ECLI:NL:GHSHE:2022:2282

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
20-000314-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van cocaïne en verbeurdverklaring van inbeslaggenomen goederen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte is beschuldigd van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door cocaïne te verkopen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 juni 2021 te Roermond cocaïne heeft verkocht aan een medeverdachte. De verkoop werd waargenomen door verbalisanten, die ook inbeslaggenomen goederen zoals een weegschaal en boterhamzakjes hebben aangetroffen in de woning van de verdachte. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen is in de strafoplegging. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, een taakstraf van 30 uren en heeft diverse inbeslaggenomen goederen verbeurd verklaard. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde geldboete is toegewezen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000314-22
Uitspraak : 5 juli 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 9 februari 2022 met parketnummer 03-241355-21, alsmede de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer 03-222576-19, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De politierechter heeft de inbeslaggenomen boterhamzakjes en een kantoorweegschaal verbeurdverklaard en de teruggave aan de verdachte gelast van een inbeslaggenomen schaar. Voorts heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 200,00.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging is verzocht om deze af te wijzen, dan wel de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf te verlengen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het bestreden vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 8 juni 2021 te Roermond, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 0,09 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 juni 2021 te Roermond, opzettelijk heeft verkocht ongeveer 0,09 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, op ambtseed opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] op 5 oktober 2021, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van de politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-88.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juni 2021, dossierpagina’s 8-11, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
De dag- en nachtopvang van het [woonstichting] is gelegen aan [adres 2] . [woonstichting] is er voor mensen die dak- of thuisloos zijn. Het betreft o.a. mensen die verslaafd zijn aan alcohol/drugs. Het is ambtshalve bekend dat er rondom dergelijke locaties nogal eens dealactiviteiten plaatsvinden hetgeen vaak voor overlast zorgt voor de bewoners in de directe omgeving. De afstand tussen locatie van [woonstichting] en het adres [adres 1] betreft ongeveer 700 meter. Gezien informatie dat drugsverslaafden van [woonstichting] drugs halen bij de bewoner van de woning aan [adres 1] is besloten om onderzoek in te stellen naar de dealactiviteiten in en rondom het adres [adres 1] .
Op het adres [adres 1] staat de volgende persoon ingeschreven:
- [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] (roepnaam [verdachte] ).
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juni 2021, dossierpagina’s 12-13, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op dinsdag 8 juni 2021 had ik opdracht te posten op de woning [adres 1] . Omstreeks 16.10 uur zag ik dat [medeverdachte 1] aan kwam lopen. [medeverdachte 1] is woonachtig bij [woonstichting] . Ik zag dat [medeverdachte 1] en [verdachte] in gesprek waren. Ik zag dat [medeverdachte 1] de woning binnen ging aan [adres 1] . Het was mij bekend dat [medeverdachte 1] verslaafd is aan verdovende middelen. Na 1 minuut kwam [medeverdachte 1] weer naar buiten. Op het moment dat ik [medeverdachte 1] de woning uit zag komen, zag ik dat zij iets in haar rechterhand vasthield.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juni 2021, dossierpagina’s 14-15, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 8 juli 2021 hoorde ik dat collega [verbalisant 2] doorgaf dat [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ) bij het naar binnen gaan (het hof begrijpt: in de woning aan [adres 1] ) niets in haar handen had en dat ze iets in haar rechterhand had toen ze naar buiten liep. Ik hoorde dat collega [verbalisant 2] doorgaf dat [medeverdachte 1] wegliep vanaf het genoemde adres en dat ze over de Koninginnenlaan liep richting het centrum van Roermond.
Ik zette ons voertuig zodanig neer dat we zicht op haar konden blijven houden. Ik zag dat [medeverdachte 1] ons aan de voorzijde van het voertuig voorbij liep. Dit op een afstand van ongeveer één (1) tot maximaal twee (2) meter. Ik zag dat [medeverdachte 1] een wit bolletje in haar rechterhand tussen haar vingertoppen hield. Hierop hielden wij [medeverdachte 1] aan en namen het witte bolletje uit haar handen en in beslag.
Vervolgens hoorde ik en ook collega [verbalisant 4] dat [medeverdachte 1] vertelde dat ze net deze cocaïne gekocht had bij [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] woonde in het derde huis, maar ze wist geen straatnaam of huisnummer te noemen. Ze had een bolletje cocaïne gekocht bij [medeverdachte 2] .
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juni 2021, dossierpagina’s 16-17, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 2] en [verbalisant 4] :
Op dinsdag 8 juni 2021 omstreeks 20.10 uur traden wij, [verbalisant 4] , [verbalisant 3] en [verbalisant 5] , de woning gelegen aan [adres 1] binnen.
Achter in de woning, aangrenzend aan de keuken, was een ruimte gelegen welke was ingericht als een kantoor met daarin rekken en een bureau als werkplaats. Ik zag dat dit bureau in de hoek stond en dat daarop meerdere goederen lagen. Op dit bureau lagen twee laptops, een printer en meerdere doosjes met daarin kantoorartikelen. Ik zag tevens dat dit bureau voorzien was van een aantal laden. In de bovenste lade zag ik een digitale weegschaal met daarbij een klein schaartje. Ik zag dat er kleine hoeveelheid wit poeder op het weeggedeelte van deze weegschaal lag.
Op het bureau lagen kartonnen opbergdoosjes met daarin:
- Een rol plastic boterhamzakjes;
- Puntzakjes van gesneden of van geknipte van boterhamzakjes.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juni 2021, dossierpagina’s 32, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op woensdag 9 juni 2021 werd door mij een weegschaaltje en een klein schaartje bemonsterd. Het weegschaaltje en schaartje waren aangetroffen in een bureaulade tijdens de doorzoeking van een woning gelegen aan [adres 1] . Op genoemd adres is de verdachte [verdachte] woonachtig. De verdachte [verdachte] was aangehouden in verband met overtreding van de Opiumwet namelijk handel in verdovende middelen. Ik zag dat het weegschaaltje voorzien was van een plastic doorzichtig deksel. Ik zag dat onder dit deksel aan de binnenzijde een wit poeder zichtbaar was. Door mij werd de binnenzijde van dit dekseltje bemonsterd. Ik bemonsterde het dekseltje door gebruik te maken van MMC Cocaïne Trace wipes. Dit betreft een doekje waarmee sporen van cocaïne kunnen worden aangetoond. Als de kleur van het doekje blauw verkleurd, is dit een indicatie dat er sporen van cocaïne aanwezig zijn. Ik zag dat het doekje blauw verkleurde.
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 juni 2021, dossierpagina’s 69-71, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :
V = Vraag verbalisanten
A = Antwoord verdachte
O = Opmerking verbalisant
V: Je bent vandaag dus aangehouden op heterdaad. Waar heb je vandaag deze drugs gekocht wat je bij je had?
A: Ik heb deze gekocht bij [medeverdachte 2] . Ik weet zijn achternaam niet en ook zijn adres weet ik niet. Het is een woning in een rij en dan de derde daarvan.
V: Waar ken je deze [medeverdachte 2] van?
A: Hij is mijn dealer. Ik koop drugs van hem.
V: Wat was dit voor een drugs welke je bij de aanhouding in je rechterhand vast hield?
A: Cocaïne
V: Hoeveel had je gekocht bij [medeverdachte 2] vandaag?
A: 0.12 gram
V: Wat heb je aan [medeverdachte 2] betaald voor deze drugs?
A: 10 euro.
V: Waar pakt [medeverdachte 2] dan de drugs als je bij hem bent?
A: Uit zijn broekzakken.
V: Hoe zijn deze dan verpakt?
A: In een soort hoek van een boterhamzakje heeft hij [dat] dan gemaakt. Daar zit dan een bolletje coke in.
7.
Het proces-verbaal kennisgeving inbeslagneming d.d. 8 juni 2021, dossierpagina’s 72-73, voor zover inhoudende:
Beslagene
Achternaam : [medeverdachte 1]
Voornamen : [medeverdachte 1]
Volgnummer 1
Goednummer : PL2300-2021086989-1421546
Categorie omschrijving : Medicamenten/hulpmiddelen
Object : Verdovende mid (Cocaïne Crack)
Aantal : 1 stuks
Verpakking : Zak plastic
Totale hoeveelheid : 0,09 g
Kleur : Wit
8.
Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 10 juni 2021, dossierpagina’s 29-31, met als bijlage een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :
Op donderdag 10 juni 2021 werd door de Forensische Opsporing een onderzoek ingesteld
in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet.
Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen die
aan ons ter beschikking werd gesteld door de afdeling sporenbeheer van de Forensische
Opsporing Eenheid Limburg.
Het ontvangen vermoedelijke verdovende middel is voorzien van een SIN. Bij alle
vervolgonderzoeken zal naar dit unieke nummer worden verwezen.
Het unieke goednummer is bemonsterd. Dit monster is door ons voorzien van een SIN, getest en gerapporteerd.
Het vermoedelijk verdovende middel is getest conform het daarvoor bestemde protocol.
Er werd een indicatieve kleur reactietest uitgevoerd. De Marquis-test is geschikt voor
het testen van amfetamine, metamfetamine, MDMA en heroïne. De Ruybal-test is geschikt
voor het testen van cocaïne. Bij een positieve indicatieve kleur reactietest, werd
vervolgonderzoek ter identificatie ingezet via het NFiDENT-proces, met gebruikmaking van
de GC-MS. De resultaten van het identificerend onderzoek zijn geanalyseerd door een
deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut.
Sporendrager
Goednummer: PL2300-2021086989-1421546
SIN: AAON4227NL
Relatie met SIN: AANK7901NL
Omschrijving: Het betrof een transparant kunststof gripzakje met een groen accent bij de sluiting, met daarin een wit met blauw gekleurd brokje.
Gewicht netto: 0,09 gram
Aantal monsters: 1
Monster ASpoornummer: PL2300-2021086989-71617
SIN: AANK7901NL
Relatie met SIN: AAON4227NL

Bijlage: Rapport NFiDENT d.d. 10 juni 2021 van ing. [verbalisant 8] :Datum aanvraag: 10 juni 2021

Politie registratienummer: PL2300-2021086989
Vraagstelling:Bevat het materiaal amfetamine, cocaïne, heroïne, metamfetamine en/of MDMA?
Resultaten en conclusie:Ontvangen data voldoen aan de gestelde criteria voor het NFiDENT-proces. De resultaten en conclusie van het onderzoek zijn vermeld in tabel 1.
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusieKenmerk Omschrijving FO Conclusie
AANK7901NL brokje, wit en blauw, uit 0,09 gram; bevat cocaïne
aantal in onderzoek: een
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte handelde in cocaïne. Volgens de raadsman is het zeer wel mogelijk dat [medeverdachte 1] de onder haar aangetroffen drugs van iemand anders dan de verdachte heeft gekocht. De verbalisant heeft geen deal kunnen waarnemen en het zou aldus goed kunnen dat [medeverdachte 1] bij de verdachte kwam bedelen, zoals de verdachte heeft verklaard. De verdediging acht het ongeloofwaardig dat de verbalisanten vanaf een afstand het bolletje cocaïne in de handen van [medeverdachte 1] konden zien. Eveneens is het ongeloofwaardig dat [medeverdachte 1] bij het verlaten van de woning het bolletje in haar rechterzak heeft gestopt en het voor de neus van de politie uit haar zak heeft gehaald, aldus de raadsman. De verdediging heeft tevens gewezen op de omstandigheid dat bij de doorzoeking van de woning van de verdachte geen cocaïne is aangetroffen. Doordat er geen verdovende middelen in de woning zijn aangetroffen, is het volgens de raadsman niet aannemelijk dat daadwerkelijk is gehandeld in verdovende midden. Aangezien de verdachte zelf cocaïne gebruikt, is het niet vreemd dat er cocaïnesporen op de in zijn woning aangetroffen weegschaal terecht zijn gekomen. Die omstandigheid is in ieder geval onvoldoende steunbewijs voor de tenlastegelegde handel in cocaïne.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat op 8 juni 2021 cocaïne is verkocht aan [medeverdachte 1] . Het hof is van oordeel dat de verdachte deze cocaïne heeft verkocht vanuit zijn woning aan [adres 1] .
Op 25 mei 2021 heeft de politie Roermond een brief ontvangen waarin geklaagd werd over overlast van dealer-activiteiten vanuit een woning gelegen aan voornoemd adres. Hierop is door de politie Roermond een onderzoek gestart. De bewoner van de woning bleek de verdachte te zijn. Op 8 juni 2021 heeft verbalisant [verbalisant 2] waargenomen dat [medeverdachte 1] de woning van de verdachte aan [adres 1] betrad. Bij het verlaten van de woning van de verdachte hield [medeverdachte 1] iets in haar rechterhand. Verbalisant [verbalisant 3] hield [medeverdachte 1] vervolgens staande en constateerde dat zij een wit bolletje in haar rechterhand hield. Het witte bolletje is in beslag genomen, bemonsterd en na onderzoek door het NFI is vastgesteld dat dit wit bolletje cocaïne bevatte. [medeverdachte 1] heeft aan verbalisant [verbalisant 3] verklaard dat zij deze cocaïne had gekocht bij ene [medeverdachte 2] . Tijdens het politieverhoor bevestigde [medeverdachte 1] nogmaals dat deze [medeverdachte 2] haar dealer is en dat zij op 8 juni 2021 cocaïne had gekocht van deze [medeverdachte 2] . Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte is een weegschaal in beslag genomen, welke door verbalisant [verbalisant 2] is bemonsterd. Hieruit is naar voren gekomen dat het weegschaaltje sporen van cocaïne bevatte.
[medeverdachte 1] is gezien bij het arriveren en het verlaten van de woning van de verdachte en bij haar aanhouding bleek dat zij een bolletje cocaïne in haar hand had. [medeverdachte 1] heeft voorts verklaard dat zij deze cocaïne had gekocht van de verdachte.
Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de op ambtseed geverbaliseerde waarneming van de verbalisanten. Daarbij komt dat de verkoop van cocaïne wordt ondersteund door de aan drugshandel te relateren inbeslaggenomen weegschaal met sporen van cocaïne, boterhamzakjes en schaar. Het hof overweegt in dat laatste verband als volgt.
Het is het hof ambtshalve bekend dat een weegschaal en boterhamzakjes, zoals in de onderhavige zaak inbeslaggenomen, dienstbaar kunnen zijn aan de verkoop van cocaïne aan gebruikers door de verdachte. In de woning van de verdachte is een weegschaal met daarop sporen van cocaïne aangetroffen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij 12 gram cocaïne (verpakt in een hoek van een boterhamzakje) had gekocht van de verdachte. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] verklaard dat de cocaïne door de verdachte werd verpakt in afgeknipte hoekjes van boterhamzakjes, welke eveneens in de woning van de verdachte zijn aangetroffen. Het hof is van oordeel dat de weegschaal en de deze boterhamzakjes dienstbaar zijn aan de verstrekking van de cocaïne aan gebruikers door de verdachte. Dat de verdachte mogelijk zelf cocaïne gebruikt doet daar – wat daar ook van zij – niet aan af.
De blote stelling van de verdediging, inhoudende dat [medeverdachte 1] mogelijkerwijs de drugs van iemand anders dan de verdachte heeft gekocht, vindt nergens steun in het procesdossier en is ook overigens niet aannemelijk geworden. Het hof zal daar dan ook aan voorbij gaan.
Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging in al hun onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straffen
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de verkoop van cocaïne. Harddrugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, leveren grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers op. Bovendien gaat de handel in verdovende middelen gepaard met verschillende vormen van criminaliteit en overlast, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. De verdachte heeft zich van dat alles kennelijk geen rekenschap gegeven en slechts gehandeld uit het oogpunt van eigen financieel gewin. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 26 april 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, daaronder begrepen – zij het geruime tijd geleden – een overtreding van de Opiumwet. Deze veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw in de fout te gaan.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De raadsman van de verdachte heeft ten overstaan van het hof naar voren gebracht dat de verdachte samenwoont met zijn vriendin, hij werkloos is en een bijstandsuitkering geniet.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van één week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht overeenkomstig de maatstaf van 2 uren per in verzekering doorgebrachte dag, passend en geboden.
Met oplegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
Tijdens het vooronderzoek is er strafvorderlijk beslag gelegd op een kantoorweegschaal, een schaar en diverse boterhamzakjes.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat de bewezenverklaarde verkoop van cocaïne met behulp van de inbeslaggenomen goederen zijn begaan of voorbereid, dan wel dat deze tot het begaan van het misdrijf zijn bestemd. Het hof is derhalve van oordeel dat die goederen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Mitsdien zal het hof daartoe overgaan. Bij die beslissing heeft het hof rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een eerder voorwaardelijk opgelegde geldboete ter hoogte van € 200,00 subsidiair 4 dagen hechtenis, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 30 november 2020 onder parketnummer 03-222576-19. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde geldboete dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week;

bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurdde inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten
een kantoorweegschaal (beslagnummer G1421604), een schaar (beslagnummer G1421667), een boterhamzakje (beslagnummer G1421668) en 32 boterhamzakjes (beslagnummer G1421669);
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 30 november 2020 onder parketnummer 03-222576-19, te weten een
geldboetevan
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. S. Taalman, voorzitter,
mr. drs. P. Fortuin en mr. J. Platschorre, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen en mr. H. Smits, griffiers,
en op 5 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Taalman voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.