In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2006. De vader, wonende in Duitsland, heeft in hoger beroep verzocht om de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige af te wijzen. De minderjarige stond sinds 21 januari 2019 onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) vanwege een destructief en onveilig conflictenpatroon tussen de ouders. De vader stelt dat de minderjarige sinds mei 2021 bij hem woont en dat er geen ontwikkelingsbedreiging meer is. De GI daarentegen betoogt dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de minderjarige nog steeds in Nederland woont en naar school gaat.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juni 2022 zijn de vader en de GI gehoord, maar de moeder en de raad voor de kinderbescherming zijn niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de situatie van de minderjarige is verbeterd en dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreigingen meer zijn. De vader heeft de GI steeds meegewerkt, maar er was weinig resultaat. Het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling niet langer gerechtvaardigd is en heeft de bestreden beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd. De ondertoezichtstelling wordt beëindigd met ingang van 7 juli 2022, de datum van de uitspraak.
Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing is openbaar uitgesproken op 7 juli 2022.