In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2012. De ouders, die in hoger beroep zijn gekomen, hebben verzocht om de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 2 augustus 2021 te vernietigen, waarin de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van hun kind zijn verlengd. De ouders stellen dat de situatie inmiddels is verbeterd en dat er geen ontwikkelingsbedreiging meer is voor hun kind. De GI, Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, heeft echter verweer gevoerd en stelt dat de ontwikkeling van de minderjarige nog steeds bedreigd wordt en dat de ouders niet voldoen aan de voorwaarden voor een perspectiefonderzoek.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 januari 2022 zijn de ouders en de GI gehoord. De pleegmoeder, bij wie de minderjarige momenteel verblijft, is niet verschenen. Het hof heeft kennisgenomen van eerdere stukken, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg. Het hof overweegt dat de minderjarige sinds 2019 onder toezicht staat van de GI en dat de uithuisplaatsing is verlengd. De ouders hebben hun situatie verbeterd, maar het hof is van oordeel dat de ontwikkeling van de minderjarige nog steeds ernstig wordt bedreigd. De pleegmoeder biedt de noodzakelijke structuur en duidelijkheid die de minderjarige nodig heeft.
Het hof concludeert dat de wettelijke vereisten voor verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn voldaan. De ouders hebben onvoldoende aangetoond dat de situatie zodanig is verbeterd dat een terugplaatsing van de minderjarige op korte termijn mogelijk is. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de ouders af.