ECLI:NL:GHSHE:2022:2309

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
200.296.225_02 en 200.296.227_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek zonder gronden voor rechterlijke onpartijdigheid

In deze zaak heeft verzoeker op 30 mei 2022 een wrakingsverzoek ingediend, dat op 31 mei 2022 door het gerechtshof is ontvangen. Het verzoek is gedaan in het kader van twee lopende zaken, met de zaaknummers 200.296.225/01 en 200.296.227/01, waarbij verzoeker zich vertegenwoordigd laat door mr. G.S. de Haas. Verzoeker stelt dat zijn procesrechten op onaanvaardbare wijze worden geschonden en vraagt om behandeling van zijn zaken door andere rechters van het hof.

De wrakingskamer heeft het ingediende verzoek beoordeeld en vastgesteld dat er geen gronden zijn aangedragen die de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar zouden kunnen brengen, zoals vereist volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Hoewel verzoeker een processueel bezwaar heeft geuit, concludeert de wrakingskamer dat dit niet voldoende is om het verzoek tot wraking te onderbouwen.

Daarom heeft de wrakingskamer besloten het verzoek buiten behandeling te stellen en het verzoek tot verwijzing naar een ander gerechtshof niet-ontvankelijk te verklaren. De hoofdzaken zullen worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 7 juli 2022 door de wrakingskamer, bestaande uit mrs. J.W. van Rijkom, P. Hödl en A.L. Bervoets, met mr. M.A.H. Fransen als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Wrakingskamer
registratienummer wraking: 200.296.225/02 en 200.296.227/02
datum beslissing: 7 juli 2022
beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken,
inzake het verzoek tot wraking als bedoeld in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), van 31 mei 2022
in de zaak met zaaknummer 200.296.225/01 van
[naam ] ,
wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. G.S. de Haas,
tegen
Maatschap [maatschap] cs Advocaten,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gemachtigde: mr A.C. van Schaick,
en in de zaak met zaaknummer 200.296.227/01 van
[B.V.] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gemachtigde: mr. G.S. de Haas,
tegen
Maatschap [maatschap] cs Advocaten,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gemachtigde: mr A.C. van Schaick.
[naam ] en [B.V.] B.V. worden hierna gezamenlijk aangeduid als verzoeker.

1.Het procesverloop

Verzoeker heeft in de hierboven genoemde zaken een stuk met het opschrift “wrakingsverzoek” ingediend, gedateerd 30 mei 2022, bij het gerechtshof ontvangen op 31 mei 2022.

2.De beoordeling

2.1
Het zogenoemde “wrakingsverzoek” is opgesteld door verzoeker en ‘ter voldoening aan art. 29 Wrakingsprotocol’ ingediend door mr G.S. de Haas, w.g. De Haas.
Verzoeker wil dat zijn zaken worden behandeld bij een ander gerechtshof, althans door andere rechters van dit hof worden behandeld, aangezien de (proces) rechten van verzoeker, zo stelt hij, op onaanvaardbare wijze worden geschonden.
Verzoeker heeft niet tijdig kennis kunnen nemen van de memories van antwoord en wil alsnog in de gelegenheid worden gesteld om te reageren.
2.2
In het ingediende stuk heeft de wrakingskamer geen gronden als bedoeld in artikel 36 Rv, aangetroffen. Weliswaar is een processueel bezwaar genoemd, maar de wrakingskamer begrijpt dat als onderbouwing van het verzoek tot verwijzing naar een ander gerechtshof. Het stuk bevat geen feiten of omstandigheden die kunnen meebrengen dat de rechterlijke onpartijdigheid bij de behandeling van beide zaken in hoger beroep schade zou kunnen lijden. Het “wrakingsverzoek” voldoet daarmee niet aan de eis dat het verzoek tot wraking is gemotiveerd en kan dus niet worden aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van artikel 36 Rv. Om die reden zal de wrakingskamer het verzoek buiten behandeling laten.
Een mondelinge behandeling kan daarom achterwege blijven.
2.3
De beoordeling van het verzoek tot verwijzing naar een ander gerechtshof is niet aan de wrakingskamer maar aan de kamer die de hoofdzaken behandelt. Daarom is dit onderdeel van het verzoek niet-ontvankelijk.

3.De beslissing

Het hof (de wrakingskamer):
- verklaart het verzoek tot verwijzing niet-ontvankelijk;
- stelt het verzoek voor het overige buiten behandeling;
- bepaalt dat de hoofdzaken worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
- beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker en de wederpartij, alsmede aan de raadsheren die de zaken behandelen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W. van Rijkom, P. Hödl en A.L Bervoets in tegenwoordigheid van mr. M.A.H. Fransen als griffier en in het openbaar uitgesproken op
7 juli 2022.