ECLI:NL:GHSHE:2022:2290

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
20-001902-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake mishandeling en smaad tegen politieambtenaren, en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, mishandeling van een ambtenaar, eenvoudige belediging van een ambtenaar, en smaad. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor de meeste tenlasteleggingen, maar heeft vrijspraak bepleit voor de mishandeling en belediging van de politieambtenaren. Het hof heeft de bewijsvoering en de argumenten van beide partijen overwogen.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten, waaronder het telen van hennepplanten en het mishandelen en beledigen van politieambtenaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 76 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, een politieambtenaar, voor immateriële schade van € 750,00, vermeerderd met wettelijke rente.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten en de impact op de betrokken politieambtenaren, waarbij het hof benadrukt dat ambtenaren in functie moeten kunnen functioneren zonder te worden mishandeld of beledigd. De verdachte is ook veroordeeld tot een schadevergoedingsmaatregel, waarbij gijzeling kan worden toegepast bij niet-betaling.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001902-21
Uitspraak : 5 juli 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 2 augustus 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-293229-19, 03-122172-21 en 03-150902-21, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter ter zake van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod (
tenlastegelegd in de zaak met parketnummer 03-293229-19), mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (
onder 1 tenlastegelegd in de zaak met parketnummer 03-122172-21), eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (
onder 2 tenlastegelegd in de zaak met parketnummer 03-122172-21), en smaad (
primair, impliciet subsidiair, tenlastegelegd in de zaak met parketnummer 03-150902-21), veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de politierechter beslist op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] en is een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36 Sr opgelegd.
Van de zijde van de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof, conform de beslissingen van de politierechter, de gevorderde immateriële schade gedeeltelijk zal toewijzen tot een bedrag van € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente, en voorts met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, met daaraan gekoppeld het daarbij behorende aantal dagen gijzeling bij niet betaling.
De verdediging heeft zich ten aanzien van het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-293229-19 en het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-150902-21 gerefereerd aan het oordeel van het hof. Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-122172-21 heeft de verdediging bepleit dat het hof de verdachte dient vrij te spreken. Voorts heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] heeft de verdediging bepleit dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering tot schadevergoeding, dan wel de vordering zal afwijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere bewezenverklaringen komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 03-293229-19:1.
hij op of omstreeks 30 augustus 2019 te Siebengewald, gemeente Bergen (L), opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de Nieuweweg), een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 17, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
in de zaak met parketnummer 03-122172-21 (gevoegd):1.
hij op of omstreeks 8 mei 2021 te Siebengewald, gemeente Bergen (Limburg), een ambtenaar, [slachtoffer 1] (brigadier bij Politie Eenheid Limburg), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (meermalen) te slaan en/of op de grond te gooien;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 8 mei 2021 te Siebengewald, gemeente Bergen (Limburg), althans in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] (brigadier bij Politie Eenheid Limburg), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "debiel" en/of "flapdrol", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
in de zaak met parketnummer 03-150902-21 (gevoegd):hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 februari 2021 tot en met 5 maart 2021 te Gennep en/of in de gemeente Bergen, althans in Nederland, opzettelijk de eer en/of goede naam van [benadeelde] (brigadier bij politie Eenheid Limburg) heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door meerdere, althans een, bericht(en) te plaatsen op Facebook, inhoudende " [benadeelde] is gedegradeerd naar haar blunders" en/of " [benadeelde] heeft nogal wat fouten en valsheid in geschriften gepleegd in een aantal zaken..!!!!!" en/of "daarom is ze nu wijkagent geworden... heb de bewijsstukken hier thuis liggen...!!!", terwijl verdachte wist dat dit tenlastegelegde feit in strijd met de waarheid was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 februari 2021 te Gennep en/of in de gemeente Bergen, althans in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde] (brigadier bij politie Eenheid Limburg), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in het openbaar bij geschrift of afbeelding heeft beledigd, door op Facebook meerdere, althans een, bericht(en) te plaatsen: " [benadeelde] is gedegradeerd naar haar blunders" en/of " [benadeelde] heeft nogal wat fouten en valsheid in geschriften gepleegd in een aantal zaken..!!!!!" en/of "daarom is ze nu wijkagent geworden... heb de bewijsstukken hier thuis liggen...!!!", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het primair impliciet primair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-150902-21
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in de zaak met parketnummer 03-150902-21 primair impliciet primair tenlastegelegde laster. Het hof zal de verdachte derhalve hiervan vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-293229-19 en in de zaak met parketnummer 03-122172-21 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 03-150902-21 primair impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
in de zaak met parketnummer 03-293229-19:
1.
hij op 30 augustus 2019 te Siebengewald, gemeente Bergen (Limburg), opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de Nieuweweg) een hoeveelheid van 17 hennepplanten of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
in de zaak met parketnummer 03-122172-21 (gevoegd):1.
hij op 8 mei 2021 te Siebengewald, gemeente Bergen (Limburg), een ambtenaar, [slachtoffer 1] (brigadier bij Politie Eenheid Limburg), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen te slaan;
2.
hij op 8 mei 2021 in Nederland opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] (brigadier bij Politie Eenheid Limburg), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "debiel" en "flapdrol";
in de zaak met parketnummer 03-150902-21 (gevoegd):hij op tijdstippen in de periode van 25 februari 2021 tot en met 5 maart 2021 in Nederland opzettelijk de eer en goede naam van [benadeelde] (brigadier bij politie Eenheid Limburg) heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door meerdere berichten te plaatsen op Facebook, inhoudende " [benadeelde] is gedegradeerd naar haar blunders" en " [benadeelde] heeft nogal wat fouten en valsheid in geschriften gepleegd in een aantal zaken..!!!!!" en "daarom is ze nu wijkagent geworden... heb de bewijsstukken hier thuis liggen...!!!".
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de verdachte dient vrij te spreken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-122172-21. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er aanknopingspunten zijn te twijfelen aan het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer 1] (pagina’s 8 en 9 van het dossier), het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] (pagina’s 10 en 11 van het dossier), het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer 2] (pagina’s 6 en 7 van het dossier) en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] (pagina’s 30 en 31 van het dossier). Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de verdediging foto’s van de deur van de schutting van de verdachte en printscreens van een filmpje overgelegd. Uit de foto’s van de deur van de schutting blijkt dat geen klink aan de buitenkant van de deur zit waardoor de deur niet kan zijn opengeduwd zoals verbalisant [slachtoffer 1] heeft gerelateerd.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de processen-verbaal te twijfelen, nu deze tevens steun vinden in elkaar en de overige bewijsmiddelen. Het hof hecht geen waarde aan de andersluidende verklaring van de verdachte en gaat daaraan voorbij. De door de verdediging ingebrachte foto’s en printscreens maken dit niet anders. De omstandigheid dat er geen klink aan de buitenkant van de deur van de schutting zit, betekent nog niet dat de deur niet kan zijn open geduwd door politieambtenaar [slachtoffer 1] en gesteld al dat dit wel het geval is dat op deze enkele grond moet worden getwijfeld aan hetgeen verder door de verbalisant is gerelateerd en verklaard.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging. Ook hetgeen overigens door de verdediging is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-293229-19 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 03-122172-21 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het in de zaak met parketnummer 03-122172-21 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het in de zaak met parketnummer 03-150902-21 primair impliciet subsidiair bewezenverklaarde levert op:

smaad.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast heeft het hof gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – belediging van een (politie)ambtenaar in functie en mishandeling van een (politie)ambtenaar in functie. Ambtenaren met een publieke taak moeten – in het belang van de openbare orde en veiligheid – kunnen functioneren zonder daarbij te worden mishandeld of geconfronteerd te worden met belediging. Door verdachtes handelen heeft hij afbreuk gedaan aan het ambtelijk gezag van de politie. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan – kort gezegd – smaad. Door zijn handelen heeft de verdachte de eer en goede naam van brigadier van politie [benadeelde] op ernstige wijze bezoedeld. Een dergelijke aanranding van iemands reputatie heeft doorgaans grote negatieve impact op diens persoonlijke levenssfeer. Deze zaak vormt hierop geen uitzondering zoals ook is gebleken uit de toelichting bij haar vordering tot schadevergoeding. Het hof acht dit zeer kwalijk.
Ten slotte is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij opzettelijk 17 hennepplanten of delen daarvan heeft geteeld.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 april 2022, betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaande aan de bewezenverklaarde feiten eerder onherroepelijk is veroordeeld, doch langere tijd geleden. Het hof houdt daarnaast rekening met de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan is gebleken ter terechtzitting in hoger beroep.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, kan naar het oordeel van het hof ondanks hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte door de verdediging naar voren is gebracht echter niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Een en ander in aanmerking genomen acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 76 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
De door de raadsvrouw voorgestelde straf, te weten een taakstraf voor de maximale duur en (eventueel) een voorwaardelijk strafdeel, acht het hof niet passend, gelet op het boven overwogene. Voorts ziet het hof geen reden tot matiging van de straf in het door de raadsvrouw gestelde met betrekking tot het betreden van de tuin van de verdachte na een melding van geluidsoverlast en het gebruik van pepperspray. De geluidsoverlast is op heterdaad geconstateerd en reeds op grond daarvan kon de tuin van de verdachte worden betreden. Los daarvan is het hof van oordeel dat de wijze van betreden van de tuin van de verdachte geen doorwerking in strafmatigende zin kan hebben in de vervolgens door de verdachte gepleegde mishandeling van politieambtenaar [slachtoffer 1] . Verder is de pepperspray door verbalisant [slachtoffer 1] gebruikt toen de verdachte zich gewelddadig uitte in de richting van verbalisant [slachtoffer 1] .
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, en de vordering is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering, zodat de vordering in de oorspronkelijk omvang aan het oordeel van het hof is onderworpen.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering tot schadevergoeding, dan wel de vordering zal afwijzen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte geen draagkracht heeft en dat de verdachte stelt een tegenvordering te hebben op de benadeelde partij waardoor verrekening dient plaats te vinden en de beoordeling van de vordering daardoor een onevenredige belasting vormt voor het strafproces.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is van oordeel dat de omstandigheid dat er een civiele procedure aanhangig is, niets zegt over het feit of verrekening in de toekomst daadwerkelijk aan de orde zal zijn. Daarnaast acht het hof het onvoldoende onderbouwd dat verrekening überhaupt zou moeten plaatsvinden. Voor zover de verdediging naar voren heeft gebracht dat de verdachte geen draagkracht heeft, is het hof van oordeel dat dit geen gevolgen heeft voor de beoordeling van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van het in de zaak met parketnummer 03-150902-21 primair impliciet subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van € 750,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en daarbij bepalen dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt (en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken), tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 750,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Voor zover door de raadsvrouw naar voren is gebracht dat de verdachte geen draagkracht zou hebben, overweegt het hof als volgt. Ingevolge het tweede lid van art. 36f Sr kan de rechter de maatregel opleggen indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. De draagkracht van de verdachte speelt bij de bepaling van de hoogte van het bedrag geen rol. In geval van oplegging van de maatregel bepaalt de rechter de vervangende hechtenis (art. 36f, zesde lid, Sr). Niettemin kan het gebrek aan draagkracht onder omstandigheden voor de rechter reden zijn ervan af te zien de schadevergoedingsmaatregel op te leggen (vgl. HR 19 juni 2006, LJN AZ8788, NJ 2007, 359). Slechts in uitzonderlijke gevallen kan daarvan sprake zijn. Daarbij kan in het bijzonder worden gedacht aan gevallen waarin op voorhand vast staat dat het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel slechts zal leiden tot het in de toekomst tenuitvoerleggen van vervangende gijzeling. De rechter behoeft daarom slechts dan in het bijzonder de redenen op te geven waarom van een daaromtrent ingenomen standpunt wordt afgeweken indien dat standpunt voldoende onderbouwd dat uitzonderlijk karakter van het geval duidelijk maakt (vide: Hoge Raad 16 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1812).
Het hof is niet gebleken van een uitzonderlijk geval in voornoemde zin en zal dan ook niet overgaan tot het afzien van, dan wel matigen van de op te leggen schadevergoedingsmaatregel.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van een bedrag van € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 261, 266, 267, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-293229-19 en in de zaak met parketnummer 03-122172-21 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 03-150902-21 primair impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 03-293229-19 en in de zaak met parketnummer 03-122172-21 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 03-150902-21 primair impliciet subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
76 (zesenzeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-150902-21 primair impliciet subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-150902-21 primair impliciet subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 15 (vijftien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 5 maart 2021.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.M. Gielen-Winkster, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. D.M.I.C. Schijns, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.H.A. Dibbits en G. Havenith, griffiers,
en op 5 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.