6.2.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. [appellant] huurt met ingang van 8 mei 2007 van (de rechtsvoorgangster van) Alwel de woning staande en gelegen te [plaats] , [adres 1] .
b. Partijen hebben een huurovereenkomst gesloten. Op de huurovereenkomst zijn de
‘Algemene Huurvoorwaarden Woonruimte’ (november 2004) van toepassing, hierna: de algemene huurvoorwaarden.
c. In artikel 6.8 van deze algemene huurvoorwaarden is bepaald:
“Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde hennep te kweken, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.”
d. De moeder van [appellant] , mevrouw [persoon A] , huurde tot haar overlijden op 11 mei 2020 van Alwel de woning staande en gelegen te [plaats] , [adres 2] .
e. Op 24 juni 2019 heeft de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant de woningen aan de [adres 1] en [adres 2] te [plaats] doorzocht. In de daarvan opgemaakte bestuurlijke rapportage van 29 juli 2019 staat, voor zover, relevant het volgende vermeld:
“
Op 30 januari 2019 werd er via Meld Misdaad Anoniem een melding gedaan dat de bewoner van [adres 1] te [plaats] zou dealen in drugs. Deze bewoner zou al geruime tijd drugs dealen. Er zouden met grote regelmaat afnemers aan de deur komen bij genoemd adres. Tevens zou de bewoner van dit adres de drugs en het daarmee verdiende geld bewaren in de woning van zijn moeder, gelegen aan de [adres 2] te [plaats] .
Hierna is overleg geweest met Officier van Justitie Mr. [persoon B] . Er werd besloten om op twee verschillende dagen kort op de woning te posten. Het Flexteam [flexteam] heeft hierop twee verschillende dagen beide woningen geobserveerd. In het observatieverslag worden meerdere personen genoemd. De personalia van hen zijn ons niet bekend, behalve de personalia van NN 1. Dit betreft de bewoner van [adres 1] te [plaats] , te weten [appellant] . Zijn volledige personalia zijn verderop in dit proces vermeldt.
(….)
Naar aanleiding van deze twee observaties is overleg gepleegd met de Officier van Justitie Mr. [persoon B] . Hierop werd besloten om op maandag 24 juni 2019 de woningen aan de [adres 2] en [adres 1] te [plaats] te onderzoeken en de bewoner van [adres 1] te [plaats] , te weten Josephus [appellant] buiten heterdaad aan te houden voor het verkopen van harddrugs, artikel 2B van de Opiumwet.
Op maandag 24 juni 2019, omstreeks 07.05 uur werd de woning aan de [adres 1] te [plaats] betreden. Daar werd niemand aangetroffen. Vervolgens werd de woning aan de [adres 2] betreden. Toen medewerkers van de politie de voordeur van de woning wilden openen zagen zij [appellant] in de gang bij de voordeur. Zij zagen hem een zakje achter de verwarming gooien. Vervolgens werd de deur geopend en werd [appellant] aangehouden. Achter de verwarming troffen de medewerkers van de politie een plastic zakje met daarin meerdere ponypacks met daarin vermoedelijk cocaïne.
Beide genoemde woningen werden doorzocht. In de woning aan de [adres 1] werd het volgende aangetroffen:
In de woonkamer:
Patroonhouder (voor munitie)
Imitatiewapen: een op een vuurwapen gelijkend wapen
Twee patronen (9 millimeter)
Geldbedrag: 20 briefjes van 50 euro, 59 briefjes van 20 euro, 17 briefjes van 10 euro
Geldbedrag: 10 briefjes van 50 euro
Busje pepperspray
Twee boksbeugels;
Een groot imitatie wapen, een op een AK-47 gelijkend wapen.
-
Een groot mes met daarop wit poeder. Dit poeder is onderworpen aan een indicatieve test waarbij de uitslag positief was op Cocaïne.
Al deze goederen zijn in beslag genomen.
Verder bleek tijdens de doorzoeking dat er opvallend veel dure goederen in de woning aanwezig waren. Er was veel dure merkkleding in de woning aanwezig. Er waren opvallend veel petjes (caps) in de woning aanwezig (meer dan honderd). In de woonkamer stonden dure meubels zoals een glazen tafel, lederen bank, dure eetkamer set en hing en stond er dure apparatuur zoals een dure televisie, geluidsboxen, duur koffiezetapparaat.
Vervolgens werd de woning aan de [adres 2] te [plaats] doorzocht.
In deze woning werd onder andere het volgende aangetroffen:
In de hal bij de voordeur:
-
In een plasticzakje, achter de verwarming, 11 ponypacks met daarin vermoedelijk Cocaïne. Nettogewicht betreft 14 gram. Deze drugs is onderworpen aan een indicatieve test waarbij de uitslag positief was op Cocaïne;
In de woonkamer:
Op de eettafel stond een groene rugtas. In deze rugtas zat onder andere een molen welke gebruikt wordt voor het vervaardigen van harddrugs. In deze molen werden drugsresten aangetroffen welke indicatief positief getest zijn op cocaïne. Tevens werden in deze rugtas diverse potjes met versnijdingsmiddel aangetroffen. Het nettogewicht van het versnijdingsmiddel betreft 430 gram.
Apparaat welke gebruikt wordt om cocaïne te versnijden.
3 ponypacks met daarin totaal netto 3 gram cocaïne. Deze drugs is indicatief positief getest op cocaïne.
(….)
Verdachte [gedaagde] verklaarde dat zijn moeder, verdachte [naam] niets te maken heeft met de aangetroffen goederen. Hij verklaarde dat hij eigenaar is van alle aangetroffen goederen.
(…)”
f. Bij brief van 22 augustus 2019 heeft Alwel aan [appellant] de mogelijkheid geboden om de huurovereenkomst zelf op te zeggen. Van deze mogelijkheid heeft [appellant] geen gebruik gemaakt.
g. Bij brief van 8 november 2019 heeft de Burgemeester van [plaats] aan Alwel aangekondigd dat hij voornemens is om over te gaan tot sluiting van de woning gelegen aan de [adres 1] te [plaats] .
Daartoe heeft de Burgemeester, voor zover relevant, overwogen:
“(…)
Naar aanleiding van deze melding heeft de politie op twee verschillende dagen de woning aan de [adres 1] en de woning aan de [adres 2] te [plaats] geobserveerd. Tijdens de eerste observatie op 31 mei 2019 wordt door de politie gezien dat de bewoner van de woning aan de [adres 1] te [plaats] naar binnen gaat bij de woning aan [adres 2] te [plaats] en vervolgens weer met een klein goed in zijn hand naar buiten komt. Door de politie wordt op verschillende tijdstippen waargenomen dat er verschillende personen bij de woning aan [adres 1] te [plaats] aanbellen, naar binnen gaan en na ongeveer één minuut weer naar buiten komen.
De tweede observatie is op 1 juni 2019. Omstreeks 06:15 uur ziet de politie de bewoner van de [adres 1] in [plaats] naar de woning gelegen aan de [adres 2] te [plaats] lopen. Hij opent de woning en gaat naar binnen. Omstreeks 10.03 uur belt één persoon bij de woning aan de [adres 2] in [plaats] aan. De bewoner van de woning aan de [adres 1] te [plaats] doet de deur open en laat de persoon binnen. Na ongeveer 45 seconden komt de persoon weer buiten.
Op 7 juni 2019 worden wederom beide woningen ( [adres 2] en [adres 1] te [plaats] ) door de politie geobserveerd. Tijdens deze observaties wordt door de politie waargenomen dat de bewoner van de woning aan de [adres 1] in [plaats] om 17:4 uur naar binnen gaat in de woning aan de [adres 2] in [plaats] . Korte tijd later (18:38 uur) komt de bewoner van de woning van de [adres 1] weer naar buiten en gaat hij naar binnen bij de woning aan [adres 1] in [plaats] . Om 18.43 uur komt de eerste bezoeker aan de deur bij de weer aan de deur bij de woning aan de [adres 1] in [plaats] . Deze gaat naar binnen bij de woning en komt naar twee minuten weer naar buiten. Om 19:07 uur komt er een tweede bezoeker naar de woning aan de [adres 1] in [plaats] . Deze belt aan, gaat naar binnen bij de woning aan de [adres 1] in [plaats] , waarna na deze na twee minuten de woning weer verlaat. Omstreeks 22:17 uur ziet de politie de eerste bezoeker van die dag weer terug bij de woning aan de [adres 1] in [plaats] . Deze belt opnieuw aan, gaat naar binnen en komt na één minuut weer naar buiten.
(…)
Uit informatie van de politie Zeeland-West-Brabant is mij gebleken dat in de woning aan [adres 1] in [plaats] harddrugszijn verkocht, afgeleverd, en/of verstrekt dan wel zou worden verkocht, afgeleverd of verstrekt. De aangetroffen hoeveelheden aan drugs zijn immers zodanig dat er geen sprake kan zijn van een hoeveelheid voor eigen gebruik. Bij harddrugs wordt over een handelshoeveelheid gesproken indien het om meer dan 0,5 gram gaat.
Gezien de observaties door de politie in combinatie met de aanwezigheid van handelshoeveelheden harddrugs, de molen met cocaïne restanten, het apparaat om drugs te versnijden en het versnijdingsmateriaal in de woning aan de [adres 2] in [plaats] in combinatie met de loop naar de woning gelegen aan de [adres 1] in [plaats] maakt het zeer aannemelijk dat de woning gelegen aan de [adres 1] in [plaats] een onderdeel is van een drugsketen (…).”
6.3.1.In de onderhavige procedure vordert Alwel bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. de huurovereenkomst tussen Alwel en [appellant] met betrekking tot de woning, staande en gelegen te [plaats] aan de [adres 1] met ingang van de datum van het in deze te wijzen vonnis ontbonden te verklaren;
b. [appellant] te veroordelen om de woning, staande en gelegen te [plaats] aan de [adres 1] , binnen acht dagen na de betekening van het in deze te wijzen vonnis met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover deze niet het eigendom zijn van Alwel, te verlaten en te ontruimen, en vervolgens verlaten en ontruimd te houden, en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Alwel te stellen;
c. [appellant] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien de proceskosten niet binnen een termijn van veertien dagen worden voldaan alsmede om [appellant] te veroordelen in de nakosten.
6.3.2.Alwel legt, samengevat, aan haar vorderingen ten grondslag dat [appellant] ernstig tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. [appellant] heeft in de woning van zijn moeder, eveneens een van Alwel gehuurde woning, een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs voor handen gehad en [appellant] heeft deze harddrugs vervolgens verhandeld vanuit zijn woning. Bovendien heeft [appellant] illegale wapens voorhanden. Volgens Alwel blijkt uit de aangetroffen hoeveelheid drugs en de aanverwante artikelen, dat de aangetroffen drugs voor de handel bestemd is geweest. Gezien de aard en ernst van de gedragingen van [appellant] , mede gezien de negatieve uitstraling daarvan op de woonomgeving, de verminderde verhuurbaarheid van woningen in de omgeving, de overlast die veelal gepaard gaat met drugshandel en daarmee samenhangende activiteiten, alsmede de daaraan voor omwonenden verbonden risico’s, kan van Alwel in redelijkheid niet worden gevergd dat zij de huurovereenkomst met [appellant] nog langer voortzet, aldus Alwel.
6.3.3.[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij heeft, samengevat, aangevoerd dat hij niet in strijd heeft gehandeld met zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Hij ontkent ook zich niet als goed huurder te hebben gedragen. Voor zover vast zou komen te staan dat [appellant] tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, rechtvaardigt de tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde met haar gevolgen niet. Volgens [appellant] heeft de Burgemeester het voornemen geuit om de woning van hem voor een periode van drie maanden te sluiten. De Burgemeester heeft echter nog geen definitief besluit genomen. De politie heeft tijdens de observaties niet geconstateerd dat er sprake is geweest van enige handeling die zou kunnen duiden op handel in verdovende middelen. Ten aanzien van de door de politie geobserveerde contactmomenten heeft [appellant] aangevoerd dat één van de personen zijn zoon betreft en dat de overige personen waarschijnlijk buurtbewoners zijn. Verder betwist [appellant] eigenaar te zijn van de in de woning aan de [adres 2] te [plaats] gevonden rugtas. [appellant] heeft benadrukt dat er, behalve een minimale hoeveelheid cocaïne op een mes, geen harddrugs in zijn woning is aangetroffen. Volgens [appellant] heeft hij een bijzonder belang om in het gehuurde te mogen blijven. Hij verblijft sinds 2007 in de woning. Bovendien is [appellant] de mantelzorger van zijn zoon, die eveneens op zeer korte afstand van het gehuurde verblijft. Tot slot verzoekt [appellant] om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, omdat zijn woonbelang prevaleert boven het belang van Alwel.
6.3.4.In het tussenvonnis van 26 februari 2020 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast. De comparitie is gehouden op 10 juni 2020.
6.3.5.In het eindvonnis van 8 juli 2020 heeft de kantonrechter, kort gezegd, de vorderingen van Alwel toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
6.3.6.De voorzieningenrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, heeft bij vonnis in kort geding van 21 augustus 2020, kort samengevat, de tenuitvoerlegging van het door de kantonrechter op 8 juli 2020 tussen Alwel en [appellant] gewezen vonnis geschorst en Alwel verboden om executiemaatregelen te treffen. De voorzieningenrechter heeft daarbij onder meer bepaald dat de schorsing per direct aanvangt en uiterlijk duurt tot de dagtekening van het eindarrest in hoger beroep en dat de schorsing eindigt als niet binnen twee dagen na de datum van het vonnis in kort geding een appeldagvaarding wordt uitgebracht voor een zitting maximaal twee weken na voornoemde dag van dagvaarding. [appellant] heeft binnen twee dagen na de datum van het vonnis in kort geding een appeldagvaarding uitgebracht voor een zitting maximaal twee weken na voornoemde dag van dagvaarding. De schorsing van de tenuitvoerlegging duurt daarom voort tot de dagtekening van het eindarrest in hoger beroep.