ECLI:NL:GHSHE:2022:2327

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
20-002711-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1995, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 dagen en een taakstraf van 50 uren voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 2 augustus 2021 in Ritthem, waar de verdachte en een medeverdachte betrokken waren bij een gewelddadige confrontatie met twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De slachtoffers waren geïnteresseerd in waterbakken die te koop stonden en werden door de verdachten beschuldigd van inbraak. Tijdens de confrontatie werden de slachtoffers mishandeld, waarbij [slachtoffer 2] meerdere vuistslagen in het gezicht kreeg en [slachtoffer 1] aan de haren werd getrokken. Het hof heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld en heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring kwam. De verdachte werd schuldig bevonden aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en kreeg een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 50 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers voor immateriële schade, respectievelijk €200,00 aan [slachtoffer 1] en €550,00 aan [slachtoffer 2]. Het hof overwoog dat de verdachte een significante rol had gespeeld in het geweld en dat vooroordelen over huidskleur een rol hadden gespeeld in het ontstaan van het geweld.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002711-21
Uitspraak : 8 juli 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 15 november 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-209380-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1995,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis. Voorts heeft de politierechter beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft primair bepleit dat de verdachte volledig zal worden vrijgesproken en dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard dan wel zullen worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman een beroep op noodweer(exces) gedaan en heeft hij betoogd dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Meer subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd en verzocht dat ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen zal worden beslist overeenkomstig de uitspraak van de politierechter.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 2 augustus 2021 te Ritthem, gemeente Vlissingen, althans in Nederland, openlijk, te weten, aan de [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , door: - die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met kracht te slaan en/of te stompen tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam, en/of
- die [slachtoffer 2] uit de auto te trekken, waarna die [slachtoffer 2] op de grond viel, en/of
- die [slachtoffer 1] bij/aan de haren te grijpen en/of te trekken, en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal met kracht tegen de ribben en/of het bovenlichaam te schoppen en/of te trappen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 2 augustus 2021 te Ritthem, gemeente Vlissingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met kracht te slaan en/of te stompen tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam, en/of
- die [slachtoffer 2] uit de auto te trekken, waarna die [slachtoffer 2] op de grond viel, en/of
- die [slachtoffer 1] bij/aan de haren te grijpen en/of te trekken, en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met kracht tegen de ribben en/of het bovenlichaam te schoppen en/of te trappen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 augustus 2021 te Ritthem, gemeente Vlissingen, openlijk, te weten aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , door:
- die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] meermalen met kracht te slaan en/of te stompen tegen het gezicht en/of het hoofd, en
- die [slachtoffer 1] aan de haren te trekken, en
- die [slachtoffer 2] meermalen met kracht tegen de ribben en/of het bovenlichaam te schoppen en te trappen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 2 augustus 2021, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] [2] :
Plaats delict: Ritthem, binnen de gemeente Vlissingen
Vandaag, 2 augustus 2021, ging ik samen met mijn vrouw
(het hof begrijpt: [slachtoffer 1] )naar de [straatnaam] , waar waterbakken te koop stonden bij een loods. Ik ben tussen 19.00 uur en 19.15 uur daarheen gegaan. Ik ben met mijn auto vanaf de [straatnaam] parallel gereden totdat ik op het terrein kwam. Ik zag dat er twee waterbakken stonden met een bordje daarbij met daarop ‘55 Euro’. Dit was vanaf de openbare weg te zien. Ik heb mijn auto geparkeerd bij de bakken, mijn vrouw is blijven zitten en ik ben uitgestapt. Ik ben naar de loodsen toegelopen en heb op de deuren geklopt en heb geroepen. De deuren van de loodsen waren afgesloten en ik kreeg geen gehoor. Ik zag op 20 tot 30 meter een woning naast de loodsen. Ik ben naar de woning toegegaan en heb op de deur geklopt, deze was ook op slot.
Ik ben terug gelopen naar mijn auto, ik dacht dat er niemand was dus ik wilde weg gaan. Ik was halverwege richting mijn auto toen ik hoorde roepen: ‘Hallo, kan ik je helpen?’. Ik keek om en zag een man van ongeveer 65 jaar mij tegemoet komen lopen. Ik zei tegen de man dat ik interesse had in de waterbakken. Ik vroeg hem of de prijs van 55 euro per bak was of per twee. Ik hoorde de man verklaren dat het niet zijn bakken waren maar dat het per stuk 55 euro was. Ik hoorde de man vragen of hij degene van wie de bakken waren, moest roepen, hierop heb ik geantwoord dat ik al genoeg wist en dat hij die moeite niet hoefde te doen omdat het voor mij te duur was. Ik ben toen in mijn auto gestapt en ben naar de [straatnaam] gereden. Ik hoorde mijn vrouw zeggen dat ze iemand zag aan komen lopen en die persoon zag gebaren dat we moesten stoppen. Ik ben hierop gestopt en ben iets achteruit gereden. Ik ben op de provinciale weg gestopt. Ik dacht dat de jongen die aan kwam lopen misschien mij een bod wilde doen voor de bakken.
Ik kan de jongen als volgt omschrijven:
- Licht getint
- Lange jongen
- Tenger postuur
- 1.70 tot 1.80 meter lang
- Trainingspak
- Zwart haar
Ik had mijn raam half open, ik hoorde de jongen zeggen dat hij voor die 55 euro de
bakken wilde bezorgen. Ik heb hem toen bedankt en gezegd dat ik geen interesse had en
weg ging.
Ik zag toen dat de jongen met zijn rechterhand met vlakke hand uithaalde en mij in het gezicht sloeg. Ik voelde direct een brandende pijn in mijn gezicht. Ik hoorde de jongen zeggen: ‘Ik vertrouw jouw soort niet, jij bent in mijn loods geweest om
te jatten’. Ik heb hem toen verteld dat ik toch niet samen met mijn vrouw ging jatten en dat zo'n bak toch niet in mijn auto zou passen.
Ik werd door de jongen geslagen in mijn gezicht. Ik zag dat hij met gebalde vuisten mij eerst met zijn rechter vuist en vervolgens met zijn linker vuist in mijn gezicht sloeg. Ik voelde dat ik onder mijn rechteroog ter hoogte van mijn jukbeen en op mijn onderlip geraakt werd. Ik voelde bij mijn lip een brandende pijn. Ik voelde bij mijn jukbeen een trekkende pijn en ik zag sterretjes. Ik dacht dat ik flauw zou vallen.
Ik voelde toen plots dat ik vanaf achteren beetgepakt werd aan de kraag van mijn shirt, ik voelde dat ik geen adem kreeg. Ik zag toen dat mijn vrouw erbij kwam en aan deze blonde jongen begon te trekken. Ik hoorde dat zij riep: ‘Zie je niet dat hij stikt?’ of woorden van gelijke strekking. Ik zag toen dat de getinte jongen de haren van mijn vrouw vastpakte terwijl zij de blonde jongen vasthield.
Mijn vrouw liet doordat zij aan haar haren getrokken werd de blonde jongen los. Ik
zag dat de getinte jongen die haar aan de haren trok haar met een vuist in het gezicht sloeg. Ik voelde en zag dat de blonde jongen mij schopte in mijn ribben. Hij schopte mij zeker vier keer.
Ik kan de blonde jongen als volgt omschrijven:
- Blond haar
- Kort, dik haar
- Bol gezicht
- Blank
- 1.55 en 1.65 meter lang
- Mollig postuur
- tussen 20 en 25 jaar
Ik zag de oudere man die ik eerder had gesproken aan komen lopen, ik hoorde dat hij
het probeerde te sussen en zag dat hij de blonde jongen vasthield. Hierdoor konden ik
en mijn vrouw wegkomen naar de auto. Ik ben weggereden en heb de politie gebeld.
2.
De letselrapportage van Forensische Geneeskunde GGD HvB/WB/Zeeland d.d. 3 augustus 2021, voor zover inhoudende [3] :
Arrondissement: Zeeland - West-Brabant
Aanvrager: Team Walcheren ZL
Naam: [slachtoffer 2]
Geslacht: man
Geboortedatum: [geboortedag 2] 1963
datum letselonderzoek: 02-08-2021 tijd 20:00
Bij bovenstaande persoon is een letselonderzoek uitgevoerd.
datum incident: 02-08-2021 omstreeks 19:00 uur
Gemelde toedracht: 3-4 vuistslagen links en rechts in aangezicht gekregen, alsmede op de mond. Shirt werd met geweld omhoog tegen keel getrokken, wat hem een verstikkend gevoel opleverde, tegen borstkas geschopt toen slachtoffer op de grond lag. Bloedverlies uit wond onderlip, verder geen bloedverlies, ook geen bewustzijnsverlies.
Gemelde klachten: pijn aan beide zijden van het aangezicht, ook bij het ademhalen in linker en rechter flank, opgelopen door schoppen aldaar toe hij op de grond lag. Ook hoofdpijn en duizeligheid, geen misselijkheid of braken.
Onderzoek: rode huiduitslag op borstkas, aldaar ook drukpijn, te duiden als kneuzingen. Pijn in de flanken bij ademhalen, mogelijk passend bij kneuzingen van ribben. Beginnende bloeduitstorting onder rechter oog, te duiden als een kneuzing, geen oogletsel. Pijn aan de linker bil, daar geen uitwendig letsel te zien. Mogelijk betreft dit een kneuzing. Een bloeduitstorting links in de lies, ook te duiden als een kneuzing. Pijn bij slikken, geen letsel te zien in halsgebied.
Schatting duur verdere genezing: 2 weken
Beoordeling
Ouderdom letsels: Het huidige tijdsinterval past bij de ouderdom van het letsel
Past de gemelde toedracht bij het letsel: goed
3.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 2 augustus 2021, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] [4] :
Plaats delict: Ritthem, binnen de gemeente Vlissingen
Op 2 augustus 2021, omstreeks 18.30 uur ging ik samen met mijn man [slachtoffer 2]
(het hof begrijpt: [slachtoffer 2] )naar onze moestuin in Ritthem.
Wij zagen langs de weg een tweetal waterboxen op elkaar staan. Deze stonden langs de weg, met een bordje "te koop" erbij. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] zei, ik ga daar even kijken, want dat is handig in de moestuin. De prijs was toen onduidelijk, omdat er een bordje bij stond te koop, 55 euro. Het was onduidelijk omdat we niet wisten of 1 bak 55 euro was of 2 bakken 55 euro. Ik zei tegen [slachtoffer 2] , als je het niet vraagt, dan weet je niet hoe duur het is.
Ik zag dat [slachtoffer 2] uitgestapt was, ik zag dat hij op de voordeur had geklopt maar dat er niemand open deed. Ik zag dat hij een klein beetje om de loods liep, om te kijken of hij iemand zag waaraan hij het kon vragen. Ik zag dat hij een man tegen kwam. Dit was een oudere man. Die man vertelde dat het niet zijn bakken waren en dat hij die andere jongens ging roepen om de prijs te vertellen.
[slachtoffer 2] zei dat de prijs te duur was en dat we weg zouden gaan. We reden weg en toen zagen we dat er iemand aan kwam lopen met een trainingspak. [slachtoffer 2] is gestopt. Wij kregen te horen dat we binnen waren geweest. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] zei dat dit niet het geval was. Hierna zag ik dat de jongen [slachtoffer 2] ineens een paar klappen begon te geven, terwijl hij in de auto zat. Ik zag dat [slachtoffer 2] meerdere vuistslagen in zijn gezicht kreeg. Ik zag dat [slachtoffer 2] hierna uitstapte. Ik zag dat [slachtoffer 2] weer een klap kreeg van die jongen in het trainingspak.
Die andere bolle jongen (verdachte 2) begon [slachtoffer 2] ook al te slaan. Ik wilde er tussen komen om ze uit elkaar te halen. Terwijl ik dit deed, voelde ik dat ik aan mijn haren getrokken werd en ben ik geslagen door de jongen in het trainingspak (verdachte 1). Hij heeft aan mijn haren getrokken en heeft mij in mijn gezicht geslagen. Ik voelde dat hij op mijn hoofd sloeg, midden op mijn hoofd. Ik zag dat hij met een gebalde vuist richting mijn gezicht sloeg. Ik kon dit net ontwijken, maar ik voelde wel dat hij mijn linker jukbeen nog raakte.
Tijdens deze vechtpartij, waar [slachtoffer 2] en ik geslagen werden door die twee jongens, zag ik dat er een man, later bleek de eigenaar van het terrein, op ons af gelopen. Ik hoorde dat hij riep: nu kappen jongens, nu kappen.
Ik zei tegen [slachtoffer 2] dat hij nu weg moest rijden. Ik zag dat [slachtoffer 2] inderdaad weg reed. Ik zei tegen [slachtoffer 2] dat we direct de politie moesten bellen. Dit hebben we gedaan en toen troffen we jullie.
Ik heb van de klappen best wel pijn. Ik heb pijn omdat hij een aantal keer hard raak sloeg, zoals ik net beschreef. Ik heb hier wel echt last van. Ik heb echt hoofdpijn door de klappen en we zijn op het moment van de aangifte al twee uur verder na het incident. Ik heb er echt last van.
Signalement van de eerste verdachte:
- Blauw trainingspak, de boven kant en de onderkant. Dit was een strak trainingspak
- Tenger postuur
- Licht getinte huidskleur
- Ongeveer 1.70 meter lang
Signalement van de tweede verdachte:
- Bol en rond hoofd, licht blond haar
- Ongeveer 1.65 meter lang (kleiner dan de eerste verdachte)
- Blanke huiskleur
- Mollig postuur
Verdachte 1, met het trainingspak, heeft mij pijn gedaan. Hij heeft mij geslagen en aan mijn haar getrokken. Ik zag dat verdachte 2 en verdachte 1 [slachtoffer 2] hebben geslagen. Ik zag dat [slachtoffer 2] meerdere keren in zijn gezicht geslagen is.
4.
De letselrapportage van Forensische Geneeskunde GGD HvB/WB/Zeeland d.d. 3 augustus 2021, voor zover inhoudende [5] :
Arrondissement: Zeeland - West-Brabant
Aanvrager: Team Walcheren ZL
Naam: [slachtoffer 1]
Geslacht: vrouw
Geboortedatum: [geboortedag 3] 1968
datum letselonderzoek: 02-08-2021 tijd 20:00
Bij bovenstaande persoon is een letselonderzoek uitgevoerd.
datum incident: 02-08-2021 omstreeks 19:00 uur
Gemelde toedracht: 3- 4 vuistslagen op hoofd en aangezicht gekregen, werd aan haren getrokken, geen bloedverlies, geen bewustzijnsverlies.
Gemelde klachten: vooral hoofdpijn, drukpijn aan resp. linker jukbeen, links op het voorhoofd (daar zwelling te zien), aan linker schouder (bij bewegingen) en op behaarde hoofdhuid. Ook duizeligheid, echter geen misselijkheid of braken.
Onderzoek: drukpijn links op voorhoofd, alwaar een zwelling te zien is, te duiden als een kneuzing. Pijn aan de linker kaakhoek zonder uitwendig zichtbaar letsel, pijn bij bewegen van linker schouder, zonder uitwendig zichtbaar letsel. Pijn op behaarde hoofdhuid zonder uitwendig zichtbaar letsel, hoofdpijn aan het hele hoofd.
Schatting duur verdere genezing: 3 dagen
Beoordeling
Ouderdom letsels: Het huidige tijdsinterval kan passen bij de ouderdom van het letsel
Past de gemelde toedracht bij het letsel: goed
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2021, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] [6] :
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , bevond mij op 2 augustus 2021 te Vlissingen samen met collega [verbalisant 2] , alwaar wij belast waren met de surveillance. Om 19.30 uur kregen wij de melding om te gaan naar de [straatnaam] , aldaar zou een persoon staan welke enige tijd daarvoor mishandeld zou zijn. Ter plaatse troffen wij slachtoffer [slachtoffer 2] en zijn vrouw
(het hof begrijpt: [slachtoffer 1] ), welke ook mishandeld bleek. Hierop begaf ik, verbalisant, mij samen met collega's [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] naar de boerderij waar het incident zich had afgespeeld. Ik stapte uit en zag vanachter een loods een persoon komen welke aan het opgegeven signalement voldeed. Ik heb deze persoon staande gehouden teneinde zijn identiteit vast te stellen. Ik merkte de persoon aan als verdachte. Ik hoorde de verdachte verklaren dat hij geen identiteitsbewijs bij had. Ik hoorde de verdachte direct ongevraagd verklaren dat er zojuist ruzie geweest was omdat er een inbreker op het terrein zou zijn geweest. Ik hoorde de verdachte verklaren dat de ‘inbreker’ een neger was en dat hij dat soort niet vertrouwde. Ik, verbalisant, had gezien dat het slachtoffer [slachtoffer 2] een donkere huidskleur had. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb de verdachte verteld dat hij niet tot antwoorden verplicht was. Ik hoorde de verdachte zeggen dat hij dit begreep. Ik vroeg hem waar de andere persoon die met hem was nu was. Ik hoorde de verdachte verklaren dat zijn vriend al vertrokken was. Ik vroeg de verdachte wat de naam van zijn vriend was waarop hij antwoorde: [medeverdachte] .
Ik zag dat [slachtoffer 2] onder zijn rechteroog een wond had. Ik zag ook dat hij op zijn onderlip een wond had. Ik hoorde het slachtoffer meerdere malen klagen over de pijn in zijn hoofd. Ik zag dat [slachtoffer 1] op haar voorhoofd een grote bult had.
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 augustus 2021, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [7] :
O = opmerking verbalisant
V = vraag verbalisant
A = antwoord verdachte
O: Je wordt verdacht van mishandeling c.q. openlijk geweld en bedreiging op 2 augustus 2021 in Ritthem.
V: Wat kun je uit jezelf vertellen over wat er gisteren is gebeurd?
A: Ik werd gisteren ineens geroepen door mijn baas. Hij was beetje hysterisch. Ik hoorde dat mijn baas zei dat er een neger bij zijn huis was. Ik zag toen dat die man in een auto was gestapt en ik zei tegen hem wat hij in het huis moest. Ik hoorde dat de man zei dat hij niet in het huis was geweest maar dat hij voor de waterbakken kwam. Ik zei tegen hem: "Oh je komt voor die waterbakken om te kopen".
Ik ben vervolgens terug naar de weg gerend. Ik zag dat de man in de auto was gestapt en de weg was opgereden. Ik ben de sloot over gesprongen en heb de auto tegen gehouden. Er was ook een vrouw bij de man in de auto. Mijn maatje was er ook bij.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat hij zal worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, bij gebrek aan voldoende overtuigend bewijs. Daartoe is aangevoerd dat de beide verdachten stellig ontkennen, terwijl de beide aangevers onderling tegenstrijdig verklaren, waardoor veel twijfels ontstaan. Daarnaast is er voor de aangevers, een koppel, voldoende tijd geweest om hun aangiftes op elkaar af te stemmen. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld wat er feitelijk is gebeurd. Bij zoveel twijfel en zoveel onduidelijkheden moet de verdachte worden vrijgesproken. Voorts heeft de verdachte juridisch gezien een onvoldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd, nu slechts sprake is van duw- en trekwerk, en is geen sprake van openlijke geweldpleging.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht de verklaringen van aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , zoals die zijn afgelegd tegenover de politie, betrouwbaar en bezigt deze tot het bewijs. De verklaringen zijn zeer kort na het voorval afgelegd en vinden bovendien steun in ander bewijs, in het bijzonder de letselrapportages van Forensische Geneeskunde GGD HvB/WB/Zeeland d.d. 3 augustus 2021. Daarin wordt beschreven dat het waargenomen letsel goed past bij hetgeen de aangevers verklaren over het toegepaste geweld.
Weliswaar zijn op detailniveau verschillen tussen de verklaringen van beide aangevers aan te wijzen, maar dat is niet ongebruikelijk bij verklaringen omtrent openlijk geweld. Het gaat daarbij doorgaans om een onoverzichtelijke situatie waarbij meerdere personen betrokken zijn en iedere persoon een eigen waarneming heeft en een eigen herinnering aan het gebeuren. In de kern komen de verklaren echter overeen.
Voor het hof heeft geenszins aannemelijk kunnen worden dat de aangevers hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Uit de aangiftes leidt het hof af dat beiden in eigen bewoordingen hebben verklaard vanuit hun eigen herinneringen aan het incident.
Op grond van de inhoud van de hierboven vermelde wettige bewijsmiddelen heeft het hof dan ook de overtuiging bekomen dat de verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde. De verdachte heeft een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het aan de openbare weg gepleegde geweld, door beide aangevers te slaan en/of te stompen en [slachtoffer 1] aan de haren te trekken.
Het verweer wordt verworpen.
Verweren ten aanzien van de strafbaarheid
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep (subsidiair) bepleit dat sprake is geweest van noodweer(exces), om welke reden de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof stelt voorop dat een beroep op noodweer kan worden gehonoreerd indien aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte was geboden [voor] de noodzakelijke verdediging van verdachtes of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Op basis van de stukken in het dossier stelt het hof vast dat beide aangevers in hun auto zijn weggereden en dat de verdachte hen achterna is gegaan - verdachte verklaart zelf dat hij over een sloot is gesprongen - en hen heeft doen stoppen, waarna aangever [slachtoffer 2] in het gezicht is geslagen. De gedragingen van de verdachte worden door het hof aangemerkt als een aanval, niet als een verdediging. Op geen enkele wijze is voor het hof aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding, waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Het beroep op noodweer(exces) wordt daarom verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep (meer subsidiair) bepleit dat aan hem een zelfde straf zal worden opgelegd als aan de medeverdachte, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 dagen, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke taakstraf van 50 uren, met als reden “gelijke monniken, gelijke kappen”.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft daarbij gelet op de volgende omstandigheden.
De verdachte heeft in het publieke domein samen met een ander zonder aanleiding de slachtoffers mishandeld, ten gevolge waarvan zij letsel hebben opgelopen en pijn hebben ondervonden. De slachtoffers gingen met goede intenties naar het terrein waar de verdachte woonachtig is; zij hadden interesse in de waterbakken die daar door de verdachte te koop werden aangeboden. Uit de stukken in het dossier leidt het hof verder af dat vooroordelen over huidskleur een rol hebben gespeeld in het ontstaan van het jegens de slachtoffers uitgeoefende geweld.
Anders dan de raadsman, is het hof van oordeel dat de verdachte een grotere rol heeft gespeeld in het bewezenverklaarde dan de medeverdachte. De verdachte is degene die (eerst) achter de slachtoffers is aangegaan, hen heeft doen stoppen en die als eerste geweld heeft toegepast. Toen de medeverdachte erbij kwam, had de verdachte al een paar rake klappen uitgedeeld.
Slachtoffers van delicten als de onderhavige kunnen daarvan niet alleen fysieke, maar ook nadelige psychische gevolgen ondervinden. Uit de toelichting van de slachtoffers op hun vordering als benadeelde partij blijkt dat daarvan ook sprake is in deze zaak.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof bij de straftoemeting gelet op de inhoud van het hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 april 2022 en de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid.
Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf bij openlijk en in vereniging gepleegd geweld tegen personen, enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben: een taakstraf van 150 uren. Het hof overweegt evenwel enerzijds dat beide slachtoffers wel degelijk letsel hebben opgelopen maar anderzijds dat dit gevolg als zodanig niet als strafverzwarend bestanddeel in de tenlastelegging is opgenomen.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die uit het dossier en ter terechtzitting zijn gebleken, acht het hof een taakstraf ook passend en geboden. Het hof zal deze taakstraf lager doen zijn dan voornoemde oriëntatiepunten, daar het hof, een en ander afwegende, een straf zoals is opgelegd door de politierechter en is gevorderd door de advocaat-generaal, passend en geboden acht. Dat betekent dat naast een taakstraf, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd waarvan de duur gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het bovenstaande leidt ertoe dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 dagen, met aftrek van voorarrest, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, zal worden opgelegd.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van immateriële schade ter hoogte van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten van tenuitvoerlegging. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 200,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de omstandigheden van het geval en de bedragen die in soortgelijke gevallen worden toegekend, acht het hof een smartengeldvergoeding ter hoogte van
€ 200,00 billijk. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, waartoe de verdachte hoofdelijk is verbonden met de medeverdachte. Genoemd bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
2 augustus 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Voor het overige zal de vordering van de benadeelde partij worden afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer 1]
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer 1] is toegebracht tot een bedrag van € 200,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (hoofdelijk) aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte hoofdelijk de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
2 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van immateriële schade ter hoogte van € 550,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten van tenuitvoerlegging. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 400,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. De vordering is inhoudelijk niet gemotiveerd betwist door de verdediging.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de omstandigheden van het geval en de bedragen die in soortgelijke gevallen worden toegekend, acht het hof een smartengeldvergoeding ter hoogte van € 550,00 billijk. Daarbij neemt het hof in ogenschouw dat [slachtoffer 2] enige tijd niet heeft kunnen werken, door kaakpijn aangewezen was op vloeibaar voedsel en voorts dat de vordering door de verdediging inhoudelijk niet is betwist.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het bedrag van € 550,00 toewijsbaar is, waartoe de verdachte hoofdelijk is verbonden met de medeverdachte. Genoemd bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
2 augustus 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer 2]
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer 2] is toegebracht tot een bedrag van € 550,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (hoofdelijk) aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte hoofdelijk de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
2 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 200,00 (tweehonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de hoofdelijke verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 200,00 (tweehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 4 (vier) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 2 augustus 2021.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de hoofdelijke verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 11 (elf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 2 augustus 2021.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. S. Taalman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 8 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.J. Schiffers en mr. S. Taalman zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, District Zeeland, Basisteam Walcheren, registratienummer PL2000-2021206024, gesloten op 6 augustus 2021 en op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 1-105.
2.Dossierpagina’s 5-7.
3.Dossierpagina’s 9-10.
4.Dossierpagina’s 23-25.
5.Dossierpagina’s 26-27.
6.Dossierpagina 42.
7.Dossierpagina’s 61, 62 en 64.