ECLI:NL:GHSHE:2022:2147

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
20-002668-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling van de verdachte voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit. De verdachte werd eerder door de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. De politierechter had geoordeeld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit in een loods in Westdorpe. De verdediging stelde in hoger beroep dat er sprake was van schending van artikel 6 EVRM, omdat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard wegens gebrekkig onderzoek. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces. Het hof heeft de bewijsvoering beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op 13 juni 2019 in de loods 1272 hennepplanten had geteeld en elektriciteit had gestolen. De verdachte was de enige huurder van de loods en had de sleutel, waardoor hij verantwoordelijk werd gehouden voor de activiteiten in de loods. Het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, evenals de schadevergoeding aan de benadeelde partij, [bedrijf 1].

Uitspraak

Parketnummer : 20-002668-20
Uitspraak : 18 januari 2022
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 2 december 2020 in de strafzaak met parketnummer 02-157554-20, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats/land] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (feit 1) en - kort gezegd - diefstal in verenging door middel van verbreking (feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Daarnaast heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] . geheel toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2019 tot aan de dag der algehele vergoeding, en de verdachte veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat sprake is van schending van artikel 6 EVRM en bepleit dat het Openbaar Ministerie dientengevolge niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging vrijspraak bepleit en het hof verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primairhij op of omstreeks 13 juni 2019 te Westdorpe, gemeente Terneuzen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand/schuur aan de [adres 2] ongeveer 1272 hennepplanten (verdeeld over 3 ruimten met daarin respectievelijk 360 en/of 340 en/of 572 hennepplanten), althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
1. subsidiaireen of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 13 juni 2019 te Westdorpe, gemeente Terneuzen, althans in Nederland, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand/schuur aan de [adres 2] ongeveer 1272 hennepplanten (verdeeld over 3 ruimten met daarin respectievelijk 360 en/of 340 en/of 572 hennepplanten), althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 13 juni 2019 te Westdorpe, gemeente Terneuzen, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2. primairhij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2018 tot en met 13 juni 2019 te Westdorpe, gemeente Terneuzen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] ., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2. subsidiaireen of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 26 oktober 2018 tot en met 13 juni 2019 te Westdorpe, gemeente Terneuzen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of zijn/hun mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] ., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of zijn/hun mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 26 oktober 2018 tot en met 13 juni 2019 te Westdorpe, gemeente Terneuzen, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven persoon/personen het pand/de schuur (gelegen aan de [adres 2] voor de teelt/het kweken van hennepplanten en/of de diefstal van elektriciteit ter beschikking te stellen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard nu het onmogelijk is gebleken om tegenonderzoek te laten doen, hetgeen een eerlijke procesvoering in de weg staat. Daartoe is - op gronden zoals verwoord in de pleitnota - het navolgende aangevoerd. Als gevolg van gebrekkig onderzoek konden bepaalde handelingen niet meer plaatsvinden Zo blijken de camerabeelden niet meer voorhanden en is er met betrekking tot de in beslag genomen “hennep” geen referentiemateriaal veiliggesteld. Een (indicatieve) test of tegenonderzoek is niet meer mogelijk omdat al het te onderzoeken materiaal is vernietigd. Omdat door dit verzuim geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet, en maakt dat de verdediging zich niet adequaat kan verdedigen, is dit in strijd met artikel 6 EVRM en dient zulks te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Het hof overweegt als volgt.
De Hoge Raad heeft in bestendige jurisprudentie uitgemaakt dat niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging, als voorzien in art. 359a Sv, slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking komt. Daarvoor is alleen plaats ingeval het in het voorbereidend onderzoek begane vormverzuim daarin bestaat dat door met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van art. 6 EVRM. Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces, die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Daarbij moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat in de bewoordingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EHRM): ‘the proceedings as a whole were not fair’. [1]
De onmogelijkheid van tegenonderzoek kan aan een eerlijke procesvoering in de weg staan en is afhankelijk van de omstandigheden van de betreffende zaak waarbij kan worden gedacht aan (1) de gronden waarop de wens van de verdediging tot het doen verrichten van een tegenonderzoek steunt en (2) het belang van het gewenste tegenonderzoek in het licht van de aanwezigheid van ander bewijsmateriaal dan wel de overtuigende kracht die pleegt te worden toegekend aan het bestreden onderzoeksresultaat. De verdediging stelt zich voor wat betreft het onder 1 genoemde op het standpunt dat de vaststelling dat het om hennep gaat op één waarneming van verbalisant [verbalisant 1] is gebaseerd en er geen andere indicatoren zijn waaruit kan worden afgeleid dat het om hennep gaat. Ten aanzien van het onder 2 vermelde stelt de verdediging dat er slechts enkele onduidelijke foto’s zijn. Dat is als ander materiaal ontoereikend, nu feitelijk een plantensoort daarop niet kan worden vastgesteld, aldus de verdediging. Eventuele getuigenverklaringen dat het om hennep zou gaan ontbreken.
Het hof overweegt dienaangaande het navolgende.
Naar aanleiding van een melding d.d. 24 mei 2019 en een zogenaamde blokmeting die plaatsvond gedurende de periode van 3 juni 2019 tot 13 juni 2019 is op 13 juni 2019 een loods betreden op het adres [adres 2] te Westdorpe, waar een hennepkwekerij werd aangetroffen. Uit de blokmeting kwam een elektriciteitsverbruik voor dit adres naar voren dat paste bij inwerking zijnde hennepplantages. In de diverse ruimten in te loods, te weten in 3 kweekruimten, zijn 360 respectievelijk 340 en 572 derhalve in totaal 1272 planten, assimilatielampen met transformators, koolstoffilters, ventilatoren, kachels, temperatuur ventilatie-regelaars, aan- en afzuiginstallatie en vaten met bestrijdingsmiddelen aangetroffen, dossier pagina 3 t/m 7. Door verbalisant [verbalisant 1] is op basis van zijn deskundigheid gelet op de uiterlijk kenmerken, kleur, vorm en geur van de planten geconstateerd dat sprake is van hennepplanten. Van het aantreffen van de kwekerij is proces-verbaal opgemaakt met daarbij behorende foto’s van de situatie ter plaatse. De kwekerij met planten is geruimd en vervolgens zijn de planten vernietigd.
Gelet op bovenstaande zijn, naast de waarneming van de verbalisant, meerdere indicatoren aanwezig die duiden op de aanwezigheid van hennep. Voorts ziet het hof geen reden om te twijfelen aan de waarneming van de verbalisant nu zijn proces-verbaal op ambtseed en in de wettelijke vorm is opgemaakt. Te meer niet nu verbalisant [verbalisant 1] taak accenthouder hennep(kwekerijen) is en hij meerdere hennepkwekerijen per jaar ontmantelt waardoor hij ervaring en kennis heeft opgedaan omtrent hennepkwekerijen. Bovendien heeft [verbalisant 1] daarnaast tevens de cursus taak accenthouder hennep met goed gevolg afgerond.
Naar het oordeel van het hof, gelet op het vorenstaande, levert de vernietiging van de planten waardoor geen onderzoek naar hennep of eventuele andere planten kan worden gedaan an sich geen schending op en leidt de omstandigheid dat geen materiaal meer aanwezig is evenmin tot schending van artikel 6 EVRM. Er is bovendien geen verplichting om materiaal te bewaren.
De enkele omstandigheid dat camerabeelden niet meer voorhanden zijn is onzorgvuldig maar levert geen schending op van artikel 6 EVRM en leidt niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Te meer niet nu de foto’s van de aangetroffen hennepplanten zich in het dossier bevinden en naar het oordeel van het hof voldoende onderscheidend zijn.
Concluderend is het hof - anders dan de verdediging - van oordeel dat geen sprake is van schending van artikel 6 EVRM, zodat dit verweer wordt verworpen.
Het openbaar ministerie is mitsdien ontvankelijk in de vervolging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op 13 juni 2019 te Westdorpe, gemeente Terneuzen, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft geteeld (in een pand/schuur aan de [adres 2] ongeveer 1272 hennepplanten (verdeeld over 3 ruimten met daarin respectievelijk 360 en 340 en 572 hennepplanten), zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.hij in de periode van 26 oktober 2018 tot en met 13 juni 2019 te Westdorpe, gemeente Terneuzen, een hoeveelheid elektriciteit in elk geval enig goed, dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] ., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [2]
1.
Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 21 juli 2019 met bijlagen (dossierpagina’s 3-7), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(dossierpagina 3)
Naar aanleiding van een onderzoek werd op donderdag 13 juni 2019 omstreeks 14.30 uur ter opsporing en inbeslagneming op grond van artikel 9, lid 1 onder b, van de Opiumwet en artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering, binnengetreden in een pand aan de [adres 2] Westdorpe, binnen de gemeente Terneuzen. Volgens het GBA staat niemand daar ingeschreven.
(dossierpagina 4)
Het pand betreft een bedrijfspand, namelijk een schuur.
Kweekruimte 1:
Na het binnentreden zag ik het volgende:
Kweekruimte was ongeveer 32 m2 groot.
Er waren 360 hennepplanten aanwezig, 28 assimilatielampen met aan elke assimilatielamp vast een transformator, 3 koolstoffilters, 8 ventilatoren, 2 kachels, 1 temperatuur ventilatie regelaar. Voor kweekruimte een was een houten ruimte gebouwd met daarin een 1000 liter vat, met daarin een dompelpomp en een rek met daarop verschillende bestrijdingsmiddelen bestemd voor kweekruimte een.
In totaal stonden er 360 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 68 cm. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Kweekruimte 2:
Na het binnentreden zag ik het volgende:
Kweekruimte 2 was ongeveer 32 m2 groot. Er waren 340 hennepplanten aanwezig, 28 assimilatielampen met aan elke assimilatielamp vast een transformator, 3 koolstoffilters, 8 ventilatoren, 2 kachels, 1 temperatuur ventilatieregelaar. Voor kweekruimte twee was een houten ruimte gebouwd met daarin een 1000 liter
vat, met daarin een dompelpomp en een rek met daarop verschillende bestrijdingsmiddelen bestemd voor kweekruimte twee. In totaal stonden er 340 hennepplanten. De gemiddelde hoogte was ongeveer 81 cm. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Kweekruimte 3:
Na het binnentreden zag ik het volgende:
Kweekruimte drie was ongeveer 46 m2 groot. In de kweekruimte waren 572 hennepplanten aanwezig, 42 assimilatielampen met aan elke assimilatielamp vast een transformator, 3 koolstoffilters, 7 ventilatoren, 2 kachels, 1 temperatuur ventilatie regelaar. Voor kweekruimte drie was een houten ruimte gebouwd met daarin een 1000 liter vat, met daarin een dompelpomp en een rek met daarop verschillende bestrijdingsmiddelen bestemd voor kweekruimte drie. In totaal stonden er 572 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 86 cm. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
(dossierpagina 5)
Ik, verbalisant, constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en
vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten
betroffen.
Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.
2.
De eigen waarneming van het hof, gedaan ter terechtzitting van 4 januari 2022, van de bij het dossier gevoegde fotomap van de aangetroffen planten en voorwerpen/goederen, die als bijlage (los opgenomen) bij het zojuist genoemde proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij is gevoegd inhoudende:
Het hof neemt op de foto’s van de planten waar dat de foto’s helder zijn, de planten duidelijk zichtbaar zijn en de foto’s voldoende onderscheidend. Ook heeft het hof waargenomen dat op een aantal foto’s de gebundelde snoeren/kabels zeer zichtbaar zijn.
3.
Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL2000-2019119631-27 van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District Zeeland, Basisteam Zeeuws-Vlaanderen, opgemaakt in de wettelijke vorm d.d. 20 november 2020, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] (los opgenomen):
Op 13 juni 2019 heb ik een hennepkwekerij ontmanteld aan de [adres 2] te Westdorpe. Ik ben taak accenthouder hennep(kwekerijen) en ontmantel meerdere hennepkwekerijen per jaar. Door meerdere hennepkwekerijen te ontmantelen heb ik ervaring en kennis opgedaan. In mei 2018 heb ik de cursus taak Accenthouder met goed gevolg afgelegd. Door de ervaring en kennis constateerde ik aan de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur, vorm en daarnaast de herkenbare geur dat de aangetroffen hennepplanten op het adres [adres 2] te Westdorpe ook daadwerkelijk hennepplanten waren. Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld
in artikel 11 van de Opiumwet.
4.
Een proces van aangifte d.d. 21 juli 2019 met bijlagen (dossierpagina’s 9-23), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [gemachtigde bedrijf 1] namens het slachtoffer [bedrijf 1] .:
(dossierpagina 9)
Plaats delict: [adres 2] Westdorpe binnen de gemeente Terneuzen Pleegdatum: Tussen vrijdag 26 oktober 2018 en donderdag 13 juni 2019.
Ik ben gemachtigd tot het doen van aangifte van diefstal energie na verbreking van de verzekering.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
(dossierpagina
11)
Datum inval: 13 juni 2019.
Pleegadres: [adres 2] Westdorpe
[bedrijf 1] . heeft met een persoon genaamd [verdachte] een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar bovengenoemd perceel. Deze overeenkomst loopt sinds 26 oktober 2018.
Op verzoek van politieambtenaar [verbalisant 1] is op 13 juni 2019 door een specialist van de serviceprovider van [bedrijf 1] . een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting in bovengenoemd perceel
(dossierpagina 12)
Na het openen van de meterkast (
het hof begrijpt: op 13 juni 2019) zag de specialist dat er een illegale aansluiting was gemaakt op de bovenzijde van de zekering houders. Deze aansluitingen liepen buiten de elektriciteitsmeter om naar de kwekerij en voorzag de kwekerij van spanning. Het verbruik van de aanwezige kweekruimten werd op deze manier niet gemeten. Door een illegale verzwaarde aansluiting, is het mogelijk meer vermogen af te nemen dan dat contractueel overeengekomen is. Hierdoor werd schade en hinder veroorzaakt aan [bedrijf 1] , omdat de juiste tarievenregeling niet juist kon worden toegepast. Contractueel was er een aansluiting van 3x50 Ampère, nu was er een aansluiting van 3x200 Ampère.
De schade bedraagt in totaal € 2.651,36.
5.
Een kennisgeving van inbeslagneming met bijlagen d.d. 14 juni 2019 (dossierpagina’s 28-48), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(dossierpagina 28)
Bij een hennepkwekerij aan de [adres 2] te Westdorpe werden meerdere rekeningen van [bedrijf 1] (
het hof begrijpt in combinatie met dossierpagina 30 dat de netbeheerder [bedrijf 1] is)aangetroffen op naam van [verdachte] .
Categorie omschrijving: Waardepapieren
Aantal/eenheid: 21 stuks
Bijzonderheden: betreft rekeningen van [bedrijf 1] op naam van [verdachte]
6.
Een proces-verbaal van getuige d.d. 27 mei 2019 (dossierpagina’s 66-69), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] , adres: [adres 3] Westdorpe:
(dossierpagina 66)
Opmerking verbalisant: Er zijn signalen bij ons binnengekomen over de loods naast uw woning aan de [adres 2] te Westdorpe. Wat kunt u vertellen over de loods?
Verklaring getuige: De loods hiernaast is van [eigenaar] geweest. De loods is ongeveer anderhalf a twee jaar geleden verkocht aan [getuige 2] Sinds een jaar is er een zogenaamde caravanhandel gevestigd in de loods hiernaast. Er komen verschillende mannen in de loods hiernaast. Een van die mannen is [verdachte] , hij wordt ' [bijnaam verdachte] ' genoemd. Dat weet ik omdat hij dat tegen mij verteld heeft. De andere mannen zijn broers en neven, dat zeggen ze.
Ik omschrijf de mannen: [verdachte] , wordt [bijnaam verdachte] genoemd (--),
(dossierpagina 67)
NN1 (--),
NN2 (--) komt altijd mee met [bijnaam verdachte] of NN1, rijdt nooit zelf,
NN3 (--) komt altijd op een motor, loopt altijd met helm op en in motorpak de loods in,
NN4 (--) reed met [bijnaam verdachte] mee, heb ik maar een (1) keer gezien.
[bijnaam verdachte] komt het meeste in de loods, NN1 komt ook regelmatig maar minder vaak dan [bijnaam verdachte] . NN2 rijdt altijd mee en bestuurt zelf nooit een voertuig. Op mijn adres kwam er post voor deze mannen. De post was gericht aan die ' [bijnaam verdachte] '. Zijn voorletter M stond er met een achternaam erbij. De achternaam zou ik echt niet meer weten. Deze post was van de Nuon (
het hof begrijpt gelet op de aangifte door [bedrijf 1] en de aangetroffen waardepapieren: [bedrijf 1]), kennelijk had men een energiecontract afgesloten. Ik heb deze post aan die [bijnaam verdachte] gegeven.
(dossierpagina 68)
Vervolgens heb ik het telefoonnummer van [bijnaam verdachte] gekregen, hij had dit opgeschreven en in de brievenbus bij mij gestopt. Dit zodat ik hem kan bellen mocht er eens wat zijn, het telefoonnummer is [telefoonnummer] . [bijnaam verdachte] heeft mij verteld dat ze in oude caravans handelen. Helemaal aan het begin, toen ze hier net zaten, stonden er vier oude caravans. Sinds de herfst heb ik geen activiteiten meer gezien met caravans of iets dergelijks. Er zijn nooit andere caravans gekomen.
Als [bijnaam verdachte] er is komt NN3 er ook wel eens. Deze motorrijder heb ik twee of drie keer gezien. Als hij komt is dat altijd een kwartier nadat [bijnaam verdachte] aangekomen is. [bijnaam verdachte] doet de deur dan open.
(dossierpagina 69)
Later kwam [bijnaam verdachte] erachter dat deze deur open stond, hij heeft toen direct andere
cilinders in deze deur gezet. Dit betreft dus de loopdeur aan de linkerzijde, zijde
van woning, van de loods.
7.
Een proces-verbaal van getuige met bijlage d.d. 10 december 2019 (dossierpagina’s 70-72), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
v: vraag
a: antwoord
o: opmerking verbalisant
(dossierpagina 70)
v: Wat kunt u vertellen over de loods aan de [adres 2] te Westdorpe?
a: Sinds een jaar of 20 koop ik panden om die particulier te verhuren.
(dossierpagina 71)
Ik heb rond 15 mei 2018 het pand gekocht. Vrij snel daarna diende er zich een huurder aan. Ik vroeg 1050 euro huur voor de loods. Op 5 juni 2018 is het huurcontract getekend. In 2018 ben ik nog twee keer binnen in de loods geweest en ik februari ben ik ook nog een keer binnen geweest. Eind maart 2019 ben ik weer naar de loods gegaan. Toen ik bij de loods aan kwam werd ik door een van de buren aangesproken dat ik niet naar binnen kon. Iemand had het slot van de zijdeur veranderd.
v: Aan wie heeft u de loods verhuurd?
a: [verdachte] .
(dossierpagina 73)
HUUROVEREENKOMST
Ondergetekende: Verhuurder: [getuige 2] , en Huurder: [verdachte] , [adres] komen het volgende overeen:
Artikel 1: Verhuurder verhuurt met ingang van 1/6/2018, aan de huurder, LOODS gelegen in de [adres 2] . In de huur van de loods is mede begrepen het gebruik van de voor en achter gelegen parking.
Artikel 2: Duur van de overeenkomst
De overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 3: Huurprijs en kosten
Huurder betaalt voor het gebruik van de in Artikel 1 genoemde loods, aan verhuurder een huurprijs van 1050 euro per maand.
(dossierpagina 74)
Artikel 9: Verplichting van de huurder
Huurder moet de loods als een goed huurder gebruiken. Huurder is ook gehouden om alle kosten, die voortkomen uit dagelijks gebruik, te dragen. Huurder zal niet zonder toestemming van de verhuurder de loods onderverhuren, weder verhuren of in gebruik afstaan. Huurder mag geen hinder en overlast aan omwonende veroorzaken. 6) Er mag geen hennep gekweekt worden in en rond de loods.
Aldus in tweevoud opgemaakt op 5-6-18 gelezen en goedgekeurd.
Handtekening verhuurder Handtekening huurders
8.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 3 februari 2020 (dossierpagina’s 81-85), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
(dossierpagina 82)
V: Wat is uw postadres?
A: [adres]
(dossierpagina 83)
V: Waar ben je goed in?
A: Ik ben vrij handig. Ik knutsel graag
A: Ik werk nu niet.
V: Wat zijn je inkomsten per maand?
A: Tussen de 600 en 800 euro. Ik heb schulden. Ik heb bewindvoering.
V: Wie is eigenaar of bewoner van het pand aan de [adres 2] in Westdorpe, waar wij de hennepkwekerij in hebben aangetroffen?
A: Ik was de huurder van het pand.
V: Wie hadden er nog meer toegang tot dit pand?
A: Alleen ik.
V: Hoe kan het dan dat er een kwekerij is aangetroffen?
A. Ik was bezig met het verkopen van de caravans. Ik had ondertussen wat problemen om rond te komen met de huur.
Bewijsoverwegingen
Algemene overwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bijzondere overwegingen
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep - zoals verwoord in de pleitnota - op het standpunt gesteld dat schending van artikel 6 EVRM een vormverzuim oplevert en dientengevolge bepleit dat de processen-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] worden uitgesloten van het bewijs. Nu het hof het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 2] niet bezigt voor het bewijs behoeft het verweer ten aanzien van dit proces-verbaal geen nadere bespreking.
Nu reeds onder het kopje ‘Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie’ is overwogen dat het hof van oordeel is dat geen sprake is van schending van artikel 6 EVRM en derhalve niet van een vormverzuim, zal het tot bewijsuitsluiting strekkende verweer worden verworpen.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zal worden vrijgesproken omdat niet kan worden vastgesteld dat het om hennepplanten gaat. Meer subsidiair is het enkele gegeven dat de verdachte huurder was en de elektra betaalde onvoldoende om te stellen dat de verdachte betrokkenheid had bij de kwekerij of de diefstal, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
De verdediging stelt dat geen enkele (goede) foto is gemaakt van hetgeen op donderdag 13 juni 2019 is aangetroffen bij de opsporing en inbeslagneming op grond van artikel 9, lid 1 onder b, van de Opiumwet op het adres [adres 2] , Westdorpe. Het hof heeft evenwel ter terechtzitting waargenomen dat de in de fotomap opgenomen foto’s (van o.a. de planten) helder en voldoende onderscheidend zijn.
Voor zover de verdediging zich op het standpunt heeft gesteld dat een veroordeling ter zake van het opzettelijk telen van hennep slechts mogelijk is in geval een (indicatieve) test is gedaan op basis waarvan is vastgesteld dat er daadwerkelijk sprake is van hennep, stelt het hof vast dat deze opvatting geen steun vindt in het recht.
Naar het oordeel van het hof vindt het door de verdediging gevoerde verweer zijn weerlegging in de inhoud van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen. Uit die bewijsmiddelen blijkt immers dat een kwekerij met planten en overige materialen zoals lampen, filters, ventilatoren, bestrijdingsmiddelen etc. in een bedrijfspand is aangetroffen, de planten als hennepplanten zijn herkend door een daartoe deskundige verbalisant. De verdachte was huurder van de loods, hij betaalde de huur en was daar regelmatig aanwezig.
Hij werd door de buurman daar het meeste gezien. Een of meer ander(en) kwam(en) met hem, of versche(e)n(en) kort na hem. Verdachte komt aldus als de spil in de activiteiten naar voren. Verdachte heeft ook bij de politie verklaard dat hij als enige de sleutel had.
Gelet op de omvang van de kwekerij en de constante aanwezigheid van andere personen samen met de verdachte en personen aan wie de verdachte onder meer toegang verschafte, stelt het hof vast dat sprake is van medeplegen van het telen van hennepplanten.
Voorts was de verdachte de contractant van de energieleverancier en had hij de sleutel voor de toegang tot de loods, een ander kon niet in de loods zonder hem. De installatie van de elektriciteitsvoorziening is aangelegd. Het hof ziet geen enkele aanwijzing dat een ander dan de verdachte de diefstal van de elektriciteit heeft gepleegd. Nu de verdachte als enige in het bezit was van de sleutel van het pand, moet het er voorgehouden worden dat het de verdachte is geweest die de diefstal van de elektra met verbreking heeft gepleegd.
Gelet op het voorgaande kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat het de verdachte is geweest die de ten laste gelegde feiten, het opzettelijk telen van hennepplanten in vereniging en de diefstal van elektra heeft gepleegd.
Anders dan de verdediging acht het hof dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Het hof gaat aldus voorbij aan het verweer zijdens verdachte dat hij de loods had onderverhuurd aan Tsjechische mensen en dat hij niets wist van de kwekerij.
Niet alleen past zulks niet bij hetgeen de buurman over de aanwezigheid van verdachte en het gedrag van verdachte ter plaatse heeft waargenomen, ook heeft verdachte geen enkel gegeven van die personen kunnen verstrekken noch is die onderhuur anderszins aannemelijk geworden. Ook in het dossier is daarvoor geen enkel objectief aanknopingspunt voorhanden.
Het hof verwerpt mitsdien de verweren.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn derhalve strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het (in vereniging) telen van een grote hoeveelheid hennepplanten, waarbij hij tevens op illegale wijze een hoeveelheid elektriciteit heeft weggenomen. De bijdrage van de verdachte aan de productie van softdrugs houdt de illegale handel in softdrugs in stand en veroorzaakt bovendien allerlei maatschappelijk ongewenste effecten. Daarnaast is wetenschappelijk aangetoond dat het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden. De verdachte heeft zich daar onvoldoende rekenschap van gegeven en heeft met zijn strafbare handelen de instandhouding van het criminele drugscircuit bevorderd. Hij heeft enkel gehandeld voor eigen gewin. Met de diefstal van elektriciteit heeft de verdachte schade toegebracht aan netbeheerder [bedrijf 1] . Verder veroorzaken dergelijke illegale elektriciteitsvoorzieningen in het algemeen gevaar voor omwonenden, doordat ze de kans op kortsluiting of brand aanzienlijk vergroten.
In dit geval is door de aangever dit gevaar ook uitdrukkelijk benoemd.
Terwijl bovendien ook nog is gewezen op het gevaar voor elektrocutie.
Dossierpagina 16:
“Brandgevaar: De manier waarop de installatie van de kwekerij is gemonteerd te weten met gebundelde VD draad en met ondeugdelijke niet trek vaste verbindingen levert een brandgevaarlijke situatie op”. De illegale elektriciteitsaansluiting was direct afgetakt van de illegaal verzwaarde hoofdzekeringen. Hierdoor is de installatie niet meer afdoende beveiligd. Bij overbelasting of kortsluiting in de kwekerij vindt geen veilige afschakeling plaats. Er loopt dan een stroom van enige duizenden Ampère waardoor brand kan ontstaan. De kabel naar de kwekerij is op deze manier niet af te schakelen. Dit kan bij bluswerkzaamheden waarbij de installatie eerst spanningsloos moet worden gemaakt tot gevaarlijke situaties leiden.
Dossierpagina 17:
“Gevaar voor elektrocutie: Gebleken is dat onder spanning staande delen niet waren afgeschermd. Door de open montage is toevallige aanraking niet uitgesloten. Tevens was de gehele kwekerij niet geaard. Hierdoor bestaat het gevaar dat de metalen delen van de installatie en metalen delen in de nabijheid van de installatie, bij kortsluiting, onder spanning kunnen komen te staan hetgeen bij aanraking tot elektrocutie kan leiden”.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 22 oktober 2021, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] .
De benadeelde partij [bedrijf 1] . heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 2.651,36 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven zodat de vordering van de benadeelde partij weer in volle omvang aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [bedrijf 1] . als gevolg van verdachtes onder feit 2 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. De proceskosten van de benadeelde partij worden ten laste van de verdachte gebracht, doch tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [bedrijf 1] . is toegebracht tot een bedrag van € 2.651,36. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] .

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf 1] . ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.651,36 (tweeduizend zeshonderdeenenvijftig euro en zesendertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [bedrijf 1] ., ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.651,36 (tweeduizend zeshonderdeenenvijftig euro en zesendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 36 (zesendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 juni 2019.
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. N. van der Laan, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.C.J.M. Hillebrandt, griffier,
en op 18 januari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. N. van der Laan zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

2.Onder dit kopje wordt - tenzij anders vermeld - telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde dossier van de politie, eenheid Zeeland-West-Brabant, District Zeeland, Basisteam Zeeuws-Vlaanderen, registratienummer PL2000-2020103912, sluitingsdatum 25 april 2020, doorgenummerde dossierpagina’s 1-89. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.