ECLI:NL:GHSHE:2022:2254
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Behoefte minderjarige tijdens uithuisplaatsing en kinderalimentatie
In deze zaak gaat het om de behoefte van een minderjarige tijdens een uithuisplaatsing en de vraag of de man kinderalimentatie verschuldigd is. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft in eerste aanleg verzocht om wijziging van de kinderalimentatie die de man aan haar dient te betalen voor hun minderjarige kind. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder bepaald dat de man geen kinderalimentatie verschuldigd was voor de periode van 28 februari 2020 tot de meerderjarigheid van het kind op [geboortedatum] 2021. De vrouw is in hoger beroep gegaan, omdat zij van mening is dat de rechtbank ten onrechte de behoefte van het kind tijdens de uithuisplaatsing niet heeft erkend en haar verzoeken niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij kosten heeft gemaakt voor het kind die hoger zijn dan de door de man en de pleegzorg ontvangen bedragen. De vrouw heeft aangevoerd dat zij kosten heeft gemaakt voor het kind, maar het hof oordeelt dat deze kosten niet zijn aangetoond en dat de pleegzorgvergoeding en andere bijdragen voldoende zijn om de kosten van verzorging en opvoeding te dekken. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de man niet verplicht is om kinderalimentatie te betalen voor de genoemde periode. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.