ECLI:NL:GHSHE:2022:2081

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
20-002608-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte op 22 oktober 2021 was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft verzocht om bevestiging van het vonnis waarvan beroep. De raadsvrouw van de verdachte heeft een verweer gevoerd met betrekking tot de strafmaat. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep in zijn geheel bevestigd, met uitzondering van de kwalificaties van de bewezenverklaarde feiten, die het hof heeft vernietigd.

Het hof heeft de bewezenverklaarde feiten opnieuw gekwalificeerd. Het eerste feit betreft opzettelijk handelen in strijd met een verbod uit de Opiumwet, waarbij het hof heeft vastgesteld dat het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel. Het tweede feit betreft diefstal, waarbij de verdachte zich toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar verklaard en het hof heeft de beslissing van de politierechter voor het overige bevestigd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002608-21
Uitspraak : 22 juni 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 22 oktober 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-197761-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter ter zake van ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 1) en ‘diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking’ (feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Door de raadsvrouw van de verdachte is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het bestreden vonnis en met de gronden waarop dit berust, met uitzondering van de kwalificaties van het bewezenverklaarde. In zoverre zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd.
In hetgeen door de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht
strekkende tot oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf ziet het hof geen aanleiding om tot een andere strafoplegging te komen dan de politierechter heeft gedaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde van het onder feit 1 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het bewezenverklaarde van het onder feit 2 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend ten aanzien van de kwalificatie van de bewezenverklaarde feiten en doet in zoverre opnieuw recht:
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor vermeld;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. R. Lonterman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen, griffier,
en op 22 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. R. Lonterman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.