In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 oktober 2021. De moeder verzoekt om vervangende toestemming voor de verhuizing van haar kinderen, [minderjarige 3] en [minderjarige 4], naar [plaats 1] en om hun hoofdverblijf bij haar vast te stellen. De vader verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt om bekrachtiging van de eerdere beschikking. De Raad voor de Kinderbescherming is ook betrokken in deze procedure. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder haar verzoek heeft verduidelijkt en zich richt op de hoofdverblijfplaats van de kinderen en hun inschrijving op een basisschool in [plaats 1]. Het hof overweegt dat de moeder niet heeft aangetoond dat er een noodzaak is voor de verhuizing. De belangen van de kinderen, die al geworteld zijn in hun huidige omgeving, wegen zwaarder dan de wensen van de moeder. Het hof concludeert dat de huidige situatie in het belang van de kinderen is en wijst het verzoek van de moeder af. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en de proceskosten worden gecompenseerd.