ECLI:NL:GHSHE:2022:2066

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
20-001458-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor eenvoudige belediging aan ambtenaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte op 31 mei 2021 was veroordeeld voor eenvoudige belediging van een ambtenaar. De politierechter had de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 dagen opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren, en de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen gelast. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit voor bepaalde onderdelen van de tenlastelegging en verzocht om een taakstraf of geldboete in plaats van een gevangenisstraf. Het hof heeft het bewijs en de motivering van de strafoplegging herzien en aangevuld, waarbij het hof tot de conclusie kwam dat de uitingen van de verdachte in de gegeven context als beledigend konden worden aangemerkt.

Het hof heeft uiteindelijk het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de aangebrachte aanvullingen en overwegingen. De beslissing is op 13 juni 2022 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier. Het hof heeft geoordeeld dat de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen de verdachte er niet van hebben weerhouden opnieuw een strafbaar feit te begaan, en heeft daarom de voorwaardelijke gevangenisstraf passend geacht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001458-21
Uitspraak : 13 juni 2022
TEGENSPRAAK (ex. art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 31 mei 2021 in de strafzaak met parketnummer 02-064825-21 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen onder parketnummers 02-204511-18, 02-008211-20 en 02-820956-17, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de politierechter de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen met parketnummers 02-204511-18, 02-008211-20 en 02-820956-17 gelast.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de onderdelen ‘pannenkoeken’ en ‘befgebaar’, zoals opgenomen in de tenlastelegging. Voor het overige refereert de raadsman zich aan het oordeel van het hof. Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd, in die zin dat wordt verzocht tot oplegging van een taakstraf of geldboete, al dan niet in de voorwaardelijke vorm. Ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging refereert de raadsman zich eveneens aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met aanvulling van de gronden, op na te melden wijze.
In de eerste plaats zal het hof de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen aanvullen, waarbij het hof de verwijzing naar het aantal doorgenummerde pagina’s van het eindproces-verbaal ‘doorgenummerd van 1 tot en met 66’ aanmerkt als een kennelijke verschrijving nu het dossier slechts 16 pagina’s telt, waarvan 12 doorgenummerd. Daarvoor in de plaats leest het hof derhalve de verwijzing naar de pagina’s in het einddossier verbeterd als ‘doorgenummerd van 1 tot en met 12’.
Tevens ziet het hof aanleiding de bewijsmotivering aan te vullen gelet op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde is gekomen.
Het hof acht het ten slotte aangewezen om de motivering van de strafoplegging aan te vullen.
Aanvulling bewijsmiddelen
Het hof ziet aanleiding om het door de politierechter gebezigde bewijsmiddel, te weten een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 8 maart 2021, aan te vullen door na ‘tussen zijn vingers maakte.’ in te voegen:
‘Ons, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , is het bekend dat hiermee ‘beffen’ wordt bedoeld. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vroeg aan de jongen of hij het normaal vond om dit naar de politie te doen. Wij, verbalisanten, hoorden dat de jongen zei dat hij dit heel normaal vond en dat hij dit altijd doet.’
Voorts ziet het hof aanleiding om na ‘dat wij pannenkoeken waren.’ in te voegen:
‘Wij hoorden dat [verdachte] naar willekeurige omstanders riep dat ze moesten komen kijken wat voor ‘pannenkoeken’ hier aan het werk waren.’
Ten slotte voegt het hof na ‘pisvlekken en pannenkoeken waren.’ in:
‘Verdachte vertoonde bovenstaand gedrag op het fietspad van de Nieuw Vlissingseweg. Dit fietspad was ten tijde van het incident een fietspad met veel weggebruikers. Ten tijde van de beledigingen fietsten er diverse mensen langs.’
Aanvulling bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de onderdelen ‘pannenkoeken’ en ‘befgebaar’. Daartoe is samengevat aangevoerd dat het uiten van het woord ‘pannenkoek’ en het maken van een ‘befgebaar’ in de context zoals in onderhavige zaak aan de orde is niet als beledigend kunnen worden aangemerkt.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Van voormelde uitingen (in woord en gebaar) kan worden gesteld dat deze op zichzelf in het algemeen niet zonder meer beledigend zijn, maar dat het afhangt van de context waarin deze uitingen zijn gedaan of van een of meer beledigingen sprake is. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte naar willekeurige omstanders heeft geroepen dat ze moesten komen kijken wat voor ‘pannenkoeken’ hier aan het werk waren, daarbij doelend op verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] die beiden als zodanig in functie bezig waren. Door deze verbalisanten wordt voorts beschreven dat het incident plaatsvond op een fietspad met veel weggebruikers waar ten tijde van deze uitingen door verdachte diverse mensen langsfietsten. Beide verbalisanten voelden zich in hun goede naam en eer aangetast door de uitingen van de verdachte. Het hof is gelet op deze feiten en omstandigheden, anders dan de raadsman, van oordeel dat het uiten van het woord ‘pannenkoeken’ en het maken van een ‘befgebaar’ in een zodanige context heeft plaatsgevonden dat deze uitingen als beledigend kunnen worden aangemerkt. Het hof verwerpt dan ook het verweer van de raadsman dienaangaande.
Aanvulling overwegingen inzake op te leggen sanctie
De verdediging heeft verzocht tot oplegging van een taakstraf of geldboete, al dan niet in de voorwaardelijke vorm.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Aan de verdachte zijn voorafgaand aan het bewezenverklaarde een drietal voorwaardelijke taakstraffen opgelegd. Die voorwaardelijke taakstraffen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te begaan. Het hof rekent dit de verdachte aan en acht derhalve een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals opgelegd door de politierechter, als stok achter de deur passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp, griffier,
en op 13 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Hilverda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.