een
dergelijke kitril betreft in eerste aanleg geen onderdeel van de waterdichting. De stroken
bitumen waartussen de daktrim is aangebracht dienen zorg te dragen voor de
waterdichtheid (... ). Een slechte hechting van het bitumen ter plaatse stelden wij niet vast. Een gebrek gebaseerd op het hergebruikt zijn van daktrimmen stelden wij niet vast, lees het hergebruiken van daktrimmen hoeft bij een juiste applicatie niet te leiden tot gebreken aangaande de waterkerendheid.
Dakdoorvoeren
Het hoge dakdeel was voorzien van drie metalen dakdoorvoeren welke aan de zijde van
het lage dakdeel waren voorzien van pvc stadsuitlopen. De ruimte onder de stadsuitlopen was slechts circa 30 mm (...). Na het tijdelijk uitnemen van de pvc stadsuitlopen stelden wij vast dat de metalen doorvoeren niet tot buiten de dakbedekking staken. (...) Proefondervindelijk werd getest of een verstopping van de dakdoorvoer boven de garage zou leiden tot waterinstroom in de garage. Bij het met een tennisbal afsluiten van de pvc stadsuitloop en het in de afvoer laten vloeien van water (foto 18) werd nagenoeg direct waterinstroom in de garage geconstateerd. Partij I toonde ons dat dit op gelijke wijze ter plaatse van de keuken tot waterinstroom leidde. (...)
Dakopstand/aansluiting
De aansluiting van het bitumen van het lage dakdeel ter plaatse van de daktrim bij het
hoge dakdeel was niet onder/achter de daktrim aangebracht. De bitumen eindigde gelijk
met de onderzijde van de daktrim (foto 25 t/m 26). Water kan daardoor tussen de
onderzijde van de daktrim en dakbedekking door de constructie dringen.
Dakrand lage dakdeel
De dakrand van het lage dakdeel dient (met een dakopstand van circa 80 mm) als laag te
worden betiteld. Normaliter wordt gesteld dat een dakrand tenminste 120 mm hoog dient
te zijn.”
Op 7 december 2018 is - in opdracht van [appellanten] - een inspectie aan het dak uitgevoerd door Vebidak. Vebidak heeft hiervan op 21 december 2018 een rapport uitgebracht waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“Gelet op bovenstaande waarnemingen wordt geconcludeerd dat de dakrandafwerking
niet is aangebracht conform de principedetails zoals deze zijn opgenomen in de
Vakrichtlijn “Gesloten Dakbedekkingssystemen”. Hierdoor zijn de huidige lekkages
ontstaan omdat regenwater via de losse stroken in de daktrim in de dakconstructie kan
dringen. Daarnaast vervuilen de hemelwaterafvoeren zeer snel waardoor er water terug
kan lopen tussen de PVC slof en de aluminium uitloop. Geadviseerd wordt om de
bestaande dakrandafwerking op beide dakvlakken en de hemelwaterafvoeren op het hoge
dakvlak te vervangen.”
De procedure in eerste aanleg