In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in Roemenië en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden voor vijf diefstallen in vereniging. De rechtbank had ook een vordering van de benadeelde partij toegewezen. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, met name de opgelegde straf. Het hof oordeelde dat er in dit geval geen sprake was van mobiel banditisme, zoals de rechtbank had vastgesteld, en dat de omstandigheden van de zaak wezen op een minder ernstige vorm van criminaliteit. Het hof heeft de gevangenisstraf verlaagd naar 2 maanden, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geen aanleiding gezien om de straf verder te matigen. Daarnaast heeft het hof de schadevergoedingsmaatregel bevestigd, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 10,00 aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.