15.6.Het hof is van oordeel dat [appellant]
nietis geslaagd in het leveren van het hem opgedragen bewijs en overweegt daarover het volgende:
Geen van de aan de zijde van [appellant] gehoorde getuigen is aanwezig geweest bij de gesprekken die hebben geleid tot het tot stand komen van de koopovereenkomst. Uit eigen wetenschap kunnen deze getuigen daarom niets verklaren over de inhoud van de bij het tot stand komen van de koopovereenkomst gemaakte afspraken over welke werkzaamheden [geïntimeerde] in verband met de bij partijen bekende waterschade aan de woning zou moeten verrichten.
De getuige [getuige 4] , de vader van [geïntimeerde] , is, zo blijkt uit zijn verklaring, wel bij gesprekken over de koopovereenkomst tussen [geïntimeerde] en [appellant] geweest. Volgens de getuige [geïntimeerde] is toen in verband met de waterschade er over gesproken dat op [geïntimeerde] een inspanningsverplichting zou rusten die zou inhouden dat [geïntimeerde] zich zou moeten inspannen om de schade te herstellen. Het zou volgens de getuige niet gaan om een eindresultaatverplichting. Het zou er om gaan dat de schade zou worden gerepareerd, bijvoorbeeld als een muur was open gebroken, dan zou die weer worden hersteld en gestuukt. [appellant] , aldus de getuige, was hiermee akkoord. [geïntimeerde] moest zijn best doen, meer niet, aldus de getuige. Dat, zoals [appellant] stelt, er zou zijn afgesproken dat [geïntimeerde] er voor in stond om de woning in de oorspronkelijke staat, dus de staat voor het ontstaan van de lekkages en wateroverlast, te brengen wordt aldus weersproken door de inhoud van de verklaring van de getuige [geïntimeerde] .
Vast staat dat de koopovereenkomst is gesloten op 10 september 2016. Vast staat ook dat het rapport van [installatiebedrijf] dateert van 27 september 2016. Zonder nadere verklaring, die ontbreekt, valt niet te begrijpen en ligt het niet voor de hand dat partijen al op 10 september 2016 met betrekking tot de wijze van herstel van de woning zouden zijn overeengekomen dat [geïntimeerde] die werkzaamheden conform het rapport van [installatiebedrijf] zou dienen uit te voeren. Daar komt bij dat de getuige [geïntimeerde] heeft verklaard dat het rapport van [installatiebedrijf] zeker niet ter sprake is gekomen tijdens het gesprek bij hem thuis tussen [appellant] en [geïntimeerde] , waarbij de getuige aanwezig is geweest.
Los van de gebreken die volgens [geïntimeerde] zouden kleven aan zowel de (totstandkoming van) geluidsopname als aan de van de opname gemaakte transcriptie, is het hof van oordeel dat uit de geluidsopname en/of transcriptie niet blijkt dat [geïntimeerde] aan [appellant] heeft toegezegd dat hij de onderling bekende schade aan keuken, studeerkamer en badkamer (waterschade) voor oplevering zou herstellen overeenkomstig het plan van [installatiebedrijf] van 27 september 2016 en de woning in de oorspronkelijke staat, dus zonder de geconstateerde vochtproblemen zou opleveren. [appellant] heeft dit ook onvoldoende duidelijk en onderbouwd gesteld. Zo verwijst [appellant] naar de passage in de transscriptie vanaf minuut 33.56. In die passage, die ongeveer tot minuut 39.34 duurt, valt echter die toezegging door [geïntimeerde] niet te lezen. [geïntimeerde] heeft wel gezegd dat de lekkage is hersteld
door (cursivering hof)de verzekering, maar heeft nergens gezegd dat hij heeft toegezegd dat de inspanningen die
hij(cursivering hof) zich zou getroosten conform de werkwijze van het [installatiebedrijf] -rapport zouden worden uitgevoerd. Evenmin valt er in die passage terug te vinden dat [geïntimeerde] heeft toegezegd dat hij de woning zou terugbrengen in de staat zoals die was voor de wateroverlast, al zou [geïntimeerde] wel hebben gezegd in het gesprek dat de schade is hersteld. Dat die schade ook betrekking had op het vochtgehalte in vloer en muren blijkt echter uit niets. [geïntimeerde] had het, zo heeft hij ook in de antwoordakte aangevoerd, over het herstel van de gesprongen waterleiding en het hak- en breekwerk. Die schade, aldus [geïntimeerde] is door de verzekeraar (althans door, zo blijkt uit de verklaring van de getuige [getuige 2] , de door de verzekeraar ingeschakelde aannemer [aannemer] ) hersteld en die uitleg sluit aan bij de hiervoor aangehaalde passage uit de transcriptie.
[appellant] wijst in zijn akte verder naar de passage in de transcriptie vanaf minuut 47.12. Het hof kan ook uit die passage, die ongeveer loopt tot minuut 51.31, niet de door [appellant] gestelde en te bewijzen toezegging van [geïntimeerde] afleiden. Ook in die passage gaat het gesprek over het herstel van de gesprongen leiding, over het verfwerk en over het drogen van de vloer en muur en het polijsten van de vloer en [geïntimeerde] geeft in zoveel woorden aan dat hij de leiding heeft laten herstellen en dat hij werkzaamheden voor het drogen van de vloer en de muur heeft verricht. Nergens valt in die passage te lezen dat [geïntimeerde] zou hebben toegezegd dat de woning na zijn werkzaamheden in de oorspronkelijke staat, dus de staat voor de wateroverlast, zou zijn.
Voor zover [appellant] in de akte heeft bedoeld te stellen dat de beschrijving van de woning “in de verkoopbrochure” de staat zou zijn waarin [geïntimeerde] de woning zou moeten herstellen, verwerpt het hof die stelling. Het is niet duidelijk wat [appellant] met “de verkoopbrochure” bedoelt. Als hij daarmee doelt op het stuk dat hij eerder in de procedure als “offerte” aanduidde, dan verwijst het hof naar wat hij in rechtsoverweging 9.7.3.2. in het tussenarrest van 17 december 2019 in verband met de uitleg van de koopovereenkomst heeft overwogen. Het hof ziet geen grond in wat [appellant] nadien heeft aangevoerd om op die overwegingen terug te komen.
Nu noch uit de getuigenverklaringen noch uit de geluidsopname of de transcriptie daarvan afgeleid kan worden dat [geïntimeerde] de door [appellant] stelde toezegging heeft gedaan, kan het oordeel niet anders luiden dan dat [appellant] niet geslaagd is in het leveren van het opgedragen bewijs.