ECLI:NL:GHSHE:2022:2148

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
20-001686-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van diefstal door middel van braak in kledingwinkel te Sint-Oedenrode

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vrijspraak van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van diefstal door middel van braak in een kledingwinkel te Sint-Oedenrode op 10 december 2018. De politierechter sprak de verdachte vrij, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een gevangenisstraf van 9 maanden voor de verdachte. De verdediging pleitte voor bevestiging van de vrijspraak.

Het hof heeft de zaak onderzocht en kwam tot de conclusie dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De verdachte was betrokken bij een ramkraak waarbij diverse kledingstukken zijn weggenomen. Het hof baseerde zijn oordeel op het DNA-spoor dat op een bivakmuts werd aangetroffen, die tijdens de inbraak in de winkel werd gebruikt. De verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen en geen verklaring gegeven over zijn betrokkenheid. Het hof oordeelde dat de verdachte, gezien de omstandigheden en het bewijs, wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstal.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet betwist, en het hof legde een gevangenisstraf van 9 maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan de diefstal, met een gevangenisstraf als sanctie.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001686-20
Uitspraak : 25 januari 2022
TEGENSPRAAK
(art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 28 juli 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-044119-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal door middel van braak en/of verbreking.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof het vonnis van de politierechter, waarbij verdachte van het ten laste gelegde werd vrijgesproken, zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 december 2018 te Sint-Oedenrode, gemeente Meierijstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een winkelpand aan de [adres 2] , diverse kledingstukken, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen kleding onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 december 2018 te Sint-Oedenrode, gemeente Meierijstad, tezamen en in vereniging met een ander uit een winkelpand aan de [adres 2] , diverse kledingstukken toebehorende aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen kleding onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De politierechter heeft verdachte van het ten laste gelegde vrijgesproken en daartoe overwogen dat de verdenking jegens verdachte is gebaseerd op een DNA-spoor op een bivakmuts maar dit een verplaatsbaar voorwerp is en er voor het overige geen aanwijzingen zijn jegens verdachte voor betrokkenheid bij de ten laste gelegde diefstal.
De verdediging heeft zich achter dit oordeel van de politierechter geschaard.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op maandag 10 december 2018 omstreeks 04.21 uur vond een diefstal door middel van
braak (ramkraak) in kledingwinkel [benadeelde] aan de [adres 2] te Sint-Oedenrode plaats. Van deze diefstal werd op 10 december 2018 door [gemachtigde benadeelde] namens [benadeelde] aangifte gedaan. Met een personenauto, een Audi A3, was de ruit van de winkel verbroken. Deze personenauto bleef in/bij de winkel achter. De personenauto was voorzien van een Pools kenteken, terwijl bij controle bleek dat het een Nederlandse personenauto betrof die op 15 oktober 2018 in Kerkdriel was weggenomen.
Achter de kapotte etalageruit werd een bivakmuts aangetroffen in de etalage. Achter de etalage op een schap bevonden zich schoensporen. Achterin de winkel stond een grote tas, welke niet van de eigenaar was.
Camera’s in de winkel hebben de inbraak geregistreerd. Op de camerabeelden is waargenomen dat een persoon met een bivakmuts op en handschoenen aan, kleding uit een rek pakt. Verder is waargenomen dat een andere persoon in de winkel met versnelde pas naar die eerste persoon (met bivakmuts) loopt voordat de winkel zich vult met rook en op de beelden verder niets meer is te zien.
Door getuige [getuige] wordt gezien dat voor de winkel – die inmiddels geheel met rook was gevuld – een personenauto met draaiende motor stond met een man achter het stuur. Nadat deze man iets in een vreemde taal had geroepen, zag deze getuige dat vanuit de voorzijde van het winkelpand een persoon kwam rennen die aan de bijrijderskant van de auto instapte waarna de auto wegreed. De persoon die uit de winkel kwam rennen, droeg geen bivakmuts.
Bij onderzoek aan de bivakmuts (binnen- en buitenzijde ter hoogte van de mond) wordt DNA van verdachte aangetroffen en wordt vastgesteld dat de kans dat dit DNA aan een ander dan verdachte toebehoort, kleiner dan 1 op 1 miljard is. Op het hengsel van de tas is een mengprofiel aangetroffen dat niet geschikt was voor vergelijkend DNA-onderzoek. Op de bivakmuts zaten witte vezels.
Verdachte heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Geconfronteerd met de onderzoeksbevindingen aangaande de bivakmuts, heeft verdachte verklaard dat hij deze bivakmuts wel een keer gedragen zal hebben maar dat hij niet weet hoe die muts – na de inbraak – achter de ingereden winkelruit kan zijn terechtgekomen maar dat hij daarvoor nog wel met een verklaring zal komen.
Het hof stelt vast dat de verdachte nadien geen verklaring meer heeft afgelegd, en dat de verdachte in eerste aanleg noch ter zitting in hoger beroep is verschenen.
Het hof leidt uit het vorenstaande af dat bij de inbraak (ten minste) twee personen zijn betrokken. Gelet op het feit dat de bivakmuts direct na de inbraak en áchter de kapotte etalageruit werd aangetroffen acht het hof het onwaarschijnlijk dat de bivakmuts op en ander moment dan op het moment van de inbraak in de winkel is terecht gekomen. Op de bivakmuts zaten witte vezels, terwijl op de foto daarvan te zien is dat deze is aangetroffen in de etalage, met daarin kunstsneeuw als kerstversiering. Vlak achter de etalageruit zijn op een schap schoensporen aangetroffen. Op de camerabeelden is te zien dat de dader die kleding uit een rek pakt een bivakmuts draagt.
Het hof concludeert aldus dat deze bivakmuts ten tijde van de inbraak is gedragen.
Op die bivakmuts wordt (enkel) een DNA-spoor van verdachte aangetroffen.
Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen en geen verklaring gegeven hoe zijn DNA op de bivakmuts terecht is gekomen, dan wel deze bivakmuts met zijn DNA in de winkel is terechtgekomen.
Hoewel de verdachte, die weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden op zichzelf niet tot het bewijs kan bijdragen, betrekt het hof in zijn bewijsoordeel dat de verdachte geen aannemelijke, de redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven. Hiermee is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die de bivakmuts heeft gedragen en tezamen en in vereniging met een ander de ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd. Hieraan doet niet af dat verdachte volgens de verdediging niet helemaal past in het signalement dat de getuige [getuige] van de wegrennende man heeft gegeven, zoals door de raadsman is betoogd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.
Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan een ramkraak. Daarbij werd een onbekende hoeveelheid (dure) kleding weggenomen.
Gelet op de oriëntatiepunten van het landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, geldt als oriëntatiepunt voor de op te leggen straf een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 2 november 2021, geeft blijk van meerdere onherroepelijke veroordelingen ter zake (bedrijfs)inbraken waarvoor verdachte (gedeeltelijk voorwaardelijke) gevangenisstraffen opgelegd heeft gekregen. Deze veroordelingen hebben verdachte er blijkbaar niet van weerhouden wederom de fout in te gaan. Anderzijds zal het hof deze veroordelingen niet in strafverzwarende zin meewegen, nu deze dateren uit 2013 en 2014 en verdachte, terwijl hij deze feiten pleegde, deels minderjarig was. In de straftoemeting houdt het hof wel rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
In een mailbericht van 28 juli 2020 heeft de reclassering ten behoeve van de zitting in eerste aanleg een update gegeven betreffende het toezicht van verdachte in het kader van een voorwaardelijke veroordeling. Betrokkene hield zich niet aan de afspraken waardoor de ambulante hulpverlening in februari 2020 is beëindigd. Verdachte is er niet in geslaagd om werk te vinden en te behouden. Daarbij heeft hij nog altijd geen uitkering.
De verdediging heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven dat dit toezicht inmiddels is gestopt en dat de omstandigheden niet veel anders zijn dan in genoemd mailbericht weergegeven. Verdachte heeft nog steeds geen werk en geen uitkering. Naar het oordeel van het hof vormen deze mededelingen reden tot zorg.
Gelet op het voorgaande, acht het hof, mede gelet op de ouderdom van het feit, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de
penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. C.A. van Roosmalen, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. S. Taalman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. van der Meijs, griffier,
en op 25 januari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.