In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot nihilstelling van partneralimentatie voor de periode van 2007 tot 2016. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 29 april 2021 aangevochten, waarin de rechtbank had beslist dat de man, haar ex-echtgenoot, geen partneralimentatie meer verschuldigd was omdat hij over een eigen woning beschikte. De vrouw betoogde dat de man niet voldeed aan de voorwaarde van het betalen van partneralimentatie tot het moment dat hij een huurwoning betrok, en dat hij zijn verplichtingen niet was nagekomen. Het hof heeft vastgesteld dat de man in 2004 was veroordeeld tot het betalen van partneralimentatie tot het moment dat hij over een eigen huurwoning beschikte. De rechtbank had in eerdere beschikkingen ook al over de alimentatie beslist, en het hof concludeerde dat de man zijn verplichtingen niet had nagekomen. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank, maar op andere gronden dan de rechtbank had overwogen. Het hof oordeelde dat de man vanaf 1 september 2007 geen partneralimentatie meer verschuldigd was aan de vrouw, omdat hij toen over een eigen woning beschikte en woonlasten had. De beslissing van het hof houdt in dat de vrouw geen recht heeft op de gevraagde nihilstelling van de partneralimentatie voor de genoemde periode.