ECLI:NL:GHSHE:2022:2152

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
20-002154-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis rechtbank inzake lokaalvredebreuk zonder straf of maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder schuldig verklaard aan lokaalvredebreuk, maar er werd geen straf of maatregel opgelegd. De verdachte had zich wederrechtelijk in een besloten lokaal bevonden en weigerde op vordering van de rechthebbende het pand te verlaten. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, maar met een veroordeling tot een gevangenisstraf van één week. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit psychische overmacht en dat hij niet in staat was om weerstand te bieden aan de druk die op hem werd uitgeoefend.

Het hof heeft de argumenten van de verdediging overwogen en geconcludeerd dat de verdachte weloverwogen heeft gehandeld. De omstandigheden die de verdachte aanvoerde, zoals zijn medische situatie en de coronamaatregelen, werden niet als voldoende geacht om het beroep op psychische overmacht te honoreren. Het hof oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs had moeten meewerken aan de ontzegging van toegang tot het pand en dat zijn keuze om niet te vertrekken niet voortkwam uit een van buiten komende drang. Het hof heeft het beroep op psychische overmacht verworpen en de verdachte strafbaar geacht voor het bewezenverklaarde feit.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bevestigd, waarbij de verdachte geen straf of maatregel werd opgelegd. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de rechter om zorgvuldig te onderzoeken of aan de voorwaarden voor psychische overmacht is voldaan, en dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging moeten worden genomen, maar niet altijd leiden tot ontslag van rechtsvervolging.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002154-20
Uitspraak : 1 juli 2022
TEGENSPRAAK (Sv 279)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 24 september 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-164852-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte ter zake van ‘Wederrechtelijk in het besloten lokaal vertoevende zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijderen’ met toepassing van het bepaalde bij artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen behoudens ten aanzien van de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en te dien aanzien opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
De verdediging heeft:
  • zich met betrekking tot de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van het hof;
  • bepleit dat de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij heeft gehandeld in een situatie van psychische overmacht;
  • subsidiair bepleit dat aan de verdachte met toepassing van het bepaalde bij artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de redengeving waarop dit berust, onder aanvulling van de hierna opgenomen overweging met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte.
Strafbaarheid van verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de verdachte betoogd dat hij ter zake van het bewezen verklaarde moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij heeft gehandeld in een situatie van psychische overmacht. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat de verdachte heeft gehandeld onder invloed van een van buiten komende drang waaraan hij redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet hoefde te bieden, en
- indien het hof zou oordelen dat de verdachte wel de mogelijkheid had om anders te kunnen handelen - dit door bijzondere omstandigheden ook niet van hem mocht worden gevergd.
Het hof overweegt als volgt.
Voorop gesteld wordt dat indien een beroep op psychische overmacht is gedaan, de rechter op grond van dat verweer zal moeten onderzoeken of de voorwaarden voor aanvaarding van psychische overmacht zijn vervuld. Die houden in dat sprake moet zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Deze drang moet acuut zijn en voor de dader onder omstandigheden exceptioneel en onweerstaanbaar. De omstandigheid dat de verdachte zich heeft gebracht in de situatie waarin die drang op hem is uitgeoefend, kan onder omstandigheden aan het slagen van het beroep op psychische overmacht in de weg staan. Geen rechtsregel staat er aan in de weg de persoonlijkheid van de verdachte te betrekken bij de beantwoording van de vraag of die verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden aan de ten verwere aangevoerde drang.
Uit de inhoud van het procesdossier komt de volgende gang van zaken naar voren.
De verdachte maakte in de periode van (ongeveer) 10 tot 24 juni 2020 gebruik van een kamer in de tijdelijke nachtopvang gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven.
Op 24 juni 2020, om 11.30 uur, verliep de verblijfstermijn van verdachte, waarna hem namens de rechthebbende de toegang tot genoemd pand werd ontzegd en hem een nieuwe verblijfplaats werd toegezegd bij [opvangcentrum 1] in Eindhoven. Aan de verdachte werd vervolgens tot driemaal gevorderd dat hij het pand aan de [adres 2] moest verlaten, hetgeen hij weigerde.
De verdachte heeft omtrent deze gang van zaken verklaard -zakelijk weergegeven- dat hij naar zijn mening, mede gelet op zijn medische situatie, bij ’ [opvangcentrum 1] in Eindhoven niet de faciliteiten kan krijgen die hij nodig heeft, zoals een aparte slaapkamer en badkamer, dat hij zijn leven daar niet zeker is, dat bij ’ [opvangcentrum 1] mensen verblijven die niet zo hygiënisch zijn, zoals junks en dergelijke, en dat hij daarom terug wil naar de nachtopvang aan de [adres 2] .
Uit deze verklaring van de verdachte leidt het hof af dat zijn keuze om geen gevolg te geven aan de ontzegging van de toegang tot het pand aan de [adres 2] te Eindhoven, kennelijk niet werd ingegeven door een van buiten komende drang, maar dat sprake is geweest van een weloverwogen en bewuste keuze door verdachte, gemaakt na een bewuste inschatting en afweging van zijn eigen belangen. Onder die omstandigheden acht het hof in het onderhavige geval niet aannemelijk dat sprake was van zodanige acute en exceptionele omstandigheden en dus van een van buiten komende drang dat verdachte daaraan redelijkerwijs geen weerstand kon en behoefde te bieden. Van verdachte kon onder voormelde omstandigheden naar het oordeel van het hof redelijkerwijs worden verwacht dat hij zijn medewerking zou verlenen aan de ontzegging van (verdere) toegang tot het pand aan [adres 2] te Eindhoven en dat hij op de vordering vanwege de rechthebbende het pand aanstonds zou verlaten.
Op geen enkele wijze is aannemelijk geworden dat het bewezen verklaarde handelen van verdachte hem niet verweten zou kunnen worden. De door de verdediging naar voren gebrachte omstandigheden doen daaraan niet af.
Bijgevolg wordt het verweer verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het bewezenverklaarde.
Aanvulling strafmotivering naar aanleiding van uitdrukkelijk onderbouwd standpunt van de advocaat-generaal
Anders dan de advocaat-generaal en met de rechtbank is het hof van oordeel dat gelet op de medische situatie en de coronatijd toepassing van artikel 9a Sr aan de orde is.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. B. Stapert en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 1 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.