ECLI:NL:GHSHE:2022:2287

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
20-002685-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake winkeldiefstal met strafoplegging en persoonlijke omstandigheden verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, dat op 2 december 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om bevestiging van het vonnis met uitzondering van de opgelegde straf. De verdediging voerde aan dat de verdachte hulp zocht voor zijn lachgasverslaving en dat hij een trauma had door het verlies van zijn dochtertje. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de opgelegde straf vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 week voor winkeldiefstal, waarbij het hof rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zijn justitiële verleden en de ernst van de feiten. Het hof oordeelde dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming noodzakelijk was, gezien de aard van het bewezenverklaarde en de recidivekans van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002685-20
Uitspraak : 5 juli 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 2 december 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-284142-20, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
[adres] , zijnde het correspondentieadres van het kantoor van de raadsvrouw.
Hoger beroep
Door de verdachte is op 4 december 2020 tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust met aanvulling van de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd in hoger beroep, behalve voor wat betreft de opgelegde straf. In zoverre zal het hof het beroepen vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Bijgevolg zal het hof eveneens de met de opgelegde straf samenhangende strafoverwegingen en toepasselijke wettelijke voorschriften vervangen.
Op te leggen straf
De verdediging heeft primair bepleit dat het hof toepassing zal geven aan het in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht bepaalde en de verdachte schuldig zal verklaren zonder aan hem een straf op te leggen. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat het hof de reeds aan de verdachte opgelegde taakstraf voor de duur van 8 uren, subsidiair 4 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk aan de verdachte zal opleggen.
De verdediging heeft daartoe – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte op zoek is geweest naar hulp bij zijn lachgasverslaving. Hij heeft zich vrijwillig laten opnemen in De Woenselsepoort. Hij hoopte daar hulp te krijgen bij het verwerken van het trauma dat hij heeft opgelopen doordat zijn dochtertje in zijn armen is overleden als gevolg van een verkeersongeval. Na een veroordeling tot een voorwaardelijke straf waarbij een klinische behandeling onderdeel uitmaakte van de bijzondere voorwaarden, werd hem geen verlof verleend op de sterfdag van zijn dochtertje. Hierop is de verdachte vertrokken, met als gevolg dat hij die eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf moest uitzitten na een klinische behandeling van 5 maanden. Voorts is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Bovendien heeft de verdachte door in zijn proeftijd een bijzondere voorwaarde te overtreden, een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden moeten uitzitten terwijl dat slechts het vijfmaal overtreden van een gebiedsverbod en het tweemaal stelen van lachgas betrof, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. Door aldus te handelen heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [bedrijf] . De verdachte heeft zich daar niets van aangetrokken en slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Verder heeft de verdachte zich recalcitrant en vervelend gedragen tegen de ter plaatse aanwezige beveiligers van [bedrijf] en de politie. Hij schreeuwde naar hen en naar andere medewerkers van de [bedrijf] en dit rekent het hof de verdachte aan.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 april 2022, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij meermalen eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens soortgelijke strafbare feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat de verdachte geen werk heeft maar voor zichzelf wil beginnen, dat hij enige mate van hersenbeschadiging heeft wegens overmatig lachgasgebruik, en dat hij EMDR-therapie heeft aangevraagd bij zijn huisarts.
Ook heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsadvies rechtszitting d.d. 18 maart 2022, waaruit onder meer naar voren komt dat volgens GGzE sprake is van middelenproblematiek en een gokverslaving, als gevolg waarvan hij problemen heeft met familie en ex-partners. Ook heeft hij daardoor schulden opgebouwd. Voorts blijkt daaruit dat binnen de reguliere zorg de mogelijkheden om de verdachte te behandelen zijn uitgeput, dat hij zich agressief opstelt en dat het recidive- en gevaarsrisico als ‘hoog’ wordt ingeschat.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, in verband met een juiste normhandhaving en vanuit het perspectief van vergelding en speciale preventie, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht:

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week;

bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. H.A.T.G. Koning, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. B. Stapert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 5 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.