In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep over de begroting van schade als gevolg van de schending van het voorkeursrecht van koop door een huurder van een bedrijfsruimte. De zaak is een vervolg op eerdere arresten en betreft een geschil tussen de appellante en de geïntimeerde, waarbij de appellante de huurder is die in 2014 de mogelijkheid heeft ontnomen aan de geïntimeerde om de bedrijfsruimte te kopen voor € 520.000,-. Het hof heeft een deskundige benoemd om de schade te begroten die de geïntimeerde heeft geleden door deze schending. De deskundige heeft de schade vastgesteld op € 429.085,-, een bedrag dat door het hof is overgenomen. De geïntimeerde heeft ook wettelijke rente gevorderd, welke door het hof is toegewezen vanaf 14 juli 2014. Daarnaast heeft de geïntimeerde buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, maar deze zijn afgewezen omdat niet voldoende onderbouwd was dat deze kosten zijn gemaakt. De proceskosten zijn toegewezen aan de zijde van de geïntimeerde, aangezien de appellante grotendeels in het ongelijk is gesteld. Het hof heeft het tussenvonnis van de kantonrechter vernietigd en de vordering van de geïntimeerde toegewezen tot het bedrag van € 429.085,-, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.