ECLI:NL:GHSHE:2022:2329

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
20-003403-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. J. Platschorre
  • mr. G.J. Schiffers
  • mr. S. Taalman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake verkeersdelicten en drugsgebruik

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1996, was in eerste aanleg veroordeeld voor verschillende verkeersdelicten, waaronder het rijden onder invloed van drugs en het veroorzaken van gevaar op de weg. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en had vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde straffen afgewezen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een bevestiging van het vonnis met een aanpassing van de straf heeft gevorderd. De verdediging heeft zich niet verzet tegen de bewezenverklaring, maar heeft gepleit voor een lichtere straf. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het eerdere vonnis op onderdelen niet kon worden gehandhaafd. Het hof heeft de verdachte opnieuw veroordeeld voor de bewezenverklaarde feiten, waaronder meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

De opgelegde straf bestaat uit een gevangenisstraf van 160 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren. Het hof heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op het gebruik van drugs. Het hof heeft de straf verminderd vanwege een overschrijding van de redelijke termijn van berechting, die meer dan twee jaar heeft geduurd sinds het indienen van het hoger beroep. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere straffen zijn afgewezen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003403-19
Uitspraak : 8 juli 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 7 november 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-191577-18 en 01-149130-19, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, parketnummers 01-251393-18, 01-086835-16 en
96-134139-18, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte in de zaak met parketnummer 01-191577-18 ter zake van:
1. overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
2. overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
3. overtreding van artikel 162, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
4. bedreiging met zware mishandeling;
en in de zaak met parketnummer 01-149130-19 ter zake van:
1. overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
2. overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
3. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de oplegging van bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclasseringsinstelling Novadic Kentron, het ondergaan van een ambulante behandeling, een verbod op het gebruik van drugs en het meewerken aan controles door urineonderzoek en/of bloedonderzoek. Daarnaast is ten aanzien van de eerste zes van de hiervoor vermelde feiten een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opgelegd voor de duur van 3 jaren.
Voorts is de verdachte in de zaak met parketnummer 01-191577-18 ter zake van de onder 5 bewezenverklaarde “overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994” veroordeeld tot hechtenis voor de duur van 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen met parketnummers 01-251393-18, 01-086835-16 en 96-134139-18 zijn door de politierechter afgewezen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en in de plaats daarvan de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-191577-18 onder 5 bewezenverklaarde zal veroordelen tot hechtenis voor de duur van 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en ter zake van de overige bewezenverklaarde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 126 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van dezelfde bijzondere voorwaarden die door de politierechter zijn opgelegd en daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van de verdachte in deze zaak reeds ingevorderd of ingehouden is geweest.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de bewezenverklaring, maar uitsluitend verweer gevoerd met betrekking tot de straftoemeting.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 01-191577-18:
1.
hij op of omstreeks 15 september 2018 te Eindhoven een voertuig, te weten een personenauto (Dodge) heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof en/of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten GHB (gammahydroxybutyraat, gamma butyrolacton of 1,4-butaandiol), terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof, 130 microgram per liter cocaïne en 120 milligram per liter GHB (gammahydroxybutyraat, gamma butyrolacton of 1,4-butaandiol) bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit bij die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
2.
hij op of omstreeks 16 september 2018 te Steensel, gemeente Eersel, en/of Eersel en/of Riethoven en/of Eindhoven en/of Veldhoven, in ieder geval in Nederland, een voertuig, te weten een personenauto (Dodge) heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof en/of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten GHB (gammahydroxybutyraat, gamma butyrolacton of 1,4-butaandiol), terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof 84 microgram per liter cocaïne en 53 milligram per liter GHB (gammahydroxybutyraat, gamma butyrolacton of 1,4-butaandiol) bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit bij die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
3.
hij op 16 september 2018 om ongeveer 04:18 uur te Steensel, gemeente Eersel, en/of om 04:41 uur te Eindhoven als degene aan wie een rijverbod als bedoeld in artikel 162, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 was opgelegd, gedurende de tijd waarvoor dat rijverbod gold, een voertuig (personenauto (Dodge)) heeft bestuurd;
4.
hij op of omstreeks 16 september 2018 te Veldhoven, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling,
door opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto met hoge snelheid op/in de richting van genoemde [slachtoffer] , althans de personenauto waarin genoemde [slachtoffer] was gezeten, in te rijden;
5.
hij op of omstreeks 16 september 2018 te Steensel, gemeente Eersel, en/of Eersel en/of Riethoven en/of Eindhoven en/of Veldhoven, in ieder geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto (Dodge)), daarmee rijdende op de weg(en),
- de N397 en/of de Hobbel met een veel hogere snelheid heeft gereden dan ter plaatse is toegestaan en/of
- op de N397 niet zodanig rechts heeft gehouden van de weg zo dat tegemoetkomend verkeer geen hinder ondervindt en/of
- op de kruising N397, Boevenheuvelweg en Heuvelweg, is afgeslagen terwijl dit in strijd is met het gebod tot het volgen van de verplichte rijrichting (bord D4) en/of
- de Heuvelweg in is gereden waar een geslotenverklaring van toepassing is (Bord C12) en/of
- op de Veldhovensedijk en/of Ulenpas heeft gereden op een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt (Bord C1) en/of
- op de Kempenbaan een voor hem rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
zaak met parketnummer 01-149130-19:
1.
hij op of omstreeks 3 april 2019 te Veldhoven, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, De Run, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto) van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
2.
hij op of omstreeks 3 april 2019 te Veldhoven een voertuig, te weten een personenauto (Dodge), heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een of meer in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegensverkeerswet 1994, te weten cocaïne in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten GHB (gammahydroxybutyraat, gamma butyrolacton of 1,4-butaandiol), terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof 410 microgram per liter cocaïne en 230 milligram per liter GHB (gammahydroxybutyraat, gamma butyrolacton of 1,4-butaandiol) bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde;
3.
hij op of omstreeks 3 april 2019 te Veldhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 330 milliliter, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB (4-hydroxyboterzuur) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-191577-18 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer
01-149130-19 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
zaak met parketnummer 01-191577-18:
1.
hij op 15 september 2018 te Eindhoven een voertuig, te weten een personenauto (Dodge) heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne, in combinatie met een andere van deze aangewezen stoffen, te weten GHB (gammahydroxybutyraat, gamma butyrolacton of 1,4-butaandiol), terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof 130 microgram per liter cocaïne en 120 milligram per liter GHB (gammahydroxybutyraat, gamma butyrolacton of 1,4-butaandiol) bedroeg;
2.
hij op 16 september 2018 te Steensel, gemeente Eersel, en/of Eersel en/of Riethoven en/of Eindhoven en/of Veldhoven een voertuig, te weten een personenauto (Dodge) heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne, in combinatie met een andere van deze aangewezen stoffen, te weten GHB (gammahydroxybutyraat, gamma butyrolacton of 1,4-butaandiol), terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof 84 microgram per liter cocaïne en 53 milligram per liter GHB (gammahydroxybutyraat, gamma butyrolacton of 1,4-butaandiol) bedroeg;
3.
hij op 16 september 2018 om ongeveer 04:18 uur te Steensel, gemeente Eersel, en om 04:41 uur te Eindhoven als degene aan wie een rijverbod als bedoeld in artikel 162, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 was opgelegd, gedurende de tijd waarvoor dat rijverbod gold, een voertuig (personenauto (Dodge)) heeft bestuurd;
4.
hij op 16 september 2018 te Veldhoven [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto met hoge snelheid in de richting van de personenauto waarin genoemde [slachtoffer] was gezeten, te rijden;
5.
hij op 16 september 2018 te Steensel, gemeente Eersel, en/of Eersel en/of Riethoven en/of Eindhoven en/of Veldhoven als bestuurder van een voertuig (personenauto (Dodge), daarmee rijdende op de wegen,
- de N397 en/of de Hobbel met een veel hogere snelheid heeft gereden dan ter plaatse is toegestaan en
- op de N397 niet zodanig rechts heeft gehouden van de weg zodat tegemoetkomend verkeer geen hinder ondervindt en
- op de kruising N397, Boevenheuvelweg en Heuvelweg, is afgeslagen terwijl dit in strijd is met het gebod tot het volgen van de verplichte rijrichting (bord D4) en
- de Heuvelweg in is gereden waar een geslotenverklaring van toepassing is (Bord C12) en
- op de Veldhovensedijk en/of Ulenpas heeft gereden op een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt (Bord C1) en
- op de Kempenbaan een voor hem rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd althans kon worden gehinderd;
zaak met parketnummer 01-149130-19:
1.
hij op 3 april 2019 te Veldhoven, terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, De Run, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto) van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
2.
hij op 3 april 2019 te Veldhoven een voertuig, te weten een personenauto (Dodge), heeft bestuurd na gebruik van een of meer in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegensverkeerswet 1994, te weten cocaïne in combinatie met een andere van deze aangewezen stoffen, te weten GHB (gammahydroxybutyraat, gamma butyrolacton of 1,4-butaandiol), terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof 410 microgram per liter cocaïne en 230 milligram per liter GHB (gammahydroxybutyraat, gamma butyrolacton of 1,4-butaandiol) bedroeg;
3.
hij op 3 april 2019 te Veldhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 330 milliliter van een materiaal bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB (4-hydroxyboterzuur) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-191577-18 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 01-191577-18 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 01-191577-18 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 162, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 01-191577-18 onder 4 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 01-191577-18 onder 5 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 01-149130-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 01-149130-19 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 01-149130-19 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat aan hem in verband met zijn persoonlijke omstandigheden, in het bijzonder de continuïteit van zijn onderneming, een taakstraf in combinatie met een hoge voorwaardelijke gevangenisstraf en in verband met het taakstrafverbod één dag onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd, naast een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen met een groot voorwaardelijk strafdeel.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde overweegt het hof dat de verdachte meerdere malen op ernstige wijze de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht. Hij heeft meerdere keren onder invloed van een combinatie van cocaïne en GHB een motorvoertuig bestuurd. Op een dag werd zelfs een flesje met GHB bij hem in de auto aangetroffen. Een deel van die feiten is gepleegd tijdens een rijverbod dan wel op een moment dat het rijbewijs van de verdachte ongeldig was verklaard en aan hem geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven.
Tegen het gebruik van drugs in het verkeer moet naar het oordeel van het hof streng worden opgetreden. Het is algemeen bekend dat het gebruik van dergelijke genotmiddelen het bewustzijn beïnvloedt. Van sommige middelen gaat een versuffend effect uit, waardoor bijvoorbeeld het waarnemingsvermogen kan verminderen. Andere middelen veroorzaken een euforische stemming, waardoor de gebruiker het gevoel kan krijgen dat hem niets kan gebeuren met als gevolg dat hij gevaarlijke verkeerssituaties niet of onvoldoende onderkent.
Bij het in de zaak met parketnummer 01-191577-18 onder 4 bewezenverklaarde is de verdachte met het door hem bestuurde motorvoertuig met hoge snelheid afgereden op het dienstvoertuig waarin onder meer de politiemedewerker [slachtoffer] zich bevond, die daardoor erg bang was om aangereden te worden met alle mogelijke gevolgen van dien.
Bij het in de zaak met parketnummer 01-191577-18 onder 5 bewezenverklaarde heeft de verdachte om aan de politie te ontkomen bijzonder onverantwoord verkeersgedrag vertoond en ernstige verkeersovertredingen begaan, mede binnen de bebouwde kom.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
7 april 2022, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk tot straf is veroordeeld ter zake van een soortgelijk feit. Ook volgt daaruit dat, gezien de veroordeling d.d. 18 augustus 2017 door de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant in de zaak met parketnummer
01-086835-16, het taakstrafverbod zoals bedoeld in artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Tevens heeft het hof bij zijn oordeel de inhoud betrokken van de adviezen van de reclassering, waaronder het reclasseringsadvies van Novadic-Kentron d.d. 8 augustus 2019. Daarin wordt geadviseerd om, indien in de zaak met parketnummer 05-128035-19 geen toezicht met bijzondere voorwaarden ten aanzien van de (verslavings)problematiek van de verdachte zal worden opgelegd, dat in deze zaak te doen. Uit pagina’s 2 en 3 van het hiervoor genoemde Uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat door de rechtbank in de zaak met parketnummer 05-128035-19 geen bijzondere voorwaarden zijn opgelegd.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover die uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken.
Gelet op de ernst en omvang van de bewezenverklaarde feiten ziet het hof geen ruimte voor de oplegging van een taakstraf. Alles afwegende acht het hof oplegging van (in beginsel) een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Aangezien de delicten zijn begaan onder invloed van harddrugs, waaronder het bijzonder verslavende GHB, en indachtig het reclasseringsadvies van Novadic-Kentron d.d. 8 augustus 2019 zal het hof aan die proeftijd de bijzondere voorwaarden verbinden zoals die zijn opgelegd door de politierechter waaronder een meldplicht bij de reclassering, het ondergaan van een ambulante behandeling, een verbod op het gebruik van drugs en het meewerken aan controles daarop door urine- en/of bloedonderzoek. Gelet hierop behoeft het voorwaardelijk verzoek van de advocaat-generaal om alsnog een reclasseringsrapportage op te laten stellen geen bespreking meer.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof voorts aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren. Het hof acht termen aanwezig om te bepalen dat een gedeelte van deze ontzegging voor de duur van twee jaren voorwaardelijk zal worden opgelegd, met een proeftijd van drie jaren. De tijd gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd of ingehouden is geweest, dient op de duur van deze bijkomende straf in mindering te worden gebracht.
Gelet op het belang van de bescherming van de verkeersveiligheid, dat aanmerkelijk zwaarder weegt dan het belang van verdachte, is voor een langer voorwaardelijk deel van de ontzegging van de rijbevoegdheid geen ruimte.
Wat betreft de in de zaak met parketnummer 01-191577-18 ter zake van de onder 5 bewezenverklaarde overtreding zal het hof aan de verdachte een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van 1 week met een proeftijd van 3 jaren opleggen.
Met oplegging van gedeeltelijk voorwaardelijke straffen wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Redelijke termijn
De inhoud van het procesdossier geeft het hof aanleiding te onderzoeken of in de onderhavige zaak het recht van de verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is geschonden.
Door de verdachte is op 7 november 2019 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis in eerste aanleg. Het onderhavige arrest wordt gewezen op 8 juli 2022. Daardoor is er sprake van een tijdsverloop van meer dan twee jaar sinds de datum dat hoger beroep werd ingesteld. Het hof acht geen bijzondere omstandigheden aanwezig die een zo langdurig tijdsverloop rechtvaardigen. Deze overschrijding van de redelijke termijn leidt ertoe dat het hof de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf met ongeveer 10 procent zal verminderen en aan hem - naast de overige hierboven vermelde straffen - in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 160 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnissen van de politierechter in de rechtbank te Oost-Brabant van 18 augustus 2017 onder parketnummer 01-086835-16, van 15 november 2018 onder parketnummer 96-134139-18 en van 25 februari 2019 onder parketnummer 01-251393-18 voorwaardelijk opgelegde straffen.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat ook in hoger beroep deze vorderingen tot tenuitvoerlegging moeten worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 62, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 8, 9, 162, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-191577-18 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer
01-149130-19 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 01-191577-18 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 01-149130-19 onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-191577-18 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 01-149130-19 onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
120 (honderdtwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich binnen 3 (drie) werkdagen na het onherroepelijk worden van deze uitspraak zal melden bij Novadic-Kentron te Eindhoven (Dr. Poletlaan 74-76, telefoon: 040-2171200);
  • gedurende de proeftijd een ambulante behandeling zal ondergaan voor zijn verslavingsproblematiek, ADHD en trauma bij Novadic-Kentron verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De ambulante behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte zal zich houden zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de ambulante behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • gedurende de proeftijd geen drugs, waaronder GHB, zal gebruiken en dat hij verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte zal worden gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-191577-18 onder 1, 2, 3, 4 en in de zaak met parketnummer 01-149130-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
2 (twee) jaren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-191577-18 onder 5 bewezenverklaarde:

Veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van 1 (één) week.

Bepaalt dat de hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket Oost-Brabant van 18 juli 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 25 februari 2019, parketnummer 01-251393-18, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 9 dagen en geldboete ter hoogte van € 350,00, subsidiair 7 dagen hechtenis.
Wijst af de vorderingen van de officier van justitie van het Parket Oost-Brabant van 30 april 2019 en 18 juli 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 18 augustus 2017, parketnummer
01-086835-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket Oost-Brabant van
18 juli 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 15 november 2018, parketnummer 96-134139-18, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. S. Taalman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 8 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.J. Schiffers en mr. S. Taalman zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.