ECLI:NL:GHSHE:2022:2249

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
200.260.728_01 en 200.260.903_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een omgangsregeling tussen ouders en minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de omgangsregeling van een minderjarige, geboren in 2009, en de benoeming van een bijzondere curator. De vader en moeder zijn verwikkeld in een conflict over het gezag en de omgang met hun kind. De vader heeft in hoger beroep verzocht om een co-ouderschapsregeling, terwijl de moeder zich zorgen maakt over de impact van de vader op de minderjarige. Het hof heeft eerder een beschikking gegeven waarbij het ouderlijk gezag van beide ouders was beëindigd en de voogdij was toevertrouwd aan een gecertificeerde instelling. De minderjarige is onder toezicht gesteld en er zijn verschillende rapporten en adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 juni 2022 is de minderjarige gehoord, en het hof heeft vastgesteld dat er een bijzondere curator benoemd moet worden om de belangen van de minderjarige te behartigen. De bijzondere curator, mr. drs. A.M. Beijersbergen-van Bosveld Heinsius, is aangesteld om de stem van de minderjarige te vertegenwoordigen en om te onderzoeken wat er nodig is voor contactherstel tussen de vader en de minderjarige. Het hof heeft de bijzondere curator opgedragen om voor 1 november 2022 verslag uit te brengen over haar bevindingen en aanbevelingen. De zaak is aangehouden tot de ontvangst van dit verslag.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 7 juli 2022
Zaaknummers: 200.260.728/01 en 200.260.903/01
Zaaknummers eerste aanleg: C/01/343277 FA RK 19-685 en C/01/338217 FA RK 18-4450
in de zaken in hoger beroep van:
met zaaknummer 200.260.728/01:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. T.J. Kreeftenberg,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
Regio Zuidoost Nederland,
locatie [locatie] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
met zaaknummer 200.260.903/01:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. T.J. Kreeftenberg,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
appellante in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L. Stam.
De zaak gaat over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
in de zaak met zaaknummer 200.260.728/01
- de moeder;
in de zaken met zaaknummers 200.260.728/01 en 200.260.903/01
- de Coöperatie Jeugd Veilig Verder U.A., gevestigd te [vestigingsplaats] , hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI)
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is -
in de zaak met zaaknummer 200.260.903/01- in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.

9.De beschikking d.d. 8 oktober 2020

Bij die beschikking heeft het hof op het principaal en (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep het volgende bepaald. Het hof heeft met ingang van 8 oktober 2020 de werking van de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, van 23 april 2019, met het zaaknummer C/01/343277 FA RK 19-685, waarbij het ouderlijk gezag van de vader en de moeder over [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] is beëindigd, Stichting Jeugdbescherming Brabant met de voogdij is belast en de ouders veroordeeld zijn tot het afleggen van rekening en verantwoording aan hun opvolger in het bewind over het vermogen van de minderjarige, geschorst.
Het hof heeft voorts de minderjarige [minderjarige] onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling: de Coöperatie Jeugd Veilig Verder U.A., gevestigd te [vestigingsplaats] (JVV) en de griffier verzocht een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het gezagsregister;
Verder heeft het hof een
voorlopige zorgregeling vastgesteld tussen de minderjarige [minderjarige] en de vader, inhoudende dat de regie en nadere invulling voorlopig in handen is van JVV, waarbij JVV werkt aan het contactherstel tussen [minderjarige] en de vader, met intensieve begeleiding van de ouders en [minderjarige] , waarbij er aandacht is voor de draagkracht van [minderjarige] en waarbij JVV de vorm en de frequentie van de zorgregeling bepaalt.
Het hof heeft de raad verzocht een onderzoek in te stellen conform hetgeen in de beschikking onder rechtsoverweging 7.4. is overwogen en heeft de raad verzocht tijdig vóór de in die beschikking genoemde pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen.
Het hof heeft JVV verzocht vóór de pro forma datum van 8 april 2021 verslag uit te brengen aan het hof over de punten zoals aangegeven in de beschikking onder rechtsoverweging 7.3.1.3., onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen.

10.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

10.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 juni 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Kreeftenberg;
-de moeder, bijgestaan door mr. Stam;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de GI vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] .
10.2.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en zij is voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
10.3.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het rapport van de raad d.d. 13 april 2021;
- de brief van de raad d.d. 20 april 2021, waarbij twee bijlagen, behorende bij het rapport, zijn nagezonden;
- het V6-formulier met bijlagen d.d. 28 april 2021 van de advocaat van de vader;
- de brief van de advocaat van de moeder d.d. 29 april 2021;
- de brief van de GI d.d. 27 mei 2021;
- de correspondentie over het al dan niet doorgang vinden van de mondelinge behandeling op 5 oktober 2021;
-- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 24 mei 2022;
- het bericht van de GI d.d. 24 mei 2022;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 25 mei 2022.

11.De verdere beoordeling

11.1.
In het raadsrapport van 13 april 2021 heeft de raad het hof geadviseerd om de eerder door de rechtbank uitgesproken maatregel van gezagsbeëindiging niet te handhaven. De raad vindt een gezamenlijk gezagsuitoefening door ouders voor alsnog het meest in het belang van [minderjarige] . Ten aanzien van de zorgregeling ziet de raad in de huidige omstandigheden geen ruimte voor een co-ouderschap, dan wel ruimte voor het vastleggen van een zorgregeling. De raad vindt het wel van belang dat er in het kader van de ondertoezichtstelling wordt gewerkt aan contactherstel tussen de vader en [minderjarige] .
11.2.
De vader stemt in met het advies van de raad om de gezagsbeëindiging niet te handhaven. Hij betreurt het dat de raad geen ruimte ziet voor co-ouderschap dan wel het vaststellen van een zorgregeling. De vader benadrukt dat de impasse, die sinds 9 oktober 2019 bestaat, niet wordt doorbroken. Er is geen enkele vordering gemaakt in het contactherstel tussen hem en [minderjarige] . De vader vindt het advies van de raad bovendien te vaag en praktisch onuitvoerbaar. De vader verzoekt het hof om deze impasse te doorbreken en verzoekt het hof om primair een co-ouderschapsregeling vast te stellen. Indien de moeder niet meewerkt dient het hoofdverblijf bij de vader bepaald te worden.
Subsidiair verzoekt de vader het hof om een contra-expertise door het NIFP te laten uitvoeren naar de oorzaak van het feit dat contactherstel tussen vader en [minderjarige] feitelijk onmogelijk is geworden.
11.3.
De moeder laat weten dat de afspraak, dat de vader zijn gezag niet zou misbruiken, niet succesvol is gebleken. Zo heeft de vader, ondanks positief advies van de gezinsvoogd, geen toestemming gegeven om [minderjarige] voor een week op vakantie te laten gaan met de moeder. De moeder ziet handhaving van het gezamenlijk gezag daarom als een groot probleem. De vader is niet in staat om uit te strijd te raken met de moeder.
[minderjarige] vindt dat de vader niet naar haar luistert. Ondanks de inzet van de GI is [minderjarige] niet in staat om haar vader een plek te geven in haar leven. De moeder blijft [minderjarige] wekelijks stimuleren om contact met de vader te zoeken. [minderjarige] wil dit echter niet.
11.4.
Uit de informatie van de GI is gebleken dat er geen warme overdracht heeft plaatsgevonden vanuit JBB. Medio oktober 2020 is de GI gestart met het opmaken van een gezinsplan. Nadat hier veel correcties, met name van de kant van de vader, op zijn aangebracht is er eind maart 2021 een definitieve versie ondertekend.
Eind december 2020 is de gezinsmanager op huisbezoek geweest bij de moeder en [minderjarige] . Hoewel [minderjarige] aanvankelijk niet wilde praten, is er in februari 2021 wel contact geweest tussen haar en de GI en voelde [minderjarige] zich vrij om te praten over de vader. Ook heeft de GI contact gehad met de Kiescoach [coach] . De GI acht de aanwezigheid van deze coach in het belang van [minderjarige] . Naar aanleiding van het advies van de raad heeft de GI contact opgenomen met de Combinatie en is het gezin op de wachtlijst geplaatst.
Medio mei 2021 is door de GI gesproken met mevrouw [betrokkene] van psychologiepraktijk [betrokkene] om [minderjarige] en de ouders helpen. Zij kon op korte termijn starten.
De GI heeft mede gelet op het voorgaande het hof verzocht om de op 5 oktober 2021 geplande mondelinge behandeling aan te houden.
11.5.
De vader heeft het hof in zijn reactie van 24 mei 2022 verzocht om de knoop door te hakken en een einde te maken aan een veel te lange periode van besluiteloosheid. Volgens hem staat er niets in de weg aan contactherstel tussen hem en [minderjarige] .
Hij verwijst naar de verklaringen van de psycholoog, [betrokkene] en de kiescoach waaruit volgt dat zij [minderjarige] sterk genoeg achten om gesprekken onder leiding van [betrokkene] met de vader aan te gaan. Als dit verzoek niet wordt toegewezen dan verzoekt de vader het hof medewerking aan het contactherstel aan de moeder op te leggen door middel van een door het hof vastgestelde regeling onder verbeurte van een dwangsom.
Uiterst subsidiair verzoekt de vader om het gezamenlijk gezag in stand laten, het ondertekende ouderschapsplan aan te hechten en een opbouwregeling vast te leggen waarbij in de eerste twee maanden na de beschikking gesprekken tussen vader en [minderjarige] zullen plaatsvinden onder begeleiding van [betrokkene] , in de vier maanden daarna begeleide contacten tussen vader en [minderjarige] zullen plaatsvinden, waarbij de omvang van de contacten door de JVV zullen worden vastgelegd en na een half jaar de co-ouderschapsregeling wordt hervat, een en ander op verbeurte van een dwangsom van €1.000,- per dag of gedeelte daarvan dat de moeder zich niet aan deze regeling houdt.
11.6.
De GI heeft het hof bij brief van 24 mei 2022 geïnformeerd. Vanuit de veiligheidslijn van de GI is de focus van de GI helder omschreven: [minderjarige] is blijvend veilig als er duidelijkheid komt over de rol van de vader en zij een moeder heeft die aansluit bij wat zij nodig heeft. GI heeft het thans over duidelijkheid met betrekking tot het contact met de vader in plaats van contactherstel omdat dit in deze situatie een meer passend en haalbaar doel lijkt. In dat kader is de kinderpsycholoog [betrokkene] ingezet voor [minderjarige] om het interactiepatroon tussen moeder en [minderjarige] in kaart te brengen, het netwerk in kaart te brengen, te onderzoeken waar de krachten en valkuilen liggen en de oorzaak van de angst voor het contact met de vader te onderzoeken. Daarnaast wordt er gekeken wat nodig is om het contact te herstellen: dit traject is medio juli 2021 gestart.
Medio februari 2022 heeft er een gesprek plaatsgevonden met de toenmalige gezinsmanager, de kindercoach en [minderjarige] . [minderjarige] gaf zorgelijke signalen af, zo had zij last van hoofdpijn, buikpijn, duizeligheid en slecht slapen. De GI wilde daarna een aantal hypotheses toetsen via de huisarts en de kindercoach. Door uitval van de toenmalige gezinsmanager heeft deze toetsing niet plaatsgevonden.
De nieuwe gezinsmanager heeft medio april 2022 een gesprek gehad met de vader, diens partner en de kinderpsycholoog. De moeder wilde niet in gesprek met de kinderpsycholoog.
Duidelijk is dat het traject van contactherstel niet van de grond komt waarbij de moeder door de vader en de kinderpsycholoog lijkt te worden aangewezen als schuldige. De moeder zou gesprekken afhouden door verschillende smoesjes. Volgens de vader en de kinderpsycholoog gaat de kindercoach teveel met de moeder en [minderjarige] mee en ondermijnt zij het traject van de kinderpsycholoog. Volgens de kinderpsycholoog bedoelt [minderjarige] met de uitspraak “niemand luistert naar mij” eigenlijk: ik wil mijn zin hebben.
Uit het overleg van eind april 2022 van de kinderpsycholoog, de gedragsdeskundige en de gezinsmanager is onder meer gebleken dat de doelen van het traject niet behaald zijn. Het is niet gelukt om tot afspraken te komen en om contactherstel tussen vader en [minderjarige] te realiseren. Volgens de kinderpsycholoog is er sprake van een symbiotische relatie tussen de moeder en [minderjarige] . De moeder heeft alle gesprekken met de kinderpsycholoog afgehouden of afgebeld; zij heeft eenzijdig het traject stopgezet. De kinderpsycholoog meent dat haar traject niet voorgezet kan worden en geen bijdrage levert aan het contactherstel tussen vader en [minderjarige] wanneer de moeder er geen vertrouwen in heeft, [minderjarige] geen contact met haar wil en er een klacht ligt tegen de kinderpsycholoog.
De moeder heeft aangegeven dat de kinderpsycholoog geen interesse in [minderjarige] heeft getoond en op geen enkele wijze bij haar heeft aangesloten. Zij lijkt [minderjarige] enkel direct met de vader te willen confronteren. De moeder heeft weinig vertrouwen in haar omdat de vader haar heeft aangedragen. Zij wil een onafhankelijke partij, zodat er een zuiver advies kan komen.
De moeder weet niet meer wat er moet gebeuren om te zorgen dat [minderjarige] en de vader contact hebben.
Vanuit de kindercoach is aangegeven dat zij meent dat er bij [minderjarige] geen opening is of ruimte om contact te hebben met de vader. [minderjarige] voelt zich niet gehoord door en heeft geen vertrouwen in de kinderpsycholoog. Er wordt niets gedaan met haar verhaal, aldus [minderjarige]
De vader heeft ondersteuning van een generalist van [groep] groep. Deze is betrokken om de vader te ondersteunen in de communicatie en om naast de vader te staan. Vader heeft er last van dat er een onecht beeld van hem wordt weergegeven en hij zich hiertegen moet verdedigen. Vader meent dat er sprake is van ouderverstoting. Hij heeft weinig tot geen vertrouwen in de hulpverlening.
In een multidisciplinair overleg van 10 mei 2022 is binnen de GI besproken dat het van belang is dat [minderjarige] duidelijkheid krijgt. Dit zorgt voor rust en een gevoel van veiligheid, waardoor zij zich kan richten op haar eigen ontwikkelingstaken passend bij haar leeftijd. De GI heeft echter nog steeds geen duidelijk beeld van de draagkracht van [minderjarige] en of er sprake is van onderliggende problematiek waarvoor zij eerst behandeling nodig heeft om het contact met de vader te herstellen.
De kinderpsycholoog heeft geen antwoorden kunnen geven op de gestelde doelen. Haar advies is om de vader en [minderjarige] in het bijzijn van de gezinsmanager zo spoedig mogelijk om de tafel te zetten. De GI acht deze werkwijze niet passend en wenselijk omdat er nog steeds weinig zicht is op de draagkracht van [minderjarige] en wat de eventuele gevolgen zijn van een negatieve ervaring.
De GI denkt dat de kinderpsycholoog niet meer meervoudig onpartijdig is en met de doelen aan de slag kan. Het is van belang dat een onafhankelijke partij diagnostiek gaat uitvoeren om antwoord te geven op de gestelde doelen en eventuele onderliggende problematiek in kaart te brengen. Daarna kan noodzakelijke hulpverlening/behandeling/begeleiding worden ingezet om de draagkracht van [minderjarige] te vergroten en eventueel te werken aan contactherstel met de vader. Op dit moment is contactherstel tussen vader en [minderjarige] niet haalbaar en wordt [minderjarige] mogelijk nog meer schade toegebracht
De GI vindt het noodzakelijk dat de vader een stap terug doet door niet langer aan te dringen op contactherstel. In dat kader moet hij (bijvoorbeeld) als hij kaartjes stuurt deze per post te sturen en niet zelf in de brievenbus doen. Dit geeft [minderjarige] letterlijk ruimte om haar eigen tempo en proces te volgen.
Verder wil de GI ambulante hulpverlening inzetten in de opvoedsituatie van de moeder gericht op hoe de moeder [minderjarige] kan begeleiden en ondersteunen. Maar ook hoe zij de vader een plek in het leven van [minderjarige] op afstand kan geven. Gezien wordt dat de ouders niet in staat zijn om samen te werken in het belang van [minderjarige] .
De GI meent dat het belang van [minderjarige] en daarmee de veiligheid (emotioneel en fysiek) en de ontwikkeling leidend zijn voor het hulpverleningstraject en het begeleidingstraject vanuit de GI. In een gesprek met [minderjarige] op 18 mei 2022 heeft [minderjarige] gezegd zelf stappen te kunnen zetten als zij contact wil met de vader. Zij wil met rust gelaten worden; door de druk die zij krijgt opgelegd wil zij steeds minder. [minderjarige] heeft het gevoel dat er niet naar haar wordt geluisterd. Ze vraagt zich af waarom mensen denken dat ze geen eigen mening heeft.
11.7.
Uit bijlagen van de brief van mr. Stam van 25 mei 2022 blijkt hoe de moeder de afgelopen maanden heeft ervaren en de klacht die zij heeft ingediend tegen de kinderpsycholoog. De moeder heeft geen enkel vertrouwen in de werkwijze van de kinderpsycholoog en zij benadrukt dat [minderjarige] graag door het hof wil worden gehoord.
11.8.
Op de voortgezette mondelinge behandeling van het hof op 7 juni 2022 heeft de vader desgevraagd bevestigd dat hij zijn verzoek in hoger beroep heeft gewijzigd overeenkomstig de brief van zijn advocaat van 24 mei 2022 en zoals hiervoor onder rechtsoverweging 11.5 verwoord. De moeder en de GI stemmen met deze wijziging van het verzoek in, met dien verstande dat zij zich hiertegen inhoudelijk zullen verweren
.
11.9.
De vader heeft op de voortgezette mondelinge behandeling verder nog het navolgende naar voren gebracht.
Het ligt niet aan hem dat er geen contact is gekomen tussen hem en [minderjarige] .
De raad heeft dit in het laatste rapport (ten aanzien van de verlenging ondertoezichtstelling) ook geconstateerd. Hieruit volgt dat hij onder meer een afwachtende houding heeft aangenomen. Er moeten gesprekken komen met [minderjarige] en hem. De kinderpsychologe kan dit begeleiden om op die manier toe te werken naar een co-ouderschap. De eerste gezinsvoogd bij de GI (JVV) vond ook dat er intensieve begeleiding moest komen. De vader vindt het noodzakelijk dat [minderjarige] naar de kinderpsycholoog gaat en de moeder zou moeten worden gedwongen om hieraan mee te werken. Vervolgens dient er begeleiding te komen voor [minderjarige] voor de overgang van de moeder naar de vader, zodat de begeleiding kan zien hoe de interactie is tussen de vader en [minderjarige] . Daaraan voorafgaand dient de moeder uit het gezag te worden ontheven. De co-ouderschapsregeling dient opgebouwd te worden, en de regie moet weg bij de GI. Het gezag dient bij de vader te komen om van daaruit de hulpverlening op te starten en toe te werken naar co-ouderschap. Nu gebruikt moeder immers haar gezag om hulpverlening tegen te houden.
11.10.
De moeder heeft ter mondelinge behandeling van het hof het navolgende naar voren gebracht.
Zij bevestigt dat de vader zich in het kader van de ondertoezichtstelling terughoudend heeft opgesteld. [minderjarige] is echter nu op een leeftijd gekomen waarbij zij niet zit te wachten op de mening van de vader. De vader dient aan te sluiten bij de beleving van [minderjarige] . De vader blijft zeggen dat hij zijn eigen verhaal wil vertellen maar dat is niet veilig omdat dit verhaal een ander verhaal is dan dat van [minderjarige] . [minderjarige] heeft bovendien niet de indruk dat de vader haar gelooft.
De in het verleden gecreëerde voedingsbodem, waarbij [minderjarige] onder druk is gezet, heeft geleid tot veel weerstand bij [minderjarige] . De kinderpsycholoog ging de strijd aan met [minderjarige] , terwijl zij had moeten beginnen met contact maken met [minderjarige] .
[minderjarige] heeft geen onbevangen jeugd kunnen hebben; zij wordt ziek en heeft psychosomatische klachten. Het werkt niet op deze manier.
De moeder verzoekt het hof om haar alleen te belasten met gezag over [minderjarige] en om geen omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] vast te stellen. De moeder zal de vader blijven informeren over [minderjarige] , zij het dat zij voorstelt om dit iedere maand te doen in plaats van iedere week. [minderjarige] moet haar gang kunnen blijven gaan en dan zal er een moment komen dat er weer contact tussen haar en de vader komt. Wat betreft het versturen van foto’s wil de moeder dit bespreken met [minderjarige] .
11.11.
De GI heeft op de mondelinge behandeling te kennen gegeven contact te hebben gehad met de huisarts. De huisarts wil [minderjarige] graag een keer zien om de klachten, waar zij de laatste jaren mee kampt zoals duizeligheid, hoofdpijn, te bespreken.
De GI benoemt dat zij de authentieke stem van [minderjarige] missen in het hele verhaal en dat het niet op de weg van de kiescoach ligt om die boven water te krijgen. De GI wil dat er goed wordt gekeken naar wat [minderjarige] nodig heeft.
11.12.
De raad voert op de mondelinge behandeling het navolgende aan. Alle onderzoeken en inzet van hulpverlening die er in de afgelopen jaren zijn geweest, hebben in feite tot weinig geleid. [minderjarige] is een meisje van inmiddels 13 jaar waarbij nog steeds niet duidelijk is waar haar weerstand om weer contact te hebben met de vader uit bestaat. Er moet inzicht komen. De raad schaart zich achter de visie van de GI en is het ermee eens dat er zo snel mogelijk een doorverwijzing moet plaatsvinden om de juiste diagnostiek te starten om er achter te komen wat er voor nodig is om het contact tussen de vader en [minderjarige] op gang te brengen. De huisarts dient een verwijzing te geven en de GI zal dan moeten beoordelen welke organisatie passend is. Zodra duidelijk is wat er precies speelt bij [minderjarige] dient er bij zowel de vader als de moeder passende begeleiding te worden ingezet.
Het hof overweegt het volgende.
12.1.
Vaststaat dat [minderjarige] sinds jonge leeftijd betrokken is bij de onrustige en conflictueuze situatie tussen de ouders, waarbij er veel strijd is geweest. De ondertoezichtstelling, haar tijdelijke verblijf bij een pleeggezin en de diverse hulpverlening hebben de situatie niet verbeterd voor [minderjarige] . De situatie waarbij zij de helft van de tijd bij de moeder en de andere helft bij de vader woonde is medio 2019 geëscaleerd en sinds oktober 2019 woont ze bij de moeder en ziet ze de vader niet meer. Ook de belasting van de ouders met gezamenlijke ouderlijk gezag, een ondertoezichtstelling, een wijziging van de GI en een voorlopig vastgestelde zorgregeling hebben geen verandering gebracht.
Evident is dat [minderjarige] in de knel zit. In haar gesprek met het hof gaf zij aan dat zij met rust wil worden gelaten en dat zij niet kan vertellen waarom zij niet naar de vader wil en dat ze daar niet over durft te praten. Zij is bang dat de vader haar verhaal of haar beleving van de situatie zal ontkennen en dat mensen haar niet zullen geloven.
Het is voor het hof lastig om, gelet op alle gebeurtenissen in de afgelopen jaren, op dit moment vast te stellen wat [minderjarige] werkelijk wil, waar ze bang voor is en wat voor haar het beste is. Daarbij komt dat de ouders lijnrecht tegenover elkaar staan. Waar de ouders het wel over eens zijn is dat [minderjarige] emotioneel wordt belast door aanhoudende loyaliteitsproblemen.
12.2.
Het is voor het hof onder deze omstandigheden nog niet mogelijk om tot een verantwoorde beslissing te komen. Met de aanwezigen is op de mondelinge behandeling de benoeming van een bijzondere curator besproken.
12.3.
Ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter, wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of de voogd in strijd zijn met die van de minderjarige, een bijzondere curator benoemen om de minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen, indien de rechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen.
12.4.
Het benoemen van een bijzondere curator is naar het oordeel van het hof in deze zaak aangewezen, om op die manier de stem van [minderjarige] in deze problematiek beter te kunnen horen en wegen. [minderjarige] geeft ook zelf aan zich niet gehoord te voelen.
Alle betrokkenen kunnen zich hierin vinden en hebben ermee ingestemd. Tevens hebben zij er mee ingestemd, teneinde de procedure voortvarend te laten verlopen, dat het hof zelf een bijzondere curator kiest en aanstelt en ambtshalve de onderzoeksvragen formuleert.
Het hof heeft de gezinsvoogd gevraagd om op korte termijn met [minderjarige] te bespreken dat op de mondelinge behandeling de optie om een bijzondere curator te benoemen aan de orde is geweest zodat dit voor haar geen verrassing is en zij begrijpt wat dit inhoudt.
12.5.
Mr. drs. A.M. Beijersbergen-van Bosveld Heinsius, kantoorhoudend te Utrecht, is door het hof bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator voor [minderjarige] op te treden en zal hiertoe door het hof worden benoemd alvorens verder wordt beslist.
12.6.
Het hof verzoekt de bijzondere curator bij haar werkzaamheden de ‘Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW’ in acht te nemen, bijlage bij de publicatie ‘Werkproces benoeming bijzondere curator o.g.v. art. 1:250 BW’, te raadplegen via
www.rechtspraak.nl. Het hof acht de taak van de bijzondere curator er in deze zaak in gelegen dat zij ervoor zorgt dat de belangen van [minderjarige] zo goed mogelijk worden belicht en dat [minderjarige] zich gehoord voelt.
Het hof verzoekt de bijzondere curator in dit verband om te onderzoeken
  • hoe het met [minderjarige] gaat;
  • wat de authentieke wens van [minderjarige] is ten aanzien van het contact met de vader;
  • wat de belemmerende factoren zijn om contact te hebben met de vader en wat er nodig is en/of wat [minderjarige] nodig heeft om in staat te zijn (of niet) die belemmerende factoren te slechten zodat er ruimte ontstaat voor contact met de vader en uit het loyaliteitsconflict te komen waarin zij is komen te verkeren;
  • of er in verband met dit onderzoek nog andere feiten en/of omstandigheden naar voren zijn gekomen die van belang om in de rapportage en het advies te vermelden.
12.7.
Het hof verzoekt de bijzondere curator om een verslag uit te brengen omtrent haar bevindingen en om vanuit het belang van [minderjarige] het hof te adviseren welke beslissing het hof dient te nemen als het gaat om de vraag of en zo ja op welke manier er weer contact (in verband met het gezamenlijke gezag dat er nu is) kan komen tussen de vader en [minderjarige] en op welke wijze aan dit contact vorm gegeven kan of moet worden.
12.8.
Het hof wijst er op dat de deskundige vanuit de professionele beroepsuitoefening gezien bij het onderzoek en de rapportage het navolgende in acht zal nemen:
het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;
het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, waaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen; en
de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
12.9.
Het hof zal bepalen dat de moeder, de vader, de raad en de GI de bijzondere curator van adres-, email- en/of telefoongegevens zullen voorzien, zodat de bijzondere curator zo spoedig mogelijk de afspraken kan maken die zij nodig acht.
12.10.
Het hof wijst partijen en betrokkenen erop dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator in het kader van de aan haar verstrekte opdracht te geven instructies gevolg te geven en de bijzondere curator in staat te stellen in contact met [minderjarige] te treden. Slechts op verzoek van de bijzondere curator mogen betrokkenen zelf stukken aan de bijzondere curator doen toekomen.
12.11.
Het hof zal de bijzondere curator verzoeken om het verslag vóór 1 november 2022 aan het hof te doen toekomen en partijen en belanghebbenden zullen in de gelegenheid worden gesteld om binnen twee weken na toezending van dit verslag door de griffier schriftelijk hun reactie op het verslag te geven, waarna de zaak op een nader te bepalen wijze zal worden voorgezet.
12.12.
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan tot
pro forma 15 november 2022.

13.De beslissing

Het hof:
op het principaal en (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep:
in de zaak met zaaknummer 200.260.728/01 en in de zaak met zaaknummer 200.260.903/01
benoemt tot bijzondere curator over [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2009:
Mr. Drs. A.M. Beijersbergen-van Bosveld Heinsius,
werkzaam bij O2 Mediation te Utrecht,
[adres] ,
[postcode] Utrecht ,
telefoonnummer: [telefoonnummer]
e-mail: [e-mail]
om in deze procedure de belangen van [minderjarige] te behartigen met de taakomschrijving zoals hiervoor onder 12.6 en 12.7. beschreven;
draagt de bijzondere curator op verslag uit te brengen vóór 1 november 2022, althans vóór deze datum het hof schriftelijk te berichten over de voortgang van haar werkzaamheden;
bepaalt dat de griffier van dit hof:
  • er voor zorgdraagt dat de bijzondere curator de beschikking krijgt over de actuele adresgegevens van alle betrokkenen;
  • er voor zorgdraagt dat de bijzondere curator de beschikking krijgt over alle processtukken die zich in het dossier bevinden;
  • een afschrift van het rapport van de bijzondere curator te zijner tijd aan partijen en belanghebbenden zal toezenden;
bepaalt dat partijen en belanghebbenden tot uiterlijk twee weken na toezending van het verslag van de bijzondere curator hierop schriftelijk aan het adres van het hof kunnen reageren;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt in afwachting van het verslag van de bijzondere curator iedere verdere beslissing aan tot
pro forma 15 november 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, J.C.E. Ackermans-Wijn, H. van Winkel en is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.