Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
- is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde onder 3;
- is de verdachte veroordeeld voor leidinggeven aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van aan softdrugs gerelateerde misdrijven (feit 1 primair) en het meermalen medeplegen van diefstal door middel van verbreking (feit 2) tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
- dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 1 primair partieel nietig dient te worden verklaard, daar gelet op het tenlastegelegde ‘feitelijk’ leidinggeven aan een criminele organisatie de tenlastelegging hinkt op meer strafbepalingen en onduidelijk en verwarrend is tegen welke deelnemingsvorm de verdachte zich dient te verdedigen;
- subsidiair dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het leidinggeven aan een criminele organisatie;
- dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de gedragingen zoals deze zijn opgenomen in de tenlastelegging onder feit 1 primair als verfeitelijking van de deelneming aan een criminele organisatie;
- dat hooguit het ‘kale’ deelnemen aan een criminele organisatie kan worden bewezenverklaard;
- dat de verdachte van het medeplegen van alle verwijten onder 1 subsidiair dient te worden vrijgesproken;
- dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken van het onder 2 en 3 tenlastegelegde;
- dat aan de verdachte voor het ‘kale’ deelnemen aan een criminele organisatie zal worden opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform het reeds ondergane voorarrest met daarbij eventueel een -al dan niet- maximale taakstraf en/of een voorwaardelijke gevangenisstraf.
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen maart 2014 tot en met 9 oktober 2015 te Eindhoven en/of te Nuenen en/of te 's-Hertogenbosch, in elk geval in het arrondissement Oost-Brabant, en/of te Oirsbeek, in elk geval in het arrondissement Limburg, althans in Nederland, feitelijk leiding heeft gegeven aan een organisatie en/of heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en/of een of meer anderen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet, te weten het in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B gegeven verbod, te weten het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, en/of
hij in de periode gelegen tussen maart 2014 tot en met 9 oktober 2015 te Eindhoven en/of Nuenen en/of 's-Hertogenbosch, in elk geval in het arrondissement Oost-Brabant, en/of te Oirsbeek, in elk geval in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (meermalen) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het artikel 3a, vijfde lid, van die wet:
2.
hij in of omstreeks de periode van 16 juni 2014 tot en met 9 oktober 2015 te Eindhoven en/of te 's-Hertogenbosch en/of te Oirsbeek tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 6 oktober 2015 te Eindhoven, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en), te weten 25.199,91 Euro, in elk geval enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat dat/die geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
feitelijkleidinggeven aan een criminele organisatie strafbaar is gesteld, maar het als leider deelnemen aan zo’n organisatie. Het begrip heeft een zelfstandige betekenis, die niet hoeft samen te vallen met het begrip feitelijk leidinggeven van het oude artikel 51, tweede lid, Sr. Het hof is echter van oordeel dat, mede tegen de achtergrond van het dossier, het de onmiskenbare bedoeling van de steller van de tenlastelegging is geweest om de verdachte onder 1 primair (onder meer) het verwijt te maken dat hij heeft leiding gegeven aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet. Tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak ter terechtzitting in hoger beroep is het hof ook geenszins gebleken dat het voor verdachte niet duidelijk is geweest waartegen hij zich heeft te verdedigen.
hij in de periode gelegen tussen maart 2014 tot en met 9 oktober 2015 in het arrondissement Oost-Brabant en te Oirsbeek leiding heeft gegeven aan een organisatie, bestaande uit verdachte en anderen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet, te weten het in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B gegeven verbod, te weten het telen, bewerken, verkopen, afleveren of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in de periode van 16 juni 2014 tot en met 9 oktober 2015 te Eindhoven en te
3.
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 6 oktober 2015 in Nederland een voorwerp, te weten een geldbedrag, te weten 25.199,91 Euro, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
T.a.v. feit 1
T.a.v. feit 2
T.a.v. feit 3
Ik heb geld geleend bij vrienden en familie. Ik wil de namen van deze vrienden en familie nu niet noemen’(p. 193 van zaaksdossier ‘Witwassen’). Het hof stelt in de eerste plaats vast dat de verdachte de namen van bedoelde familieleden nadien nimmer heeft genoemd, ook niet nadat hem daartoe ter zitting in hoger beroep de gelegenheid is gegeven. Het was aan verdachte om over deze leningen voldoende informatie te verschaffen zodat dit gecontroleerd zou kunnen worden. Nu deze informatie ontbreekt acht het hof deze leningen onaannemelijk en gaat het hieraan voorbij.
Heel dit bedrag is opgegaan aan gokken en daar heb ik niets meer van over’. Van belang hierbij is nog dat dit bedrag door [medeverdachte 2] spontaan is genoemd op de vraag van de politie of hij ooit een schenking had gehad, en dus zonder enige suggestie dat dit geld van misdrijf afkomstig was.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
17 (zeventien) maanden.