ECLI:NL:GHSHE:2022:2104

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
20-001299-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in hoger beroep voor diefstal met geweld en poging tot diefstal door meerdere personen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte werd vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal met geweld en poging tot diefstal, maar werd wel veroordeeld voor andere feiten. De zaak betreft een reeks diefstallen waarbij de verdachte en medeverdachten bejaarde slachtoffers uitkozen en hen onder druk zetten tijdens pintransacties. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging en poging tot diefstal, en legde een gevangenisstraf op van 25 maanden, met aftrek van voorarrest. De verdachte had eerder in Frankrijk soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen werd in de strafmaat. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001299-20
Uitspraak : 29 juni 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 26 juni 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-865091-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het aan hem tenlastegelegde onder 8 en 9 vrijgesproken en ter zake van
  • diefstal, voorafgegaan/vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden/die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan (feiten 1, 2 en 11);
  • diefstal door twee of meer verenigde personen, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan (feiten 3, 4, 10, 12 en 13) en
  • poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan (feiten 5, 6 en 7)
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De [benadeelde partij] is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Tot slot heeft de rechtbank het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen en het inbeslaggenomen geldbedrag ter hoogte van € 200,00 verbeurd zal verklaren.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de verdachte ten aanzien van het onder 8 en 9 tenlastegelegde niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep. Met betrekking tot het onder 5, 10, 11 en 12 tenlastegelegde heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Tevens heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering van de [benadeelde partij] en het inbeslaggenomen geldbedrag heeft de verdediging geen standpunt ingenomen.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraken door de rechtbank van het aan de verdachte onder 8 en 9 tenlastegelegde. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 juli 2019 te Deurne, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 800 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan (de 88-jarige) [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door onverhoeds en/of met fysiek overwicht zich in de onmiddellijke nabijheid van die [slachtoffer 1] te begeven en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te duwen en/of die [slachtoffer 1] te belemmeren in het afronden van een pintransactie en/of op die pinautomaat te slaan en/of te bonken, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op of omstreeks 8 juli 2019 te Milheeze, gemeente Gemert-Bakel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 800 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan (de 81-jarige) [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (gedurende het uitvoeren van een pintransactie) zich onverhoeds en/of met fysiek overwicht in de onmiddellijke nabijheid van die [slachtoffer 2] te begeven en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te duwen en/of op die pinautomaat te slaan en/of te bonken en/of die [slachtoffer 2] te belemmeren in het afronden van die pintransactie en/of 800 euro weg te nemen, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
hij op of omstreeks 7 juli 2019 te Ruurlo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 800 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
4.
hij op of omstreeks 4 juli 2019 te Roggel, gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 800 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
5.
hij op of omstreeks 4 juli 2019 te Someren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen (tijdens het verrichten van een pintransactie) die [slachtoffer 5] heeft geduwd en/of (vervolgens) op toetsen van een pinautomaat heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
6.
hij op of omstreeks 4 juli 2019 te Nederweert, althans in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, door [slachtoffer 6] tijdens het uitvoeren van een pintransactie (onverhoeds) te benaderen en/of te naderen en/of nadat die van [slachtoffer 6] een geldbedrag van 100 euro had ingevoerd, een arm over/naast het lichaam van die van [slachtoffer 6] te bewegen en/of op het toetsenbord een bedrag van 250 euro in te voeren (en/of kennelijk aldus het door van [slachtoffer 6] eerder ingevoerde bedrag te wijzigen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
7.
hij op of omstreeks 4 juli 2019 te Weert tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, door (tijdens het verrichten van een pintransactie) (onverhoeds) op de stopknop van die pinautomaat te drukken en/of te trachten een pasje van die [slachtoffer 7] uit die geldautomaat te trekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
10.
hij op of omstreeks 22 april 2019 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 760 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan (de 72-jarige en/of slecht ter been zijnde) [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (gedurende het verrichten van een pintransactie) zich onverhoeds en/of met fysiek overwicht in de onmiddellijke nabijheid van die [benadeelde partij] te begeven en/of die van [benadeelde partij] te duwen en/of (van achteren) twee armen om het lichaam van die van [benadeelde partij] te slaan en/of die van [benadeelde partij] te beletten/belemmeren in het afronden van die pintransactie en/of door op die pinautomaat te slaan en/of te bonken en/of 760 euro weg te nemen, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
11.
hij op of omstreeks 22 april 2019 te Asten, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 530 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan (de 74-jarige) [slachtoffer 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (gedurende het verrichten van een pintransactie) zich onverhoeds in de (directe) nabijheid van die [slachtoffer 8] te begeven en/of een krant/papier op het toetsenbord van die [slachtoffer 8] te leggen en/of door die [slachtoffer 8] weg te duwen en/of 530 euro weg te nemen, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
12.
hij op of omstreeks 22 april 2019 te Oirschot tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
13.
hij op of omstreeks 1 juli 2019 te Deurne tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 800 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 10] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder 5, 10, 11 en 12 tenlastegelegde
Het hof is van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem onder 5, 10, 11 en 12 tenlastegelegde. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde
Met de rechtbank stelt het hof vast dat uit het dossier blijkt dat op 4 juli 2019 een/meerdere (pogingen tot) diefstal van (een) geldbedrag(en) hebben plaatsgevonden van oude(re)/bejaarde slachtoffers bij geldautomaten. Zo heeft er omstreeks 11.00 uur te Roggel een diefstal plaatsgevonden (feit 4) en zijn hiertoe pogingen verricht omstreeks 13.00 uur te Weert (feit 7), omstreeks 13.15 uur te Someren (feit 5) en om 13.52 uur te Nederweert (feit 6). De verdachte heeft, zoals hierna ook bewezenverklaard, ter terechtzitting in hoger beroep bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder 4, 6 en 7. Met betrekking tot het onder 5 tenlastegelegde heeft de verdachte stellig ontkend en verklaard dat hij ten tijde van dit feit niet aanwezig was, omdat hij op dat moment sigaretten ging kopen.
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte de reeks tenlastegelegde feiten onder 4, 6 en 7 wel heeft bekend en het onder 5 tenlastegelegde stellig heeft ontkend, heeft het hof, hoewel er naar het oordeel van het hof wel sprake is van wettig bewijs, niet de overtuiging bekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5 tenlastegelegde. Derhalve zal de verdachte hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 10, 11 en 12 tenlastegelegde
Het hof stelt, met de rechtbank, op grond van het dossier vast dat op 22 april 2019 meerderen diefstallen (met geweld) van geldbedragen hebben plaatsgevonden van oude(re)/bejaarde slachtoffers bij geldautomaten. Omstreeks 12.29 uur heeft er een diefstal plaatsgevonden te Asten (feit 11), omstreeks 13.00 uur te Geldrop (feit 10) en omstreeks 13.59 uur te Oirschot (feit 12).
De [medeverdachte 1] heeft op 11 juli 2019 ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij de aan de verdachte tenlastegelegde diefstal te Geldrop (feit 10,
het hof: dit betreft feit 1 op de vordering inbewaringstelling van [medeverdachte 1]) heeft gepleegd met de verdachte. Voorts heeft hij het volgende verklaard:
“Zowel op 22 april, als 08 juli 2019 ben ik met de trein naar Nederland gekomen. U houdt mij voor dat er een getuigenverklaring ligt waarin staat dat twee getinte mannen uit een auto met Duits kenteken stapten, dat die mannen vervolgens naar de pinautomaat liepen. Verder houdt u mij voor dat ik korte tijd daarna samen met mijn vriend samen ben aangehouden. Nu u dit zo zegt, zeg ik u dat ik niet met de trein naar Nederland ben gekomen, maar met de auto. Dat was een Audi A3, die werd bestuurd door de persoon die met ons was. Dat is een vriend van mij. Ik noem hem [bijnaam medeverdachte 2] . U houdt mij de naam [medeverdachte 2] voor en vraagt mij of dat de naam van die vriend is. Ja dat klopt, hij is het. Wij zijn met zijn drieën naar Nederland gekomen om te stelen”.
De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde onder 10, 11 en 12 aangenomen op grond van deze verklaring van de [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris en op grond van schakelbewijs. Het hof is van oordeel dat behoedzaam met deze verklaring van de [medeverdachte 1] en schakelbewijs dient te worden omgegaan, nu uit het dossier is gebleken dat er sprake is van meerdere samenstellingen die zich schuldig maken aan soortgelijke strafbare feiten. De [medeverdachte 1] heeft ten overstaan van de raadsheer-commissaris, nadat hij is geconfronteerd met bovengenoemde verklaring, bovendien verklaard dat hij op 22 april 2019 alleen naar Nederland is gekomen en dat hij in juni en juli 2019 een aantal keren met [medeverdachte 2] en [verdachte] naar Nederland is gekomen. Het hof is van oordeel dat bovengenoemde verklaring van [medeverdachte 1] ten overstaan van de rechter-commissaris zo dient te worden geïnterpreteerd dat zijn verklaring dat zij met zijn drieën naar Nederland zijn gekomen juist geen betrekking heeft op 22 april 2019, maar op de diefstallen van 8 juli 2019 naar aanleiding waarvan [verdachte] en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn aangehouden.
Op grond van het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat er geen wettig bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij het aan hem onder 10 tenlastegelegde en hiermee ontvalt de schakel van de betrokkenheid van de verdachte bij het aan hem onder 11 en 12 tenlastegelegde. Derhalve zal de verdachte van het onder 10, 11 en 12 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 13 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 8 juli 2019 te Deurne, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van 800 euro, dat toebehoorde aan de 88-jarige [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te duwen, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op 8 juli 2019 te Milheeze, gemeente Gemert-Bakel, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van 800 euro, dat toebehoorde aan de 81-jarige [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door (gedurende het uitvoeren van een pintransactie) tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te duwen, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
hij op 7 juli 2019 te Ruurlo tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van 800 euro, dat toebehoorde aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
4.
hij op 4 juli 2019 te Roggel, gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van 800 euro, dat toebehoorde aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
6.
hij op 4 juli 2019 te Nederweert, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld dat toebehoorde aan [slachtoffer 6] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, door [slachtoffer 6] tijdens het uitvoeren van een pintransactie (onverhoeds) te benaderen en/of te naderen en nadat die van [slachtoffer 6] een geldbedrag van 100 euro had ingevoerd, een arm over het lichaam van die van [slachtoffer 6] te bewegen en op het toetsenbord een bedrag van 250 euro in te voeren en kennelijk aldus het door van [slachtoffer 6] eerder ingevoerde bedrag heeft gewijzigd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
7.
hij op 4 juli 2019 te Weert tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld dat toebehoorde aan [slachtoffer 7] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, door tijdens het verrichten van een pintransactie onverhoeds op de stopknop van die pinautomaat te drukken en te trachten een pasje van die [slachtoffer 7] uit die geldautomaat te trekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
13.
hij op 1 juli 2019 te Deurne tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van 800 euro, dat toebehoorde aan [slachtoffer 10] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het hof volstaat op de voet van het bepaalde in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering met de opgave van de bewijsmiddelen, aangezien de verdachte, zoals blijkt uit de hieronder onder 1 weergegeven verklaring, het bewezen verklaarde heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit.
In de volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar dossierpagina’s van de doorgenummerde dossiers van de politie:
  • Met het hierna als
  • Met het hierna als
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan;
Ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 13 bewezenverklaarde:
De bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 25 mei 2022;
Het schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel ECRIS Frankrijk, d.d. 20 mei 2020 (losbladig), betreffende de verdachte;
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
3. Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 8 juli 2019, p. 163-165 van dossier 1, inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] ;
4. Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 juli 2019, p. 21-23 van dossier 1, inhoudende het relaas van [verbalisant 3] ;
5. Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 oktober 2019, p. 24-32 van dossier 1, inhoudende het relaas van [verbalisant 4] ;
6. Het proces-verbaal telecom berovingen pinners (losbladig), d.d. 14 oktober 2019, inhoudende het relaas van [verbalisant 5] ;
7. Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 13 augustus 2019, p. 211-212 van dossier 1, inhoudende het relaas van [verbalisant 6] ;
8. Het proces-verbaal van verhoor verdachte inverzekeringstelling en inbewaringstelling, d.d. 11 juli 2019, p. 77-78 van dossier 1 (in combinatie met de vordering tot inbewaringstelling van [medeverdachte 1] (losbladig), inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] ;
9. Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 juli 2019, p. 195-197 van dossier 1, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] ;
10. Het proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] , d.d. 8 juli 2019, p. 89-90 van dossier 1, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 7] ;
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
11. Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 8 juli 2019, p. 230-232 van dossier 1, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 2] ;
12. Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 oktober 2019, p. 24-32 van dossier 1, inhoudende het relaas van [verbalisant 4] ;
13. Het proces-verbaal telecom berovingen pinners (losbladig), d.d. 14 oktober 2019, inhoudende het relaas van [verbalisant 5] ;
14. Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 13 augustus 2019, p. 243-245 van dossier 1, inhoudende het relaas van [verbalisant 6] ;
15. Het proces-verbaal van verhoor verdachte inverzekeringstelling en inbewaringstelling, d.d. 11 juli 2019, p. 77-78 van dossier 1 (in combinatie met de vordering tot inbewaringstelling van [medeverdachte 1] (losbladig), inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] ;
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
16. Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 7 juli 2019, p. 512-514 van dossier 1, inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] ;
17. Het proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 7 juli 2019, p. 515-516 van dossier 1, inhoudende de verklaring van [getuige] ;
18. Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 12 juli 2019, p. 522-523 van dossier 1, inhoudende het relaas van [verbalisant 9] ;
19. Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 oktober 2019, p. 24-32 van dossier 1, inhoudende het relaas van [verbalisant 4] ;
20. Het proces-verbaal telecom berovingen pinners (losbladig), d.d. 14 oktober 2019, inhoudende het relaas van [verbalisant 5] ;
Ten aanzien van het onder 4, 6 en 7 bewezenverklaarde:
21. Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 9 juli 2019, p. 220-222 van dossier 2, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] ;
22. Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 22 augustus 2019, p. 223-228 van dossier 2, inhoudende het relaas van [verbalisant 10] ;
23. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 25 juli 2019, p. 229-232 van dossier 2, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] ;
24. Het proces-verbaal telecom berovingen pinners (losbladig), d.d. 14 oktober 2019, inhoudende het relaas van [verbalisant 5] ;
25. Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 12 juli 2019, p. 265-267 van dossier 2, inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 6] ;
26. Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 oktober 2019, p. 24-32 van dossier 1, inhoudende het relaas van [verbalisant 4] ;
27. Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 4 juli 2019, p. 244-245 van dossier 2, inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 7] ;
Ten aanzien van het onder 13 bewezenverklaarde:
28. Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 2 juli 2019, p. 377-378 van dossier 1, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 10] ;
29. Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 13 augustus 2019 van dossier 1, p. 387-389, inhoudende het relaas van [verbalisant 6] .
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als volgt:
diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Het onder 3, 4 en 13 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als volgt:
diefstal door twee of meer verenigde personen, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Het onder 6 en 7 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als volgt:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich – kort gezegd – twee keer schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging, drie keer aan diefstal in vereniging en twee keer aan een poging tot diefstal in vereniging. De verdachte maakte deel uit van een groep buitenlandse personen, waartoe ook medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] behoorden, die naar Nederland is gekomen om te roven en stelen en verder geen enkele binding met Nederland had. De verdachte en zijn medeverdachten hebben op diverse
momenten (binnen een kort tijdsbestek in (relatief) dicht bij elkaar gelegen plaatsen)
diefstallen/berovingen gepleegd, waarbij zij telkens mensen op leeftijd of kwetsbare mensen uitkozen als slachtoffer en waarbij telkens aanzienlijke geldbedragen werden weggenomen. De slachtoffers werden, telkens nadat zij hun pinpas in de geldautomaat hadden ingevoerd, afgeleid door verdachte en/of [medeverdachte 1] of een andere persoon, waarna door (een van) hen ofwel een (hoog) bedrag werd ingetoetst, ofwel het reeds gekozen bedrag werd gewijzigd in een hoger bedrag en dit bedrag vervolgens werd weggenomen of gepoogd werd dit weg te nemen. De verdachte lijkt op geen enkel moment oog te hebben gehad voor de financiële consequenties en de angst en onzekerheid die de diefstallen en/of berovingen bij de slachtoffers teweeg hebben gebracht. Het hof gaat, evenals de rechtbank, ervan uit dat deze slachtoffers doelbewust zijn uitgekozen vanwege hun kwetsbaarheid. Gelet hierop kunnen de feiten als buitengewoon laf en gewetenloos worden gekarakteriseerd.
Het hof heeft bij de straftoemeting ten nadele van de verdachte meegewogen dat, hoewel uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 13 januari 2022 niet is gebleken dat hij in Nederland ter zake van strafbare feiten is veroordeeld, de verdachte blijkens een uittreksel uit het European Criminal Records Information System (ECRIS) Frankrijk d.d. 20 mei 2020 in Frankrijk eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich aan de thans bewezenverklaarde feiten schuldig te maken. Bij de straftoemeting heeft het hof voorts gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, welke tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg zijn gebleken.
Het hof heeft voor de bepaling van de op te leggen straf aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Het hof is van oordeel dat de feiten waarbij geweld is gebruikt (feiten 1 en 2) geschaard kunnen worden onder het oriëntatiepunt ten aanzien van tasjesroof met een enkele duw/ruk, maar ook onder het oriëntatiepunt ten aanzien van straatroof met licht geweld (onder straatroof valt ook de beroving van de gebruiker van een geldautomaat). Bij recidive is het uitgangspunt de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van respectievelijk 4 maanden en 8 maanden. Als strafverzwarende omstandigheid dient meegewogen te worden dat er sprake was van kwetsbare slachtoffers. Gelet op het vorenoverwogene en het geringe geweld dat is gebruikt, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden per feit passend.
Voor wat betreft de feiten waarbij geen geweld is gebruikt, zoekt het hof aansluiting bij het oriëntatiepunt ten aanzien van zakkenrollerij waarbij in georganiseerd verband en/of professioneel/geraffineerd te werk wordt gegaan (ook mobiel banditisme). Bij recidive is het uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Als strafverzwarende omstandigheid dient meegewogen te worden dat er sprake was van kwetsbare slachtoffers. Gelet hierop acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden per feit passend. Met betrekking tot de pogingen tot diefstal in vereniging acht het hof in totaal een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden passend.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in beginsel passend en geboden.
Met betrekking tot het procesverloop overweegt het hof ambtshalve het navolgende.
Het hof stelt voorop dat iedere verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen 16 maanden nadat hoger beroep is ingesteld.
Het hof stelt vast dat in hoger beroep de redelijke termijn is overschreden, te weten een overschrijding van 8 maanden. Namens de verdachte is op 30 juni 2020 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof heden, 29 juni 2022, arrest wijst. Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de op te leggen straf.
Zoals hiervoor overwogen is het hof van oordeel dat zonder schending van de redelijke termijn een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 25 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Nu het hof in het dossier geen kennisgeving van inbeslagneming heeft aangetroffen van het geldbedrag ter hoogte van € 200,00 zal het hof hierover geen beslissing nemen.
Vordering van de [benadeelde partij] (feit 10)
De [benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente (het gevorderde bedrag ter hoogte van € 760,00 met betrekking tot de diefstal van het geld is reeds vergoed). De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep te kennen gegeven de vordering te handhaven.
Nu aan de verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de [benadeelde partij] in de vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 43a, 45, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 8 en 9 tenlastegelegde.
Vernietigt, voor zover nog aan de orde, het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 5, 10, 11 en 12 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 13 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 13 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
25 (vijfentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de [benadeelde partij]

Verklaart de [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. A.C. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,
en op 29 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.