[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [adres 1] .
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
- ‘diefstal’ (feit 1 onder parketnummer 02-018027-20),
- ‘bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen ontstaat’ (feit 1 subsidiair onder parketnummer 02-019936-20),
- ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’ (feit 2 onder parketnummer
- ‘eenvoudige belediging terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’ (feit 3 onder parketnummer 02-019936-20),
- ‘handelen in strijd met art. 26 lid 1 WWM, strafbaar gesteld bij art. 55 lid 1 van de WWM’ (feit 4 onder parketnummer 02-019936-20),
- ‘het in het besloten lokaal wederrechtelijk binnendringen’ (feit 1 onder parketnummer 02-207924-20),
- ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen’ (feit 2 onder parketnummer 02-207924-20) en
- ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 1 onder parketnummer 02-236480-20)
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Voorts is de tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke straf in de zaak met parketnummer
02-220157-18 gelast. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] is integraal toegewezen tot het bedrag van € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
21 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] is eveneens integraal toegewezen tot het bedrag van € 150,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. In beide gevallen is de verdachte ook veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partijen.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 02-019936-20 en de verdachte ter zake van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde met parketnummer 02-019936-20, het onder feit 2, 3 en 4 tenlastegelegde met parketnummer 02-019936-20, het tenlastegelegde met parketnummer 02-018027-20, het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde met parketnummer 02-207924-20 en het tenlastegelegde met parketnummer 02-236480-20 zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] is geconcludeerd tot toewijzing daarvan. Ten slotte is door de advocaat-generaal de gevangenneming van de verdachte gevorderd.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder parketnummer 02-019936-20 feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde en van het onder parketnummer 02-019936-20 feit 4 tenlastegelegde. Ten aanzien van de overige tenlastegelegde feiten refereert de verdediging zich aan het oordeel van het hof. Voorts heeft de raadsman verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren in verband met de bepleite vrijspraak. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Ten slotte is een straftoemetingsverweer gevoerd, in die zin dat wordt verzocht een werkstraf in combinatie met een flinke voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden (zoals verbonden aan een recente schorsing van de inbewaringstelling van de verdachte uit anderen hoofde) op te leggen. De raadsman heeft voorts verzocht dat in geval van toewijzing van de vordering gevangenneming ook direct de schorsing daarvan zal worden bevolen.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 02-018027-20:
hij op of omstreeks 20 januari 2020 te Tilburg meerdere huishoudelijke artikelen, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [bedrijf 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 02-019936-20 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 21 januari 2020 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] en/of bewoners van de [opvang] (aan [adres 2] ) en/of een of meer andere perso(o)n(en) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een auto op/tegen een pui, muur en/of ruit is ingereden/aangereden terwijl er zich achter deze pui, muur en/of ruit personen bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 januari 2020 te Tilburg [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] en/of bewoners van de [opvang] (aan [adres 2] ) en/of een of meer andere perso(o)n(en) heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
door met een auto op/tegen een pui, muur en/of ruit in/aan te rijden, terwijl er zich achter deze pui, muur en/of ruit een of meer perso(o)n(en) bevonden;
2.
hij op of omstreeks 22 januari 2020 te Tilburg, althans in Nederland, een ambtenaar, te weten [benadeelde 2] (brigadier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde 2] (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen
- " jij bent de mijne, ik ga jou opzoeken en ik maak je kapot, jij gaat eraan, ik maak je dood" en/of
- " jou ga ik niet vergeten, jij bent de mijne, ik zoek je thuis op en klim door je raam naar binnen. Ik snijd je ogen uit en ik maak je kapot. Ik ben steigerbouwer dus ik klim via je dak thuis naar binnen. Ik maak je vader en moeder dood. Ik zit dan wel geboeid maar ik trap je dadelijk helemaal in elkaar vuile tyfuslijer" en/of
- " ik snijd je ogen uit en ik laat je deze zelf opeten" en/of
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 22 januari 2020 te Tilburg opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde 2] (brigadier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant), en/of een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (brigadier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant), en/of een ambtenaar, te weten [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening in hun tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd door hen de woorden toe te voegen: "pannenkoeken, mongolen, kanker(...)", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 22 januari 2020 te Tilburg een wapen van categorie II, onder 5, van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
Zaak met parketnummer 02-207924-20 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 15 augustus 2020 te Tilburg in het besloten lokaal, de [bedrijf 2] op [adres 3] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van
4 augustus 2020 schriftelijk de toegang tot die [bedrijf 2] ontzegd voor de duur van 1 jaar;
2.
hij op of omstreeks 15 augustus 2020 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een winkelmandje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de [bedrijf 2] , toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Zaak met parketnummer 02-236480-20 (gevoegd):
hij op of omstreeks 20 september 2020 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,4 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 39,75 milliliter, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende Gamma Hydroxy Boterzuur, zijnde amfetamine en/of Gamma Hydroxy Boterzuur (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging zware mishandeling, zoals ten laste is gelegd in de zaak met parketnummer
02-019936-20 onder feit 1 primair.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat het bewijs ervoor tekortschiet dat de verdachte zich aan het primair tenlastegelegde schuldig heeft gemaakt. Het hof zal de verdachte om die reden daarvan vrijspreken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-018027-20 en in de zaak met parketnummer 02-019936-20 onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 02-207924-20 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 02-236480-20 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 02-018027-20:
hij op 20 januari 2020 te Tilburg meerdere artikelen die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan [bedrijf 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 02-019936-20 (gevoegd):
1. subsidiair
hij op 21 januari 2020 te Tilburg [benadeelde 1] en [benadeelde 3] en bewoners van de [opvang] (aan [adres 2] ) en een of meer andere perso(o)n(en) heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen ontstaat, en
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en
door met een auto op een pui, muur en ruit in te rijden, terwijl er zich achter deze pui, muur en ruit personen bevonden;
2.
hij op 22 januari 2020 te Tilburg een ambtenaar, te weten [benadeelde 2] (brigadier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [benadeelde 2] (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen
- " jij bent de mijne, ik ga jou opzoeken en ik maak je kapot, jij gaat eraan, ik maak je dood" en
- " jou ga ik niet vergeten, jij bent de mijne, ik zoek je thuis op en klim door je raam naar binnen. Ik snijd je ogen uit en ik maak je kapot. Ik ben steigerbouwer dus ik klim via je dak thuis naar binnen. Ik maak je vader en moeder dood. Ik zit dan wel geboeid maar ik trap je dadelijk helemaal in elkaar vuile tyfuslijer" en
- " ik snijd je ogen uit en ik laat je deze zelf opeten" en
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op 22 januari 2020 te Tilburg opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde 2] (brigadier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant), en een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (brigadier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant), en een ambtenaar, te weten [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening in hun tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd door hen de woorden toe te voegen: "pannenkoeken, mongolen, kanker", althans woorden van gelijke beledigende aard en strekking;
4.
hij op 22 januari 2020 te Tilburg een wapen van categorie II, onder 5, van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
Zaak met parketnummer 02-207924-20 (gevoegd):
1.
hij op 15 augustus 2020 te Tilburg in het besloten lokaal, de [bedrijf 2] op [adres 3] , wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, de toegang tot die [bedrijf 2] ontzegd voor de duur van 1 jaar;
2.
hij op 15 augustus 2020 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een winkelmandje dat geheel aan een ander, te weten aan de [bedrijf 2] , toebehoorde, heeft vernield;
Zaak met parketnummer 02-236480-20 (gevoegd):
hij op 20 september 2020 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,4 gram van een materiaal bevattende amfetamine en ongeveer 39,75 milliliter van een materiaal bevattende Gamma Hydroxy Boterzuur, zijnde amfetamine en Gamma Hydroxy Boterzuur (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Algemeen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair onder parketnummer 02-019936-20
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat het opzet van de verdachte ontbreekt, omdat het nooit zijn intentie is geweest om opzettelijk tegen het raam van [opvang] te rijden. Het is volgens de verdediging meer aannemelijk dat het feit per ongeluk is gebeurd door een mogelijke fout bij het schakelen van de auto. Voorts heeft getuige [getuige 2] een verklaring gegeven over de gebeurtenis van die dag en daaruit volgt niet dat de verdachte bewust tegen het gebouw is aangereden.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Getuige [benadeelde 3] heeft verklaard dat hij op 21 januari 2020 in de woonkamer van het wooncomplex [opvang] aan [adres 2] te Tilburg aanwezig was. Getuige [benadeelde 3] zag een donkerblauwe auto met forse snelheid aan komen rijden en stoppen voor de betonblokken, nabij het gebouw. De bestuurder van deze auto is vervolgens uitgestapt en naar de hal gelopen. In de hal zag de getuige de bestuurder boos praten met een medewerker van [opvang] . De bestuurder riep met luide en boze stem. Even later zag de getuige de bestuurder diverse malen tegen de twee deuren van de in- en uitgang trappen. Getuige [benadeelde 3] heeft verklaard dat hij de betreffende bestuurder vervolgens terug naar de donkerblauwe auto zag lopen, waarna hij de auto eerst achteruit zag rijden en vervolgens hoorde en zag dat de auto met volle vaart tegen de pui van het woonkamergedeelte aanreed, wat een behoorlijke klap gaf. Hierna zag de getuige de auto weer achteruitrijden en wegrijden.
Het hof stelt vast dat de betreffende bestuurder in de donkerblauwe auto de verdachte betreft. Het hof is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de verdachte wel degelijk opzettelijk en niet per ongeluk heeft gehandeld. Uit de verklaring van getuige [benadeelde 3] volgt immers dat de verdachte boos en agressief was en dat de auto waar de verdachte zich als bestuurder in bevond eerst achteruitreed om vervolgens met volle vaart tegen de pui van het woonkamergedeelte aan te rijden, waarna de verdachte weer achteruit is gereden en weg is gereden. Dat verdachte zich binnen boos/agressief gedroeg volgt overigens eveneens uit de verklaring van aangever [benadeelde 1] en getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Het verweer van de verdediging dat de verdachte mogelijk per ongeluk tegen de pui zou zijn aangereden vanwege een fout bij het schakelen, acht het hof derhalve niet aannemelijk. Ook het verweer van de raadsman dat getuige [getuige 2] wel heeft verklaard over de gebeurtenis van 21 januari 2020, maar dat uit die verklaring niet volgt dat de verdachte bewust tegen het gebouw is aangereden, maakt naar het oordeel van het hof niet dat hieruit kan worden afgeleid dat de verdachte niet bewust tegen het gebouw is aangereden en dat derhalve diens opzet ontbreekt.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Ten aanzien van feit 4 onder parketnummer 02-019936-20
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe is samengevat aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van het stroomstootwapen dat zich op dat moment in zijn woning bevond. Het stroomstootwapen kan zijn neergelegd door de vrouw die op dat moment eveneens in de woning van de verdachte aanwezig was.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen als hier aan de orde allereerst is vereist dat de verdachte dit wapen bewust aanwezig heeft gehad. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad.
Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat door verbalisant [benadeelde 2] in de toenmalige woning van de verdachte, gelegen op het adres [adres 4] , op 22 januari 2020 een stroomstootwapen in de vorm van een zaklamp is aangetroffen. Uit de kennisgeving van inbeslagneming volgt dat het stroomstootwapen in het zicht op een kastje in de woonkamer lag. De verklaring van de verdachte dat hij geen wetenschap had dat het stroomstootwapen daar lag dan wel dat het stroomwapen daar door een ander zou zijn neergelegd, is naar het oordeel van het hof onwaarschijnlijk en wordt als ongeloofwaardig terzijde geschoven. Daarbij stelt het hof voorop de algemene ervaringsregel dat de bewoner van een woning, behoudens aanwijzingen van het tegendeel, geacht moet worden weet te hebben van hetgeen zich in zijn woning bevindt. De verdachte woonde en verbleef op dat moment in zijn woning en de door hem gestelde toedracht houdt niet meer in dan een vage bewering die erop neerkomt dat dit wapen kort voor de komst van de politie buiten medeweten van de verdachte om in zijn woning in het zicht op een kastje in zijn woonkamer door iemand zou moeten zijn neergelegd. Zoals overwogen, die bewering is niet waarschijnlijk, noch aannemelijk. Gelet op dit alles staat voor het hof genoegzaam vast dat het niet anders kan dan dat de verdachte het wapen bewust aanwezig heeft gehad en dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-018027-20 bewezenverklaarde levert op: