‘Ik heb in de periode 2012/2013 gewerkt voor [M] . Die werd in die tijd klant bij ons.
Aanvankelijk was [geintimeerde 19] de accountant van [M] . Hij heeft zijn taken overgedragen
aan [geintimeerde 14] . Rond de tijd van die overdracht ben ik in beeld gekomen voor fiscale zaken.
Voor die tijd heb ik ook wel al voor [M] gewerkt, op ad hoc basis. Ik heb het nu over de
periode vóór 2013. Het jaarrekeningenwerk werd gedaan door [persoon E] en ook door [persoon G] .
Daar had ik niet mee te maken.
(…)
Het werk van [persoon E] en [persoon G] had te maken met de samenstelling van de jaarrekening.
Dat gebeurde op basis van de administratie zoals verzorgd door de administrateur van
[M] . Toen [Accountants- en Adviesgroep] werkzaam werd voor [M] verkeerde [M] in zwaar weer.
(…)
Op basis van de tweede versie zijn we, zoals afgesproken, op 15 april 2013 weer bij elkaar gekomen. (…) Tijdens deze bijeenkomst is het bod van [appellante] van 1.5 miljoen aan de orde gekomen. [persoon D] had dat bod al eerder besproken met [M] . De reactie van de heer [M] was dat het wel heel laag was en dat hij wel akkoord wilde gaan op voorwaarde dat hij geen balansgaranties zou verstrekken en dat ook geen due dilligence onderzoek zou worden uitgevoerd. Het enige voorbehoud was nog dat hij over deze definitieve overeenkomst nog met zijn echtgenote wilde spreken. U vraagt mij hoe dit concreet is gegaan. Ik denk dat [geintimeerde 14] tijdens deze bijeenkomst is opgetreden als voorzitter. Hij heeft dus aangegeven dat [appellante] het genoemde bod had gedaan en heeft gezegd dat de heer [M] erbij was gehaald om te kijken of hij daarmee akkoord kon gaan. Toen heeft de heer [M] , als gezegd, het woord genomen. Daarna heeft [ persoon B] aangegeven dat hij akkoord was met de reactie van [M] en met de twee door hem gestelde voorwaarden. Zo is de overeenkomst tot stand gekomen. Het is geen lange vergadering geweest, veel minder lang dan op 12 april, ik schat ongeveer een uur.
Tijdens deze bijeenkomst wisten partijen niet dat ik al aan het concept had gewerkt. Dat concept heb ik na de bijeenkomst aangepast. Ik heb toen de balansgaranties eruit gehaald. Die stond nog in de versie van 14 april. Verder beschikte ik over alle informatie die nodig was om een definitieve overeenkomst op te stellen. Het due dilligence onderzoek staat niet standaard in onze overeenkomst. Op dat punt hoefde ik ons concept niet alsnog aan te passen. Een due dilligence onderzoek was niet afgesproken, dus hoefde ik dat niet toe te voegen.
(…)
Dat een due dilligence onderzoek achterwege moest blijven was een voorwaarde van [M] op 15 april. Voor mij was dit wel evenwichtig. [appellante] deed een bod van 1.5 miljoen euro en 4 euro voor de vennootschappen en zou daarvoor een bedrijfspand getaxeerd op 3 miljoen en de 4 vennootschappen krijgen. Dan is het niet zo gek dat [M] deze voorwaarden toen stelde. Van de andere kant waren de risico's behoorlijk in te schatten en ook beperkt. Dat had te maken met hun standpunt dat [appellante] niet zou mee tekenen voor de financiering. Dan is het niet onbegrijpelijk dat [appellante] met de voorwaarden van [M] instemt.
U houdt mij voor de verklaring van [persoon A] , pagina 3 alinea 2. Dit onderdeel van de verklaring heeft betrekking op het due dilligence onderzoek. Wat u mij voorleest is niet waar. Op 28 maart 2013 werd de balans besproken. Toen is de naam [M] in geheel niet genoemd. Ook als ik de datum buiten beschouwing laat, herken ik niet wat hier verklaard wordt. Ik heb dit zo niet gezegd. Het past ook niet bij een fiscalist om zich te bemoeien met een due dilligence onderzoek. Dat is een aangelegenheid van de accountant. Ik was toen ook niet in detail op de hoogte van wat er speelde bij [M] .
(…)
U vraagt mij of het niet zo is dat als partijen afspreken dat geen due dilligence plaatsvindt, die afspraak in de overeenkomst wordt opgenomen. Ik antwoord daarop dat dit niet het geval is. Alleen als je dit wel zo afspreekt, neem je dat op. Daar komt bij dat dit punt voor partijen heel duidelijk was, het was op de 15e heel concreet aan de orde geweest.
(…)
U vraagt mij of tijdens de bespreking op 29 maart 2013, tussen [ persoon B] , [geintimeerde 14] en mijzelf, tegen [ persoon B] is gezegd: bij [M] is alles op orde, de turn-around is gemaakt. Mijn antwoord is dat dit niet is gezegd. [geintimeerde 14] heeft erop gewezen dat bij [M] over 2012 sprake was van een verlieslatende situatie en dat er werd gewerkt aan een verbetering, onder meer door een reorganisatie en door een betere projectbeheersing.’