[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
wonende te [adres] .
De rechtbank heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep veroordeeld ter zake van een vijftal feiten, te weten feit een poging tot zware mishandeling (1 primair), mishandeling van zijn moeder (feit 2), bedreiging (feit 3), diefstal (feit 4) en wederspannigheid terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebbend, meermalen gepleegd (feit 5). De verdachte is daarvoor veroordeeld tot een voorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar, met daaraan bijzondere voorwaarden gekoppeld, met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partij is in de vordering niet-ontvankelijk verklaard en het inbeslaggenomen mes is verbeurd verklaard.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
De verdediging heeft verweren gevoerd betreffende de feiten 1, 2 en 3, de opgelegde straf, het beslag en de vordering van de benadeelde partij.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 juni 2020 te Middelburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde 1] (die op dat moment boven aan een trap stond, althans zich dichtbij een trap bevond), van een/die trap heeft geduwd/geslagen, althans een (harde) duw en/of klap heeft gegeven, als gevolg waarvan die [benadeelde 1] van een/die trap naar beneden is gevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 29 juni 2020 te Middelburg (zijn broer) [benadeelde 1] heeft mishandeld door die [benadeelde 1] (die op dat moment boven aan een trap stond, althans zich dichtbij een trap bevond), van een/die trap te duwen/slaan, althans een (harde) duw en/of klap te geven, als gevolg waarvan die [benadeelde 1] van een/die trap naar beneden is gevallen;
2.
hij op of omstreeks 29 juni 2020 te Middelburg zijn moeder, [benadeelde 2] , heeft mishandeld door (met kracht) tegen de borst en/of het bovenlichaam, althans het lichaam, te duwen en/of te slaan en/of te stompen, waardoor die voornoemde [benadeelde 2] (vervolgens) ten val is gekomen;
3.
hij op of omstreeks 16 juni 2020 te Middelburg [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde 1] (hierbij) dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak je dood, ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of door (even later) met een mes in de hand naar die [benadeelde 1] toe te gaan en/of (daarbij) meermalen, althans eenmaal te roepen dat hij die [benadeelde 1] dood wilde maken en/of wilde vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 11 april 2019 te Middelburg vier (groot)verpakkingen biefstuk en/of vier verpakkingen ossenhaas en/of twee verpakkingen entrecote en/of twee (klein)verpakkingen biefstuk, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op of omstreeks 11 april 2019 te Middelburg, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen meerdere, althans een ambtena(a)r(en), te weten [hoofdagent 1] en/of [hoofdagent 2] en/of [hoofdagent 3] (allen hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten de aanhouding van hem, verdachte, ter zake een onherroepelijk vonnis, door zich los te trekken en/of (een van) bovengenoemde ambtena(a)r(en) op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te stoten en/of zich in tegengestelde richting te bewegen dan waarin die bovengenoemde ambtena(a)r(en) hem, verdachte trachtte(n) te bewegen, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een gekneusde vinger bij (één van) bovengenoemde ambtena(a)r(en) ( [hoofdagent 1] ) ten gevolge heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Onder 1 primair is ten laste gelegd dat verdachte heeft geprobeerd [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door deze van een trap naar beneden te duwen en/of te slaan.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal acht het hof niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Uit het dossier kan worden afgeleid dat de verdachte ruzie had met zijn broer. Tijdens die ruzie, die plaatsvond op de overloop van de woning, heeft verdachte zijn broer geduwd en geslagen. In zowel zijn aangifte als in het nader verhoor verklaart de broer dat hij als gevolg van de duw zijn evenwicht verloor en van de trap af viel. Vaststaat dat aldus dat de broer van de verdachte van de trap is gevallen.
Niet is gebleken dat het opzet van de verdachte er op was gericht om zijn broer van de trap te duwen. Op basis van het dossier is bovendien onduidelijk waar de verdachte en zijn broer zich bevonden toen de verdachte de duw gaf en of dat dichtbij het trapgat was. Bij gebrek aan wetenschap daarvan is het hof van oordeel dat met het bewijs dat de verdachte zijn broer een duw heeft gegeven niet is komen vast te staan dat verdachte bewust, dat wil zeggen willens en wetens, de aanmerkelijk kans dat zijn broer van de trap af zou vallen en hierdoor zwaar gewond zou kunnen raken ook heeft aanvaard.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 29 juni 2020 te Middelburg zijn broer [benadeelde 1] heeft mishandeld door die [benadeelde 1] te duwen, als gevolg waarvan die [benadeelde 1] van een trap naar beneden is gevallen;
2.
hij op 29 juni 2020 te Middelburg zijn moeder, [benadeelde 2] , heeft mishandeld door met kracht tegen het lichaam te duwen en/of te slaan en/of te stompen, waardoor die voornoemde [benadeelde 2] (vervolgens) ten val is gekomen;
3.
hij op 16 juni 2020 te Middelburg [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak je dood, ik maak je kapot", en door (even later) met een mes in de hand (daarbij) meermalen, te roepen dat hij die [benadeelde 1] dood wilde maken en/of wilde vermoorden";
4.
hij op 11 april 2019 te Middelburg vier (groot)verpakkingen biefstuk en vier verpakkingen ossenhaas en twee verpakkingen entrecote en twee (klein)verpakkingen biefstuk toebehorende aan winkelbedrijf [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op 11 april 2019 te Middelburg, zich met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, te weten [hoofdagent 1] (hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten de aanhouding van hem, verdachte, ter zake een onherroepelijk vonnis, door zich in tegengestelde richting te bewegen dan waarin die bovengenoemde ambtenaar hem, verdachte trachtte te bewegen, terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een gekneusde vinger bij bovengenoemde ambtenaar [hoofdagent 1] ten gevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Standpunten verdediging
Feit 1 subsidiair en feit 2
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 nu aangever [benadeelde 1] op essentiële punten wisselende verklaringen heeft afgelegd (feit 1 subsidiair) dan wel dat zijn verklaring niet strookt met de verklaring die aangever [benadeelde 2] (feit 2) heeft afgelegd. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging een alternatief scenario geschetst, namelijk dat zijn moeder niet ten val is gekomen door een duw van verdachte maar doordat zij over een gordijn is gestruikeld. Verder zou haar aangifte onbetrouwbaar zijn doordat deze door vertaling van haar nichtje en niet middels vertaling door een beëdigd vertaler tot stand is gekomen.
Het hof verwerpt beide tot vrijspraak strekkende verweren.
Hoewel de aangifte van [benadeelde 1] ten aanzien van feit 1 niet geheel eensluidend is met zijn nadere verhoor, stemmen beide verklaringen wel in de kern overeen, namelijk dat hij door verdachte is geduwd, als gevolg waarvan hij van een trap is gevallen. Bovendien onderschrijft moeder in haar aangifte dat haar zoon door de verdachte van de trap werd geduwd of geslagen. In haar nadere verhoor verklaart moeder dat haar zoon werd geduwd en dat ze aan het vechten waren, maar niet weet of de verdachte hem met opzet naar beneden heeft geduwd. Deze verschillen zijn niet dusdanig anders of tegenstrijdig dat de verklaringen daardoor niet meer betrouwbaar zijn.
Ten aanzien van feit 2 stemt de verklaring van [benadeelde 1] overeen met de verklaring van aangeefster [benadeelde 2] dat zij door verdachte werd geslagen en ten gevolge daarvan is gevallen. Voor het scenario dat aangeefster [benadeelde 2] niet door een klap van verdachte ten val is gekomen maar doordat zij over een gordijn is gestruikeld, is in het dossier geen enkel aanknopingspunt te vinden. Dit door de verdediging geschetste alternatieve scenario wordt dan ook als onwaarschijnlijk door het hof terzijde geschoven. Ten slotte overweegt het hof dat aan de betrouwbaarheid van de aangifte niet afdoet dat deze door haar nichtje is vertaald, nu haar nadere verhoor in hoofdlijnen overeenkomt met de aangifte en ook voor het overige niet is gebleken van feiten en of omstandigheden die afbreuk doen aan de betrouwbaarheid daarvan.
Het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde is bewezen en het andersluidende standpunt van de verdediging wordt aldus verworpen.
De verdediging heeft vrijspraak ten aanzien van feit 3 bepleit voor zover daarin is ten laste gelegd dat verdachte met een mes in de hand naar die [benadeelde 1] is toe gegaan. Volgens de verdediging heeft verdachte bij deze ten laste gelegde bedreiging geen mes in zijn handen gehad. De andersluidende verklaring van aangever daarover is onbetrouwbaar.
Het hof verwerpt het standpunt van de verdediging nu niet alleen aangever [benadeelde 1] over de bedreiging met het mes heeft verklaard maar ook [benadeelde 2] en deze laatste bovendien een nadere omschrijving van dat mes heeft gegeven (lang mes met rood/wit heft) en op haar aanwijzingen verbalisant [naam verbalisant] het mes in de slaapkamer van verdachte achter een kastje heeft aangetroffen. Bovendien heeft verdachte, blijkens het proces-verbaal van bevindingen, tegen verbalisanten [naam verbalisant] en [naam verbalisant] gezegd dat hij ruzie met zijn broer had gehad en dat dat een beetje uit de hand was gelopen. Hij had niet met het mes lopen zwaaien, maar hij had wel een mes in zijn hand gehad toen ze ruzie hadden.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op: