In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het wederrechtelijk binnendringen in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, waarvoor hij een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week en een maatregel tot beperking van de vrijheid had opgelegd gekregen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, behalve wat betreft de opgelegde straf. Het hof heeft echter geoordeeld dat de bewijsvoering van de eerste rechter niet voldeed aan de eisen van het motiveringsvoorschrift van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft de bewijsvoering in haar geheel vervangen en vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk het lokaal is binnengedrongen, ondanks het opgelegde lokaalverbod door de gemeente.
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken op grond van psychische overmacht, maar het hof heeft dit verweer verworpen. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit en heeft de opgelegde straf herzien. Het hof heeft het vonnis van de eerste rechter vernietigd ten aanzien van de straf en de maatregel, en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één week. Het vonnis is voor het overige bevestigd.