ECLI:NL:GHSHE:2022:2065

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
20-001749-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1994 en thans verblijvende in P.I. Haaglanden, was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en witwassen. Het hof heeft het beroep van de verdachte behandeld na een eerdere veroordeling tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, en heeft de inbeslaggenomen gelden en verdovende middelen verbeurd verklaard.

Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, maar met een zwaardere straf. De raadsvrouw van de verdachte voerde verweer tegen de strafmaat. Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk aanwezig had van cocaïne en zich schuldig had gemaakt aan witwassen van een geldbedrag van € 970. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte.

De beslissing is gebaseerd op de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft ook de verbeurdverklaring van het geldbedrag en de onttrekking van de verdovende middelen aan het verkeer bevolen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact van drugshandel en witwassen op de samenleving.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001749-20
Uitspraak : 13 juni 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 28 juli 2020, in de strafzaak met parketnummer 02-221869-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1994,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Haaglanden, PPC te 's-Gravenhage.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’(feit 1) en ‘witwassen’(feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag verbeurdverklaard en zijn de verdovende middelen onttrokken aan het verkeer verklaard.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand, subsidiair conform de straf als opgelegd door de politierechter.
De raadsvrouw van de verdachte heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 juli 2019 te Putte, gemeente Woensdrecht, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 11,5 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 6 juli 2019 te Putte, gemeente Woensdrecht, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal € 970, althans enig geldbedrag,
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat dat/die geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 6 juli 2019 te Putte, gemeente Woensdrecht, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 11,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 6 juli 2019 te Putte, gemeente Woensdrecht, een geldbedrag van in totaal € 970 voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

witwassen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht tot oplegging van een geheel voorwaardelijke straf met algemene voorwaarden, subsidiair een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag in combinatie met een taakstraf.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat hij opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 11,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Harddrugs brengen, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers met zich mee, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Voorts is onder 2 bewezenverklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag. Witwassen is een ernstig strafbaar feit. Door witwassen wordt het plegen van criminele activiteiten bevorderd, vergemakkelijkt en in stand gehouden. De verdachte heeft met zijn handelen ervoor gezorgd dat de opbrengst van een gepleegd misdrijf aan ieders zicht werd onttrokken. Witwassen tast bovendien de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 mei 2022, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld en dat er nog een strafzaak (verdenking van brandstichting en vernieling) open staat, waarvoor de verdachte thans ook in voorarrest verblijft.
Aan de verdachte is in de vijf jaar voorafgaand aan de door hem begane feiten voor een soortgelijk feit, te weten een Opiumwet-feit, een strafbeschikking opgelegd, inhoudende een taakstraf voor de duur van 100 uren, welke straf ook door hem is verricht, zodat artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht (het taakstrafverbod) van toepassing is. Eveneens is gebleken dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof is door de raadsvrouw van de verdachte aangevoerd dat de verdachte op dit moment in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum verblijft, hij daar hulp voor zijn verslaving krijgt, onder klinische behandeling staat en dat er een omslag in het gedrag van de verdachte heeft plaatsgevonden. De verdachte is gemotiveerd om aan zijn toekomst te werken en neemt daarom ook de verantwoordelijkheid voor zijn daden.
Naar het oordeel van het hof kan - gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheid dat aan de verdachte eerder een strafbeschikking is opgelegd ter zake van een soortgelijk misdrijf - niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken passend en geboden.
Beslag
Het hierna in het dictum te noemen geldbedrag ter hoogte van € 970,00 en de 18 stuks verdovende middelen zijn onder de verdachte in beslag genomen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat het bewezenverklaarde witwasfeit met betrekking tot het geldbedrag van € 970,00 is begaan. Het hof is derhalve van oordeel dat het inbeslaggenomen geldbedrag tot een bedrag van € 970,00 vatbaar is voor verbeurdverklaring. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Voorts is uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen dat het verdovende middel cocaïne, verdeeld over 18 verpakkingen, een voorwerp betreft met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang. Derhalve zal het hof de onttrekking van deze 18 stuks verdovende middelen aan het verkeer bevelen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
970 euro (G2057756);
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
18 stuks verdovende middelen (G2057759).
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp, griffier,
en op 13 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Hilverda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.