Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- voor wat betreft Koningsdag en Hemelvaartsdag de reguliere zorgregeling doorloopt;
- voor wat betreft Pasen en Pinksteren [minderjarige] de eerste dag verblijft bij degene waar ze de reguliere zorgregeling verblijft en de tweede dag bij de andere ouder;
- op Moederdag [minderjarige] in de oneven jaren bij meemoeder verblijft en in de even jaren bij de moeder;
- [minderjarige] op haar verjaardag en de verjaardagen van meemoeder zal verblijven bij degene waar ze op dat moment volgens de reguliere regeling verblijft;
- [minderjarige] tijdens de kerst in de oneven jaren bij meemoeder verblijft van 24 december 17:00 uur tot eerste kerstdag 17:00 uur en in de oneven jaren bij moeder van eerste kerstdag 17:00 uur tot tweede kerstdag 17:00 uur. In de even jaren wordt gewisseld;
- [minderjarige] tijdens oud & nieuw in de oneven jaren bij meemoeder verblijft en in de even jaren bij moeder van oudejaarsavond 16:00 uur tot nieuwsjaardag 15:00 uur;
- wat betreft de carnavalsvakantie, meivakantie en herfstvakantie [minderjarige] bij meemoeder verblijft in de oneven weken van de vakantie met aansluitend het weekend, beginnend op maandagochtend tot zondagavond. De moeder kan [minderjarige] op zondagavond om 18:30 ophalen;
- de even weken van de vakantie is [minderjarige] bij de moeder, dit is dan ook voorafgaand aan het weekend bij de moeder;
- [minderjarige] is in de even jaren de eerste drie weken van de zomervakantie en in de oneven jaren de laatste drie weken van de zomervakantie bij de meemoeder;
- althans een zodanige regeling als het hof in goede justitie juist acht.
- de meemoeder, bijgestaan door mr. Olde Loohuis;
- de moeder, bijgestaan door mr. Kloth;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
3.De beoordeling
De definitieve beslissing ten aanzien van de zorgregeling is aangehouden voor de duur van zes maanden, in afwachting van de resultaten van de ouderschapsreorganisatie bij de Mutsaersstichting.
De beschikking van de rechtbank hing anders dan de meemoeder stelt niet samen met de discussie van partijen over een jaar met 53 weken, maar betrof de discussie over de verdeling tussen de even en de oneven weken. De rechtbank heeft zorgvuldig overwogen dat de omgang tussen [minderjarige] en haar halfbroertje dient te prevaleren boven de omgang met de kinderen van de partner van de meemoeder, en daarom de weekenden bij de meemoeder bepaald in de even weken. De meemoeder is destijds niet in beroep gegaan tegen de beschikking van 26 juni 2019. Er was aldus voldoende duidelijkheid voor partijen en het ouderschapsplan werd reeds lange tijd uitgevoerd. De bijlage die bij het verzoekschrift was gevoegd door de voormalig advocate van de meemoeder maakt geen onderdeel uit van de afspraken tussen partijen.
Er kan geen twijfel meer bestaan over wat partijen zijn overeengekomen en de meemoeder wenst het ouderschapsplan aldus opnieuw op enkele punten te wijzigen. Een dergelijke wijziging is alleen mogelijk bij een (relevante) wijziging in de omstandigheden of in gezamenlijk overleg. De moeder staat altijd open voor een dergelijk overleg, en voor een incidentele wijziging in de zorgregeling, en acht het niet in het belang van [minderjarige] om hier bij het hof over te procederen.
Het is de gedeelde verantwoordelijkheid van de ouders om het belang van [minderjarige] voorop te stellen. Op dit moment verwijten de ouders elkaar een stukje eigenbelang. Daarnaast praten de ouders niet op ouderniveau over [minderjarige] . Als deze situatie niet op korte termijn verandert bestaat het risico dat [minderjarige] in een loyaliteitsconflict komt. Het is dan ook van belang dat de ouders zich wenden – ook zonder een opdracht van de rechtbank of het hof – tot de gemeente voor hulpverlening (op maat) met betrekking tot het vormgeven van ouderschap na scheiding. Hiermee dient te worden voorkomen dat de ouders herhaaldelijk blijven procederen.
De moeder heeft toegezegd in haar gemeente een aanvraag te zullen doen voor een verwijzing naar [instantie] , aangezien [minderjarige] in deze gemeente haar hoofdverblijfplaats heeft.
De meemoeder en de raad hebben het hof in overweging gegeven de zaak in afwachting van het verloop van het traject bij [instantie] aan te houden alvorens een eindbeschikking te geven. De moeder heeft zich daarentegen op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding bestaat om de zaak aan te houden: het traject bij [instantie] zal niet gericht zijn op (het wijzigen van) de zorgregeling en de (juridische) discussie over de zorgregeling hebben partijen reeds gevoerd in de onderhavige procedure.
Het hof ziet geen aanleiding de zaak aan te houden omdat het hof zich voldoende voorgelicht acht om een eindbeschikking te geven over de zorgregeling. Het voorgenomen traject van partijen bij [instantie] doet daar niet aan af. Dat laat onverlet dat het hof er oog voor heeft dat partijen nog stappen hebben te zetten in het vormgeven van hun ouderschap na de scheiding en meer in het bijzonder de onderlinge communicatie in het belang van [minderjarige] . Het starten van het traject bij [instantie] is hiervoor een eerste en belangrijke stap in de goede richting. Hoewel het hof het van belang acht dat partijen zich ten volste zullen inzetten om dit traject met goed resultaat af te ronden, is de uitkomst van dit traject voor de onderhavige procedure niet bepalend waardoor er voor het hof geen aanleiding bestaat om de zaak aan te houden. Daarnaast hebben partijen tijdens de mondelinge behandeling uitdrukkelijk aan het hof kenbaar gemaakt dat als het hof besluit de zaak niet aan te houden, zij zullen starten bij [instantie] en hun volledige medewerking zullen geven aan het traject.
In aanvulling op het oordeel van de rechtbank overweegt het hof nog het volgende.
Het hof heeft partijen tijdens de mondelinge behandeling uitvoerig gesproken over de feitelijke van toepassing zijnde regeling. Hieruit is gebleken dat partijen voor wat betreft de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen uitvoering geven aan de zorgregeling die in de stukken wordt aangeduid als ‘Zorg/contactregeling voor [minderjarige] , Bijlage 1’, zij het dat partijen onderling incidenteel van deze regeling afwijken met betrekking tot de haal- en brengtijden van [minderjarige] .
Om een einde te maken aan de (formele) onduidelijkheid tussen partijen op dit punt zal het hof de bestreden beschikking aanvullen door de betreffende regeling - voor zover in hoger beroep relevant - in het dictum van deze beschikking op te nemen.
4.De beslissing
wisselmoment 4e weekend
zondag 17:00 uur
In de even jaren eerste drie weken (v.a. na laatste schooldag)
wisselmoment 4e weekend
zondag 17:00 uur
eerste week vakantie