ECLI:NL:GHSHE:2022:2326

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
20-000120-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg inzake diefstal door twee of meer verenigde personen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte op 6 januari 2022 werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voor diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Utrecht, heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die primair heeft gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep wegens gebrek aan belang. Subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis wordt bevestigd. De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit en een straftoemetingsverweer gevoerd.

Het hof heeft het beroep beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het vonnis waarvan beroep moet worden bevestigd. Het hof heeft de bewijsmiddelen verbeterd en aangevuld voor de leesbaarheid. Tevens heeft het hof vastgesteld dat de politierechter verzuimd heeft om de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering te brengen op de opgelegde gevangenisstraf. Het hof heeft dit verzuim hersteld en de tijd in mindering gebracht. De raadsman heeft geen nieuwe argumenten naar voren gebracht die het hof zouden kunnen overtuigen om tot een ander oordeel te komen dan de politierechter, gezien de ernst van het bewezenverklaarde in relatie tot eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke misdrijven.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000120-22
Uitspraak : 6 juli 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zitting houdende te Roermond, van 6 januari 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-247459-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de penitentiaire inrichting Utrecht – het Huis van Bewaring te Nieuwegein.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘diefstal door twee of meer verenigde personen’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep wegens een gebrek aan belang van die behandeling in appel. Subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Daarnaast heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust. Mede gelet op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde is gekomen, ziet het hof aanleiding om de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen te verbeteren en aan te vullen. Omwille van de leesbaarheid wordt de bewijsvoering in zijn geheel vervangen zoals hierna vermeld.
Het hof heeft tevens geconstateerd dat de politierechter bij het opleggen van de gevangenisstraf verzuimd heeft de tijd die door de verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht, zijnde 1 dag, in mindering aftrek op de tenuitvoerlegging te brengen. Het hof zal mitsdien alsnog doen wat de politierechter had behoren te doen.
In hetgeen de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep bij pleidooi naar voren heeft gebracht met betrekking tot de bewezenverklaring en de op te leggen straf ziet het hof geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan de politierechter, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in relatie tot zijn eerdere onherroepelijke veroordeling voor een soortgelijk misdrijf.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, op ambtseed opgesteld door verbalisant [verbalisant] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2321-2021000884, gesloten donderdag 30 september 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde pagina’s 4 tot en met 88.

1.

Het proces-verbaal van aangifte d.d. 2 januari 2021 (pg. 4-7), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] , namens [bedrijf] :

Ik stond vanavond (hof: 2 januari 2021) bij kassa 2 van het filiaal gelegen aan [adres] . Ik zag dat een persoon met een donkere North face rugzak en een pet op voorbij de kassa liep. Even later zag ik dat dezelfde man weer naar binnen kwam.
Ook zag ik dat dezelfde man die rugzak weer bij zich had.
Een andere man welke toen bij mij in de rij van kassa 3 stond vroeg een aantal keer
om wodka, ik zei toen dat ik dat niet had. Het viel mij op dat deze beide mannen
Pools waren of leken. Vanaf de kassa zag ik dat de man met de rugzak bij de non-food stond
en een niet verpakte joggingbroek vast had. Ik zag dat hij zijn rugzak van zijn
schouder af wilde pakken. Daarna verdween de persoon uit mijn zicht. Toen deze enige
tijd later weer in beeld kwam, zag ik dat de man de rugzak weer om had maar de
joggingbroek zag ik niet meer. Ik riep de persoon in het Nederlands door dat ik
in zijn rugzak wilde kijken. Ik hoorde dat de man "Nee" riep en hierbij zijn hoofd
schudde. Ik zag dat de man vervolgens doorliep naar de uitgang. Ik zag toen ik even later weer naar de kassa keek dat de man welke om wodka had gevraagd, bij kassa 3 en 4 over een hekje sprong en naar de uitgang rende. Ik zag dat de beide mannen samen
naar een grijze personenauto met kofferbak renden en hiermee wegreden.
De man die om de Wodka vroeg, droeg een zwart trainingspak.

2.

Het proces-verbaal van verhoor d.d. 3 januari 2021 (pg. 77-83), voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :

V: U bent gister (hof: het verhoor dateert van 3 januari 2021, het hof begrijpt derhalve 2
januari 2021) aangehouden voor winkeldiefstal in vereniging (…).
V: Bedoel je hiermee dat je de diefstal had gepleegd?
A: Ja. Ik ga niet liegen.
V: Bij welke winkel heb jij de diefstal gepleegd?
A: Bij de [bedrijf] .
V: Wat heb je daar gestolen?
A: Een joggingbroek, 2 sweaters en kleine damesbroek.
V: Wat hebben [verdachte] (…) daarmee te maken?
A: Wat [verdachte] heeft gedaan, moeten jullie aan hem vragen. Ik kan niet namens hem
spreken. Ik was daar zelf en hij is ook zelf daar naar toe gegaan.
V: Waren er van te voren afspraken gemaakt over een diefstal?
A: Hij wist wel dat wij naar de winkel gingen om iets weg te nemen, maar wij
hadden niet afgesproken wie wat zal doen of wie wat zou mee nemen.
V: Ik zal de waarheid vertellen over wat ik gedaan heb, [verdachte] moet zelf
vertellen wat hij heeft gedaan.
(…) met dames broek bedoel ik drie leggingen. Dat waren er 3 in 1 verpakking.
V: Welke kleding droeg [verdachte] ?
A: Zwarte kleding volgens mij. (…) Ik had een North face rugzak.

3.

Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, zesde meervoudige strafkamer, van 22 juni 2022, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :

U, voorzitter, vraagt mij of ik samen met [medeverdachte] op 2 januari 2021 spullen heb gestolen uit de [bedrijf] te Venlo. Ik antwoord daarop dat klopt. Ik was toen samen met [medeverdachte] in de [bedrijf] . Ik heb daar wat spullen gestolen. Ik heb dat samen met hem gedaan.

BESLISSING

Het hof:
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. G.C. Bos, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.S. Vos, griffier,
en op 6 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.